ECLI:NL:GHARL:2024:4661

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
200.328.626/01 en 200.328.628/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage en afschrift van bescheiden in verband met onroerend goed-project in Costa Rica

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 15 juli 2024, wordt een verzoek behandeld van Aprisco B.V., Magda Plateau Holding N.V. en Missy N.V. om inzage en afschrift van diverse bescheiden op grond van artikel 843a Rv. Dit verzoek is gerelateerd aan een onroerend goed-project in Costa Rica, waarover de gerekwestreerde het beheer heeft gevoerd. De aanleiding voor het verzoek is de afwaardering van het project en de geldstromen die daarmee verband houden. Het hof heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 8 en 3 Rv en dat artikel 843a Rv van toepassing is. Het verzoek is in beginsel toewijsbaar, maar partijen moeten zich nader uitlaten over de wijze van inzage, met name of inkadering aan de hand van zoektermen vereist of wenselijk is. De zaak heeft internationale aspecten, en de betrokken partijen hebben eerder hoger beroep ingesteld tegen beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft de zaken gevoegd behandeld en zal een definitieve beslissing aanhouden in afwachting van verdere uitlatingen van partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummers gerechtshof 200.328.626 en 200.328.628/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/139172 / HA RK 22-4)
beschikking van 15 juli 2024
in de zaken van

1.Aprisco B.V.,

die is gevestigd in Assen,
2. Magda Plateau Holding N.V.,
die is gevestigd in Willemstad,

3. Missy N.V.,

die is gevestigd in Willemstad,
die hoger beroep hebben ingesteld in de zaak met nummer 200.328.628/01,
en bij de rechtbank optraden als verzoekers,
hierna samen:
Aprisco c.s.en ieder afzonderlijk
Aprisco, MPHen
Missy,
advocaat: mr. J.W.P.M. van der Velden te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] (Argentinië),
die hoger beroep heeft ingesteld in de zaak met nummer 200.328.626/01,
en bij de rechtbank optrad als verweerder,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J.M.K.P. Cornegoor te Haarlem.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[geïntimeerde] heeft op 19 juni 2023 hoger beroep ingesteld tegen beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 2 mei 2022 en 21 maart 2023. Aprisco c.s. heeft op 20 juni 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van 21 maart 2023. Beide partijen hebben een verweerschrift ingediend, en Aprisco c.s. nog een akte met een productie. Het hof heeft de zaken gevoegd behandeld op de zitting van 18 april 2024. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd een beslissing te geven.

2.De kern van de zaak

2.1
In deze zaak vraagt Aprisco c.s. op grond van artikel 843a Rv om een veroordeling van [geïntimeerde] tot het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van diverse bescheiden over een project in Costa Rica. Dat verzoek heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
Sinds 2000 ontwikkelt Aprisco het zogenoemde Nativa-project in Costa Rica door middel van vennootschappen die zijn gelieerd aan haar of haar uiteindelijke aandeelhouders. Onder het Nativa-project wordt de projectontwikkeling verstaan van 105,87 hectare grond in Tárcoles (Costa Rica). Missy en MPH zijn (klein)dochtervennootschappen van Aprisco.
2.3
Sinds 2001 beheert en ontwikkelt [geïntimeerde] in Costa Rica het Nativa-project. Hij ontvangt voor deze werkzaamheden vergoedingen van Aprisco en van de aan Aprisco gelieerde vennootschappen. De heer [naam1] , die in 2002 statutair-directeur/bestuurder van Aprisco is geworden, is aanspreekpunt voor [geïntimeerde] geweest.
2.4
Trustmoore is een trustkantoor van Aprisco's dochtermaatschappijen Missy en MPH. Missy werd bestuurd door het trustkantoor Trustmoore. Op 10 februari 2022, na het door Aprisco c.s. gelegde bewijsbeslag, is Trustmoore ontslagen als bestuurder van Missy en MPH.
2.5
In 2003/2004 is [geïntimeerde] benoemd tot enig bestuurder van Nativa Mariposa Morpho S.A. (hierna: Nativa Mariposa ), een dochtervennootschap van Missy die was gevestigd te Costa Rica en daar haar ondernemingsactiviteiten uitoefende. Naast [geïntimeerde] was ook [naam2] , directeur van Trustmoore, sinds december 2009 bestuurder van Nativa Mariposa.
2.6
In 2018 werden de aandelen in het kapitaal van Missy gehouden door MPH. Missy hield de aandelen in het kapitaal van Nativa Mariposa en haar zustervennootschap Nativa Development & Construction SA. In een overzicht van Aprisco c.s. is de aandeelhoudersstructuur uit die tijd als volgt weergegeven.
2.7
In 2018/2019 is [naam1] ontslagen als bestuurder van Aprisco. De heer [naam3] heeft hem opgevolgd. Vervolgens heeft [naam4] in december 2019 [naam3] opgevolgd.
2.8
Op 14 november 2019 hebben [geïntimeerde] enerzijds en Aprisco, Missy, Magda en Nativa Mariposa anderzijds een vaststellingsovereenkomst gesloten (een VSO) waarin afspraken zijn gemaakt over vorderingen en vergoedingen die [geïntimeerde] nog zou moeten ontvangen. In die overeenkomst staat dat [geïntimeerde] recht heeft op een nabetaling indien het Nativa-resort voor meer dan USD 15 miljoen wordt verkocht en dat op de VSO Nederlands recht van toepassing is. In een forumkeuzebeding is bepaald dat een geschil tussen partijen in eerste instantie exclusief zal worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Assen.
2.9
Nativa Mariposa is op 25 maart 2020 gefuseerd met Missy, waarbij Missy de verkrijgende vennootschap was. [geïntimeerde] was op het moment van de fusie nog steeds bestuurder van Nativa Mariposa. Het Nativa-project wordt momenteel gehouden door Missy.
2.1
Op 7 februari 2022 heeft Aprisco de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof gevraagd tot het leggen van bewijsbeslag bij. Op 8 februari 2022 is dat beslag toegestaan. Op 9 februari 2022 heeft Aprisco het bewijsbeslag laten leggen.
2.11
De VSO is door Aprisco vernietigd met de brief van 9 februari 2022 van mr. Van der Velden. Nadien hebben Aprisco c.s. de VSO op 29 augustus 2022 de vernietiging bevestigd, met dien verstande dat die geen betrekking heeft op het forumkeuzebeding.
2.12
Het door de rechtbank beoordeelde verzoek van Aprisco c.s. luidde, enigszins verkort weergegeven, als volgt:
“I. [geïntimeerde] te gelasten inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken aan Aprisco c.s. van de volgende bescheiden uit de periode 2001-2022, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking:
a. a) alle bescheiden, waaronder correspondentie, tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks-)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen die betrekking hebben op:
- i) ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed in Costa Rica, waaronder in het bijzonder van vastgoed gelegen in het (district) Tarcoles, (kanton) Garabito, (provincie) Puntarenas, Costa Rica, al dan niet aangeduid als (onderdeel van) Nativa (resort);
- ii) de bestaande en voormalige entiteiten, die direct of indirect eigenaar zijn of waren van (delen van) het Nativa project, waaronder in ieder geval:
- Missy N.V.
- Magda Plateau Holding N.V.
- Fillmore ltd.
- Nativa Mariposa Morpho S.A.
- Floris Aachen Private Foundation
- Private Foundation BSNG
- Ovbema Private foundation c.q. Ovbema Private foundation
- Huayna Capac Foundation
- Manco Capac foundation
- Mayta Capac foundation- Locum N.V.
- Lomas de Carrara
- Central Pacific Ventures
- Nativa development & Construction
- Nativa Rana Dorada
b) alle correspondentie (waaronder ook tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.)) (inclusief de onderliggende en meegezonden stukken) gevoerd met personen die direct of indirect een rol hebben gespeeld bij de ontwikkeling, het beheer, de verwerving, vervreemding en de bezwaring van het voornoemde vastgoed in Costa Rica, waaronder in het bijzonder:
( i) Trustmoore, waaronder de volgende medewerkers:
medewerker (…)
ii) Secure Title Costa Rica (STCR) (trustkantoor)
iii) TMF Group Costa Rica (trustkantoor)
iv) EY, Ernst & Young, zowel in Costa Rica als in Nederland, in het bijzonder de volgende medewerkers (5,6,7)
v) notarissen in Costa Rica (in aanvulling op genoemde medewerkers EY):
(medewerker 8)
(vi) Aprisco
in het bijzonder [naam]
(vii) vaste adviseurs en zakelijke dienstverleners Aprisco, waaronder:
[notaris] (notaris van Aprisco)
[advocaat] (advocaat van Aprisco) - [notaris 2] (voormalig notaris van Aprisco)
c) alle e-mails en overige bestanden die toegankelijk zijn via de e-mailadressen: [xx] @gmail.com, [verweerder] @ [xx] .com, andere mailadressen in het domein @ [xx] .com, [xx] @gmail.com, [xx] @gmail.com
de fysieke administratie die EY in 2021 aan [geïntimeerde] heeft afgegeven, zoals gespecificeerd in productie 26 en 27;
II. te bepalen dat aan de onder I. vermelde verplichting uitvoering zal worden gegeven op de volgende wijze:
[geïntimeerde] verschaft zelf inzage en afschrift door - al dan niet digitale - kopieën te verstrekken. Dit betreft zowel de bescheiden waarvan een kopie in gerechtelijke bewaring is genomen, als de overige bescheiden waarover [geïntimeerde] beschikt. Aan die verplichting moet een dwangmiddel zijn verbonden dat een voldoende prikkel tot nakoming oplevert;
een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder vergelijkt de door [geïntimeerde] verstrekte bescheiden met de bescheiden die in gerechtelijke bewaring worden gehouden. Daarbij komt de deurwaarder een ruime beoordelingsmarge toe. De deurwaarder stelt een proces-verbaal op van zijn bevindingen;
als de deurwaarder bij de onder b genoemde vergelijking vaststelt dat een of meer bescheiden die in gerechtelijke bewaring worden gehouden niet door [geïntimeerde] zijn verstrekt, terwijl die bescheiden naar het redelijke oordeel van de deurwaarder wel hadden moeten worden verstrekt onder de reikwijdte van de beschikking worden de in bewaring gegeven gegevensdragers met daarop kopie van alle bescheiden afgegeven aan de advocaten van Aprisco c.s.. die tot nadere selectie overgaan van de bescheiden die vallen onder de reikwijdte van de beschikking. Uitsluitend die selectie zal worden afgegeven aan Aprisco c.s.
worden eventueel dwangmiddelen ingezet om nakoming door [geïntimeerde] te bevorderen.
III. te gelasten dat [geïntimeerde] een dwangsom verbeurt (…);
IV. te bepalen dat als [geïntimeerde] niet voldoet aan de onder I. vermelde last, de beschikking uitvoerbaar is bij lijfsdwang (…) ;
V. [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten en nakosten van deze procedure en van het bewijsbeslag, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VI. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren”.
2.13
De rechtbank heeft, na de tussenbeslissing van 2 mei 2022 over onder meer de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, deze verzoeken in de eindbeschikking van 21 maart 2023 beperkt toegewezen. De beslissing luidt:
“5.1 veroordeelt [geïntimeerde] om binnen zes weken na betekening van deze beschikking aan Aprisco c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van alle in zijn bezit zijnde bescheiden vanuit Missy vanaf 25 maart 2020 en vanuit Nativa Mariposa Morpho en Nativa D&C uit de periode 2001-2022, waaronder correspondentie, tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks-)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen die betrekking hebben op:
(i) ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project;
5.2
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen zes weken na betekening van deze beschikking aan Aprisco c.s. c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van alle in zijn bezit zijnde correspondentie (waaronder ook tekstberichten (sms, WhatsApp e.d.) (inclusief de onderliggende en meegezonden stukken) uit de periode 2001-2022 gevoerd met TMF Group Costa Rica (trustkantoor), die direct of indirect een rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling, het beheer, de verwerving, vervreemding en bezwaring van het Nativa-project;
5.3
veroordeelt [geïntimeerde] om binnen zes weken na betekening van deze beschikking aan Aprisco c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van de in zijn bezit zijnde fysieke administratie die EY aan [verweerder] zou hebben afgegeven, zoals gespecificeerd in productie 26 en 27 (aan de zijde van Aprisco c.s.);
5.4
bepaalt dat aan de onder 5.1, 5.2 en 5.3. vermelde veroordelingen op de volgende wijze uitvoering zal worden gegeven:
a. [geïntimeerde] verschaft inzage en afschrift door - al dan niet digitale - kopieën te verstrekken aan een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder, voor zover deze stukken niet in gerechtelijke bewaring zijn genomen. De deurwaarder zal controleren of de door [verweerder] afgedragen stukken overeenkomen met de stukken als genoemd onder 5.1, 5.2 en 5.3 van deze beschikking. Van zijn bevindingen maakt de deurwaarder vervolgens een proces-verbaal op.
b. De bescheiden die in gerechtelijke bewaring zijn genomen dienen rechtstreeks te worden afgedragen aan een door Aprisco c.s. ingeschakelde deurwaarder die, zo nodig bijgestaan door een ICT-deskundige, inzage neemt in de stukken. De deurwaarder zal vervolgens kijken welke stukken die vallen onder 5.1, 5.2 en 5.3 van deze beschikking aanwezig zijn en aan Aprisco c.s. kunnen worden verstrekt en zal hiertoe overgaan. De deurwaarder stelt een proces-verbaal op van zijn bevindingen.
c. Mocht de deurwaarder na uitvoering van hetgeen onder a en b staat opgenomen tot de conclusie komen dat een deel van de stukken als genoemd in 5.1, 5.2 en 5.3 niet zijn verstrekt dan dient de deurwaarder in een proces-verbaal van bevindingen concreet en duidelijk melding te maken welke stukken in strijd met de beslissing in deze beschikking niet zijn verstrekt.
5.5
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.(…).”
2.14
Verder zijn de verzoeken afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep van Aprisco c.s. is dat de afgewezen verzoeken alsnog worden toegewezen. [geïntimeerde] wil dat het hof uitspreekt dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft om over het verzoek te oordelen en dat de verzoeken alsnog integraal worden afgewezen.

3.Het beoordeling van het hof

Inleiding
3.1
Het hof heeft de zaken vanwege hun verknochtheid en overeenkomstig het verzoek daartoe van Aprisco c.s. op grond van artikel 285 lid 2 Rv gevoegd behandeld.
3.2
Het hof zal over een aantal onderwerpen al een oordeel geven, maar een definitieve beslissing in de beide hoger beroepen aanhouden in afwachting van een uitlating van partijen. Dat wordt hierna uitgelegd. De bezwaren (grieven) van partijen zullen daarbij thematisch worden behandeld.
Rechtsmacht
3.3
De rechtbank heeft de rechtsmacht van de Nederlandse rechter gebaseerd op artikel 3 Rv. [geïntimeerde] komt daartegen op. De rechtsmacht van de Nederlandse rechter (de rechtbank in Assen) kan volgens hem niet worden gebaseerd op artikel 3 Rv of artikel 8 Rv, ook niet nu het forumkeuzebeding in de VSO inhoudt dat daaruit voortvloeiende geschillen door de rechtbank in Assen worden beslecht. Hetzelfde geldt in zijn ogen voor artikel 10 Rv in verbinding met artikel 767 Rv, als uitvloeisel van het gelegde bewijsbeslag.
3.4
Het hof verwerpt deze grieven van [geïntimeerde] . De VSO bevat in art 7 lid 5 immers een forumkeuzebeding. Weliswaar is die VSO door Aprisco c.s. op grond van wilsgebreken vernietigd, maar niet in discussie is dat dit beding desalniettemin zijn gelding heeft behouden. Het geschil over de geldigheid van de VSO en het beroep op dwaling/bedrog dat aan de vernietiging ten grondslag is gelegd, moet dan ook op grond van dat forumkeuzebeding door de Nederlandse rechter worden beoordeeld. De overeenkomst moet zo worden uitgelegd dat hetzelfde geldt voor zover het beroep op 843a Rv ertoe strekt daartoe bewijs te verzamelen. De forumkeuze strekt zich aldus ook uit over dergelijke bewijsverrichtingen. Dat betekent dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 Rv rechtsmacht heeft.
3.5
Die rechtsmacht kan ook worden gebaseerd op artikel 3 Rv. Het hof onderschrijft wat de rechtbank daarover heeft overwogen in de bestreden beschikkingen. Aprisco is een verzoekende partij die is gevestigd in Nederland. Dat maakt dat de Nederlandse rechter in ieder geval rechtsmacht heeft wat betreft de verzoeken van Aprisco. Die rechtsmacht strekt zich daarmee ook uit over de verzoeken van Missy en MPH, hoewel die niet in Nederland zijn gevestigd. Geen steun in het recht is te vinden voor het standpunt van [geïntimeerde] dat eerst het verzoek van Aprisco inhoudelijk moet worden beoordeeld voordat wordt toegekomen aan de beoordeling van de rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken van MPH en Missy;
eerstmoet worden beslist of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en pas daarna is ruimte voor een inhoudelijke beoordeling van die verzoeken.
toepasselijkheid 843a Rv
3.6
Het hof verwerpt de stelling van [geïntimeerde] dat artikel 843a Rv toepassing mist, omdat de rechtsbetrekking tussen Aprisco, MPH en Missy niet wordt beheerst door Nederlands recht, maar door het recht van Costa Rica. Gesteld al dat dit standpunt over het toepasselijke recht juist is, dan neemt dat nog niet weg dat artikel 843a Rv ook kan worden toegepast. Wat dat aangaat is er geen relevant onderscheid tussen een exhibitievordering in een incident in een hoofdzaak en een soortgelijk verzoek in een afzonderlijke verzoekschriftprocedure. De vraag of artikel 843a kan worden toegepast, is een bewijsrechtelijke vraag van formele aard. Dergelijke vragen worden beantwoord aan de hand van Nederlands procesrecht. Bij de verdere beoordeling zal hiervan worden uitgegaan.
3.7
Het hof voegt hier aan toe dat voor toewijsbaarheid van de vordering niet noodzakelijk is dat over de rechtsbetrekking waaromtrent afschrift van bescheiden wordt verlangd een procedure aanhangig is of naar verwachting zal worden gemaakt, dan wel dat een zodanige procedure, indien deze aanhangig zou worden gemaakt, in Nederland zal worden gevoerd. [1]
3.8
De vraag of artikel 843a Rv in dit geval ook ruimte biedt voor een vordering die is gebaseerd op enige verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording (bijvoorbeeld uit hoofde van een door Aprisco c.s. gestelde overeenkomst van opdracht met [geïntimeerde] ) of op een eigendomsrecht van Missy (revindicatie) laat het hof onbesproken. Als die mogelijkheid al zou bestaan, dan zou dat namelijk hoe dan ook geen ruimte bieden voor een verdergaande toewijzing van het gevorderde.
Is aan de vereisten voor toewijzing van het verzoek voldaan?
3.9
De rechtbank heeft in de eindbeschikking in rechtsoverweging 4.4. de maatstaven geformuleerd waaraan een verzoek op grond van artikel 843a Rv. moet worden getoetst. Daartegen is als zodanig door partijen geen bezwaar gemaakt, zodat het hof daarvan ook uitgaat. Dat betekent dat voor toewijzing van het verzoek van Aprisco c.s. is vereist dat zij een rechtmatig belang heeft bij de inzage en het afschrift, dat het gaat om bepaalde bescheiden (gegevens) en dat die gegevens betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarin Aprisco c.s. partij is. Anders gezegd: art. 843a Rv geeft de mogelijkheid om van iemand anders inzage in documenten te vragen, of zelfs een kopie of uittreksel. Er kan echter niet willekeurig worden gevraagd om gegevens die interessant zouden kunnen zijn. De wet stelt de volgende eisen en regels:
- de verzoeker moet met de ander een juridische relatie hebben;
- hij moet belang hebben bij die gegevens voor zijn bewijslevering in een conflict met die ander;
- het moet gaan om specifieke gegevens die de verzoeker niet heeft, maar de ander wel.
De verzoeker heeft geen recht op deze gegevens als op een andere manier net zo goed bewijs kan worden geleverd of als de ander een goede, gewichtige, reden heeft om te weigeren.
Rechtsbetrekking
3.1
De op grond van artikel 843a Rv vereiste rechtsbetrekking is in beginsel al gegeven met de VSO, die is gesloten tussen alle betrokken partijen, en het beroep op vernietiging daarvan door Aprisco c.s. Die geeft mogelijk recht op een vordering uit onverschuldigde betaling. In het licht van de hierna te noemen feiten en omstandigheden en wat tot dusver aan bewijs in het geding is gebracht, is die vordering - en mogelijk een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatig handelen - voldoende aannemelijk. De mogelijkheid dat Aprisco c.s. schade heeft geleden als gevolg van handelingen van [geïntimeerde] , is door hem als zodanig niet voldoende gemotiveerd weersproken. Het hof tekent hierbij aan dat voor toewijzing van een 843a-verzoek het bestaan van een rechtsbetrekking nog niet in rechte hoeft vast te staan; de van [geïntimeerde] gevraagde inzage in of afgifte van bescheiden kan er juist toe dienen een beter zicht te krijgen op het bestaan, de inhoud en de omvang van een rechtsbetrekking en de juridische grondslag voor een vordering. Indien echter niet voldoende aannemelijk is, op basis van het al beschikbare bewijsmateriaal, in het licht van de gegeven feiten en omstandigheden, dat een rechtsbetrekking bestaat zal in het algemeen ook geen voldoende, rechtmatig, belang bij afgifte of inzage in gegevens bestaan. Dat doet zich hier niet voor. Integendeel. De rechtsbetrekking en het belang bij gegevens dienaangaande zijn in dit stadium voldoende aannemelijk gemaakt [2] . Het hof baseert dat op de volgende feiten en omstandigheden, die door Aprisco c.s. zijn gesteld en die door [geïntimeerde] zijn erkend, althans onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden – een en ander in onderling verband en samenhang bezien.
3.11
In 2017 is het getaxeerd op USD 47 miljoen. Uit de jaarrekening van Missy van 2018 volgt dat het project is afgewaardeerd naar circa USD 9 miljoen. Verder staat het volgende vast.
3.12
[geïntimeerde] heeft vanaf 2010 vanuit Nativa Mariposa ruim USD 4 miljoen aan zichzelf overgemaakt. In september 2011 heeft Nativa Mariposa een appartement verkocht voor USD 185.000,-. In oktober 2011 heeft Nativa Mariposa een appartement voor USD 220.000,- verkocht. In 2016 heeft [geïntimeerde] een appartement in het complex (nummer 38) verkocht voor USD 500.000, ruim vier maal minder dan de taxatiewaarde. Hij heeft ook een appartement verkocht aan de toenmalige notaris van Aprisco voor USD 145.202,18. Ook zijn in 2016 en 2017 andere appartementen door [geïntimeerde] verkocht. Diverse appartementen zijn onder de marktwaarde verkocht.
Een aantal van deze door [geïntimeerde] namens Nativa Mariposa verkochte onroerende zaken is door de kopers betaald met ‘cashiers cheques’ (aan toonder). In zoverre is de geldstroom bij deze transacties ondoorzichtig. Een ander deel is direct betaald op een door [geïntimeerde] opgegeven bankrekening. In beide gevallen is onduidelijk of de koopprijs aan Nativa Mariposa ten goede is gekomen. Deels is in ieder geval inmiddels zelfs gebleken dat aan Nativa Mariposa toekomende koopprijzen voor verkochte onroerende zaken op de privérekeningen van [geïntimeerde] zijn overgemaakt – waaronder een Zwitserse rekening. Welke vorderingen Houwelingen daarmee meende te kunnen verrekenen, is niet toegelicht.
Onbetwist is verder dat in de loop der jaren, vanaf 2010, via honderden overboekingen miljoenen dollars, telkens onder de vage vermelding ‘devolucion’, op de privérekening van [geïntimeerde] zijn gestort, althans niet ter beschikking van Nativa Mariposa zijn gekomen. Dat dit is gebeurd ter verrekening met vorderingen van hemzelf op Nativa Mariposa, is – opnieuw - onvoldoende feitelijk onderbouwd: [geïntimeerde] heeft geen stukken in het geding gebracht waaruit de oorsprong, het verloop en het bestaan van zijn vorderingen valt af te leiden en hoe zich een en ander verhoudt tot de VSO uit 2019, waarin juist een regeling voor zijn kennelijk toen bestaande vorderingen is getroffen. Hij heeft zich voor de verrekening beroepen op een verklaring van de toenmalige bestuurder van Aprisco, [naam1] , maar die zegt zich slechts twee mogelijke verrekeningen te kunnen herinneren. Voor de veelheid aan overboekingen en het bedrag dat daarmee gemoeid was, biedt dat geen verklaring. Nadere onderbouwing is ook niet gegeven. Daar komt het volgende bij.
3.13
Ten tijde van de fusie van Nativa Mariposa met Missy is gebleken dat de zustervennootschap van Nativa en Nativa Mariposa, Nativa Development & Construction (hierna: Nativa D&C), uit de geschetste structuur van de Aprisco-groep was verdwenen. Aprisco c.s. heeft in februari 2021 ontdekt dat [geïntimeerde] in 2017 de aandelen van Nativa D&C heeft verkregen. Volgens het handelsregister van Costa Rica was [geïntimeerde] vanaf 4 maart 2021 bestuurder van Nativa D&C.
Hij heeft zich deze aandelen nagenoeg om niet toegeëigend. De verklaring voor de geringe tegenprestatie voor die verkrijging - het zou gaan om een lege vennootschap en dus, zo begrijpt het hof, om aandelen zonder noemenswaardige waarde - is door Aprisco c.s. gemotiveerd weerlegd. [geïntimeerde] heeft niet bestreden dat op het moment van verkrijging geen sprake was van een lege vennootschap: in 2017 beschikte die vennootschap over onroerend goed dat na de verkrijging van de aandelen door [geïntimeerde] is verkocht. Die verkrijging van aandelen is bovendien tot stand gebracht buiten Missy om, hoewel die partij de aandeelhoudster was, met kennelijk met medewerking van Trustmoore.
De verklaring van [naam1] moet bovendien worden bezien in het licht van de omstandigheid dat tussen [geïntimeerde] en [naam1] diverse financiële verhoudingen bestaan die vragen oproepen over de aard en achtergrond daarvan. Het betreft onder meer de opbrengst van de verkoop van auto’s van [geïntimeerde] door [naam1] , kosten voor schilderwerk aan zijn huis, uitgaven voor kleding van [naam1] , de auto van zijn moeder enzovoort. Aprisco c.s. heeft daarvan diverse voorbeelden gegeven in haar beroepsschrift, en die zijn door [geïntimeerde] evenmin gemotiveerd bestreden. Bepaald niet uit sluiten valt dat gelden van Nativa Mariposa tussen [geïntimeerde] en [naam1] zijn verdeeld en dat dit tot benadeling van Nativa Mariposa en Aprisco c.s. heeft geleid.
[geïntimeerde] en [naam1] hebben er kennelijk bewust voor gekozen om over het Nativa-project te corresponderen via privé-mailadressen en niet via de e-mail van Nativa Mariposa, zonder dat daarvoor een goede reden is aangevoerd. Het heeft er daardoor alle schijn van dat die correspondentie op die wijze bewust buiten het zicht van Nativa Mariposa en daarmee van Aprisco c.s. is gehouden.
3.14
Het bewijsbelang van Aprisco c.s. is met deze feiten en omstandigheden gegeven. Dat rechtvaardigt in beginsel de gevraagde voorziening. Wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd, leidt er niet toe dat het verzoek integraal moet worden afgewezen.
3.15
Het belang van Missy bij inzage en afgifte van de dossiers van haar administratie, zoals die zijn gespecificeerd in producties 26 (met name de bijlage daarbij) en 27 is verder gegeven met het feit dat zij niet beschikt over een digitale variant daarvan. [geïntimeerde] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij de beschikking over die dossiers heeft gekregen.
Reikwijdte en wijze van inzage
3.16
Het hof ziet in de onderliggende feiten en omstandigheden aanleiding het verzoek in tijd te beperken wat betreft de periode waarop de bescheiden betrekking moeten hebben, aldus dat het alleen hoeft te gaan om bescheiden vanaf 1 januari 2010. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat [geïntimeerde] zich daarvoor al ten koste van Aprisco c.s./Nativa Mariposa heeft verrijkt door middel van verkoop van onroerend goed uit het project-Nativa of dat Aprisco c.s. anderszins een rechtmatig belang heeft bij inzage of afgifte in bescheiden van voor dat jaar. Het door Aprisco gelegde bewijsbeslag is ook zo goed als geheel gebaseerd op onregelmatigheden (door Aprisco bestempeld als fraude) en hof is van oordeel dat een inzagevordering na een bewijsbeslag wat betreft de rechtsbetrekking en de in dat kader verlangde bescheiden in het verlengde moet liggen van de grondslag van het gelegde bewijsbeslag. Een ruimere toewijzing stuit hoe dan ook af op het ontbreken van voldoende concrete onderbouwing van een rechtmatig belang en de constatering dat de gevraagde bescheiden te onbepaald zijn. Daardoor heeft het verzoek in zoverre het karakter van een visexpeditie met een sleepnet.
3.17
Het hof acht het belang van Aprisco c.s. bij inzage en afschrift van correspondentie met Trustmoore, Secure Title Costa Rica (STCR), TMF Group Costa Rica, [naam1] en EY Costa Rica in hoger beroep voldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij gaat het om correspondentie die [geïntimeerde]
namensMissy en Nativa Mariposa heeft gevoerd. In zoverre is aanleiding voor verduidelijking van de beschikking van de rechtbank, waar die in het dictum heeft opgenomen dat het gaat om bescheiden
vanuitMissy en Nativa Mariposa.
3.18
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat met toewijzing van het verzoek ook inzage wordt gegeven in zijn privécorrespondentie. Voor zover daarvan sprake is, is dat het gevolg van zijn eigen keuze om voor zakelijke berichten van privémails gebruik te maken. Aan toewijzing staat het daarom niet in de weg. Verder heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat het verstrekken van de bescheiden heel bewerkelijk is. Ook dat is echter op zich geen reden voor afwijzing van het verzoek.
3.19
Het hof is daarom van oordeel dat [geïntimeerde] gehouden is om inzage of afschrift (kopieën) te verstrekken aan Aprisco c.s. van alle in zijn bezit zijnde bescheiden vanaf 1 januari 2010, waaronder begrepen:
- correspondentie, ook e-mails en bestanden die toegankelijk zijn via de e-mailadressen nativaresort@gmail.com, Kerst@nativaresort.com, nativaoperations@gmail.com, nativaboard@gmail.com en nativaresort@hotmail.com, die hij namens Missy en Nativa Mariposa heeft gevoerd met medewerkers van Trustmoore, STCR, TMF Group Costa Rica EY Costa Rica en [naam1]
- tekstberichten (SMS, WhatsApp e.d.), mediabestanden, financiële overzichten, bankafschriften, facturen, (gespreks)verslagen, rapporten, akten, notities, memoranda, agenda's en berekeningen,
alles voor zover die betrekking hebben op, maar ook beperkt tot, de ontwikkeling, beheer, verwerving, vervreemding en bezwaring van vastgoed met betrekking tot het Nativa-project;
en om aan Aprisco c.s. inzage en afschrift (kopieën) te verstrekken van de in zijn bezit zijnde fysieke administratie die EY aan [geïntimeerde] zou hebben afgegeven, zoals gespecificeerd in productie 26 (met bijlage) en 27 (aan de zijde van Aprisco c.s.);
3.2
Aprisco c.s. hebben een suggestie gedaan over de wijze waarop [geïntimeerde] inzage dient te geven, namelijk door kopieën te verstrekken aan een deurwaarder die vervolgens zal beoordelen of daarmee aan de beschikking is voldaan en die inzage zal nemen in de in bewijsbeslag genomen stukken. Aangezien zij dat tot dusver niet hebben gedaan ziet het hof aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte, eerst Aprisco c.s. en daarna [geïntimeerde] , nader gemotiveerd uit te laten, of en zo ja aan de hand van welke zoektermen de deurwaarder de vergelijking van de af te geven stukken c.q. de stukken waarin inzage moet worden gegeven moet maken, mede met het oog op de bepaalbaarheid daarvan. In afwachting daarvan zal het hof verdere beslissingen aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
stelt Aprisco c.s. in de gelegenheid zich uiterlijk 4 weken na deze beschikking bij akte uit te laten als bedoeld in 3.20 en stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid om uiterlijk 4 weken daarna een antwoordakte te nemen;
4.2
houdt verdere beslissingen aan;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. Smit, M.W. Zandbergen en M. Wolters, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.

Voetnoten

2.HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251 (Semtex)