Uitspraak
en bij de rechtbank optrad als verweerder en verzoeker in het tegenverzoek,
1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep
- het beroepschrift (met producties)
- het verweerschrift (met producties).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [de werknemer] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 20 december 2023. De werknemer, die sinds 10 mei 2022 als internationaal chauffeur bij [de werkgever] in dienst was, heeft zijn arbeidsovereenkomst op 6 februari 2023 mondeling opgezegd. Er ontstond een geschil over de betaling van achterstallig loon en de vraag of de werkgever aan haar betalingsverplichtingen had voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet de juiste opzegtermijn in acht had genomen en dat de werkgever recht had op een gefixeerde schadevergoeding. De werknemer was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om toekenning van het achterstallige loon en de wettelijke verhoging over de ingehouden bedragen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2024 heeft het hof de standpunten van beide partijen gehoord. Het hof heeft geoordeeld dat de werknemer recht heeft op de wettelijke verhoging over het door de kantonrechter vastgestelde achterstallige loon, maar heeft de overige verzoeken van de werknemer afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, behalve de afwijzing van de wettelijke verhoging, die is vernietigd. De werkgever is veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging over het achterstallige loon, terwijl de werknemer in de proceskosten is veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de werkgever om de cao na te leven en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. Het hof heeft de argumenten van de werknemer met betrekking tot de ingehouden bedragen verworpen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De beslissing van het hof is op 15 juli 2024 openbaar uitgesproken.