In deze zaak gaat het om de ontbinding van een koopovereenkomst van een tweedehandsauto tussen [appellant] en [geïntimeerde]. De verkoper, [geïntimeerde], heeft de auto op 16 oktober 2016 verkocht aan de koper, [appellant], voor een bedrag van € 6.000,-, te betalen in zes termijnen. Na een aantal maanden ontstonden er geschillen over de betaling en de staat van de auto. [geïntimeerde] heeft de koop op 30 mei 2017 ontbonden, omdat [appellant] zijn betalingsverplichtingen niet nakwam. [appellant] heeft echter gesteld dat de auto gebrekkig was en dat hij de overeenkomst om die reden had ontbonden. De situatie escaleerde verder toen [geïntimeerde] en zijn vrienden [appellant] in april 2017 overvallen, wat leidde tot een strafrechtelijke veroordeling van [geïntimeerde] voor diefstal met geweld.
In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] bevoegd was de koopovereenkomst te ontbinden, omdat [appellant] zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de auto, gezien de omstandigheden van de verkoop en de staat van de auto, niet voldeed aan de verwachtingen van de koper. Het hof heeft ook geoordeeld dat de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van de resterende koopprijs van € 5.000,- toewijsbaar was, ondanks de ernstige strafbare feiten die [geïntimeerde] had gepleegd. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij [appellant] ook werd veroordeeld tot betaling van proceskosten.