ECLI:NL:GHARL:2024:4211

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
24 juni 2024
Zaaknummer
23/2672
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot beperkte kennisneming in belastingzaak

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 18 juni 2024, wordt het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming van bepaalde stukken in een belastingzaak beoordeeld. De zaak betreft een informatiebeschikking die door de Inspecteur van de Belastingdienst is afgegeven aan belanghebbende in verband met buitenlandse vermogensbestanddelen. Belanghebbende heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend bij de rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.

De Inspecteur heeft in het kader van het hoger beroep een beroep gedaan op geheimhouding van bepaalde stukken, waarbij hij zich beroept op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het Hof heeft kennisgenomen van het gehele procesdossier en de (ongeschoonde) 8:29-stukken. Het Hof overweegt dat de Inspecteur gewichtige redenen moet aanvoeren voor de geheimhouding en dat deze redenen aanzienlijk zwaarder moeten wegen dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van de stukken.

Het Hof heeft geoordeeld dat de privacy van ambtenaren en derden, alsook de effectiviteit van de controle- en behandelstrategie van de Belastingdienst, gewichtige redenen vormen voor beperkte kennisneming. Het Hof wijst het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming van bepaalde gegevens toe, maar wijst het verzoek af voor andere gegevens die al openbaar zijn gemaakt. De beslissing benadrukt het belang van transparantie in belastingprocedures, terwijl tegelijkertijd de privacy van betrokkenen wordt gewaarborgd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2672
uitspraakdatum: 18 juni 2024
Beslissing van de vijfde meervoudige belastingkamer (geheimhoudingskamer)
op het verzoek op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Den Haag(hierna: de Inspecteur)
in het geding tussen de Inspecteur en
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 september 2023, nummer AWB 21/540, ECLI:NL:RBGEL:2023:5216.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij brief van 7 september 2020 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) afgegeven in verband met buitenlandse vermogensbestanddelen (hierna: de informatiebeschikking).
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de informatiebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De geheimhoudingskamer van de Rechtbank heeft in een beslissing van 14 maart 2022 beslist dat de door de Inspecteur bij de Rechtbank verzochte beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. Belanghebbende heeft de Rechtbank geen toestemming gegeven om mede op die stukken uitspraak te doen, als bedoeld in artikel 8:29, lid 5, van de Awb. De Rechtbank heeft in de uitspraak van 19 september 2023 het beroep ongegrond verklaard en heeft belanghebbende een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden, gegeven om de in de informatiebeschikking gevraagde informatie aan verweerder over te leggen.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend met datum 28 oktober en 20 november 2023. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij met betrekking tot een deel van de aan het Hof overgelegde stukken een beroep op beperkte kennisneming gedaan als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb (hierna: de 8:29-stukken). De Inspecteur heeft in een gesloten enveloppe een ongeschoonde versie van de 8:29-stukken aan het Hof overgelegd.
1.5.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend met datum 29 januari 2024.
1.6.
Bij brief van 12 februari 2024 heeft het Hof belanghebbende gevraagd of hij de behandelend kamer toestemming verleent om kennis te nemen van de 8:29-stukken. Belanghebbende heeft daarvoor geen toestemming verleend.
1.7.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend met datum 4 maart, 6 maart, 17 maart, 1 april en 4 april 2024. In zijn stukken van 6 maart heeft belanghebbende verzocht om de zaak te laten behandelen door het gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek is afgewezen.
1.8.
In zijn nader stuk van 1 april 2024 heeft belanghebbende het Hof verzocht om uitstel van de zitting van de geheimhoudingskamer. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen. In zijn brief van 4 april 2024 heeft belanghebbende het Hof bericht dat hij ter zitting zal verschijnen.
1.9.
Het beroep op beperkte kennisneming is ter zitting van het Hof behandeld op 18 april 2024. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door zijn echtgenote [de echtgenote] , alsmede, namens de Inspecteur [naam1] , bijgestaan door [naam2] . Ter zitting is de zaak met toestemming van partijen gelijktijdig behandeld met het beroep van de Inspecteur op geheimhouding in het hoger beroep van [de echtgenote] met zaaknummer BK-ARN 23/2673. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
1.10.
Met datum 8 mei 2024 heeft de Inspecteur, zoals ter zitting is afgesproken, in een nader stuk kenbaar gemaakt welke passages de Inspecteur alsnog vrijgeeft en voor welke passages de Inspecteur daarom niet langer een beroep op geheimhouding doet. Dit nader stuk is aan de gedingstukken toegevoegd en bij deze uitspraak gevoegd. Aangezien de Inspecteur het beroep op geheimhouding in het nader stuk heeft beperkt ten opzichte van waar ter zitting van werd uitgegaan, beslist de geheimhoudingskamer – zoals ter zitting aangekondigd – zonder nadere mondelinge behandeling.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is, en was in de jaren 2008 tot en met 2018 waarop de informatiebeschikking betrekking heeft, woonachtig in Nederland en gehuwd met [de echtgenote] (hierna: de echtgenote).
2.2.
Op 30 september 2016 heeft de Belastingdienst/Central Liaison Office (B/CLO) spontaan informatie ontvangen uit Duitsland over Nederlandse ingezetenen die een rekening aanhielden bij [de bank] in Luxemburg (hierna: [de bank] ).
2.3.
De Inspecteur heeft de echtgenote op 5 augustus 2019 naar aanleiding van de ontvangen informatie een verzoek om informatie gestuurd met betrekking tot een of meerdere in het buitenland aangehouden bankrekeningen:
“Geachte mevrouw [de echtgenote] ,
De Belastingdienst doet onderzoek naar burgers die in Nederland belastingplichtig zijn (geweest) waarvan ik vermoed dat ze buitenlands vermogen hebben of hebben gehad en die dit vermogen en de (eventuele) opbrengst daarvan mogelijk niet hebben aangegeven in hun aangiften inkomstenbelasting.
Waar gaat het om?
De Belastingdienst krijgt steeds vaker de beschikking over uit het buitenland afkomstige financiële gegevens van Nederlandse belastingplichtigen. De Belastingdienst controleert of deze belastingplichtigen aan de Nederlandse belastingplicht hebben voldaan. Het totale vermogen (zowel in Nederland als in het buitenland) is van belang voor de aangiften inkomstenbelasting.
De Belastingdienst heeft informatie ontvangen over een/of meerdere rekening(en) van u en/of uw eventuele fiscale partner in het buitenland. Het betreft:
Bank: [de bank] ( [de bank] )
Tenaamstelling: [nummer1]
Land: Luxemburg
Verklaring verificatie buitenlands vermogen
Ik verzoek u om de bijgevoegde Verklaring verificatie buitenlands vermogen vóór 20 augustus 2019 aan mij toe te sturen. Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 47, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In artikel 49 AWR staat dat u de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moet verstrekken op de aangegeven wijze (verplicht gebruik Verklaring verificatie buitenlands vermogen) en binnen de gestelde termijn.
(…).”
2.4.
Bij brief van 26 november 2019 aan belanghebbende en de echtgenote heeft de Inspecteur vermeld dat hij als hij de gevraagde informatie niet vóór 11 december 2019 heeft ontvangen, een informatiebeschikking op grond van artikel 52 AWR zal opstellen.
2.5.
Belanghebbende en de echtgenote hebben geen verklaring verificatie buitenlands vermogen verstrekt.
2.6.
Bij brief van 20 april 2020 heeft de voor fiscale inlichtinguitwisseling bevoegde autoriteit in Luxemburg, stukken aan de Inspecteur verstrekt over bankrekeningen bij [de bank] . De namen van belanghebbende en de echtgenote komen in deze stukken voor.
2.7.
Bij brief met dagtekening 3 juni 2020 aan de toenmalige advocaat heeft de Inspecteur bevestigd dat informatie is ontvangen van [de bank] . In diezelfde brief heeft de Inspecteur vragen gesteld en informatie verzocht.
2.8.
Bij brief van 29 juni 2020 heeft de Inspecteur belanghebbende dezelfde vragen gesteld en dezelfde informatie verzocht als hij in de brief van 3 juni 2020 al had gedaan. In de brief staat dat als de gevraagde informatie niet voor 14 juli 2020 wordt ontvangen, een informatiebeschikking zal worden afgegeven.
2.9.
Belanghebbende heeft de gevraagde informatie niet verstrekt. Met dagtekening 7 september 2020 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de informatiebeschikking afgegeven.
2.10.
Belanghebbende heeft sinds het verzoek om informatie meerdere klachten ingediend tegen verschillende medewerkers van de Belastingdienst. Onder meer omdat belanghebbende van mening is dat het, gelet op de gezondheidstoestand van de echtgenote, misdadig is om haar lastig te vallen met brieven. Hij heeft een griffier van rechtbank Midden-Nederland beticht van corruptie. In maart 2024 heeft belanghebbende aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie tegen de behandelend medewerker van de Belastingdienst wegens “valse schriftelijke verklaringen” in het verweerschrift in hoger beroep in de onderhavige procedure en tegen andere ‘beledigende medewerkers’.

3.Strekking en reikwijdte van het verzoek tot geheimhouding

3.1.
Het beroep van de Inspecteur op geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 Awb betreft een zogenoemd beroep op beperkte kennisneming. Dit houdt in dat de hoofdkamer die de zaak inhoudelijk gaat behandelen van de Inspecteur wel kennis mag nemen van de passages die volgens de tussenbeslissing van de geheimhoudingskamer van het Hof geheim mogen blijven, maar dat belanghebbende daarvan geen kennis mag nemen.
3.2.
In het nader stuk van 8 mei 2024 heeft de Inspecteur een overzicht opgenomen van de passages uit het Memo Aandachtspunten projecten Verhuld Vermogen, versienummer 7 met datum 14 februari 2020 (hierna: het Memo) waarvoor de Inspecteur niet langer een beroep doet op beperkte kennisneming. Het betreft de volgende passages die de Inspecteur in het nader stuk openbaar heeft gemaakt:
  • de tekst van de kopjes 7.7.3 (“Nader onderzoek naar familieleden”), 9.5.1 (“Verlengde navorderingstermijn”) en 14.2.1 (“Codering in het invorderingssysteem”) in de inhoudsopgave
  • de tekst op p. 24 onder “8.2 Winst uit onderneming/ROW/inkomsten vennootschap”
  • de tekst op p. 27 onder “8.5 Vermogen van vennootschappen”
  • de tekst op p. 79 onder “14.2 Samenwerking heffing en invordering”
  • de tekst op p. 80 onder “14.2.3 Belangrijke signalen voor de invordering”
3.3.
Van de geheimhoudingskamer wordt ten aanzien van delen van de 8:29-stukken een beslissing op het verzoek tot geheimhouding verlangd. Het gaat daarbij om weggelakte passages uit de volgende bijlagen bij het verweerschrift in eerste aanleg:
- bijlage 8: Verzoek aan CLO
Deze bijlage is een twee pagina’s tellende e-mail van 5 december 2019 over een informatieverzoek over belanghebbende en de echtgenote aan [de bank] . Daarin zijn weggelakt twee namen van Nederlandse ambtenaren van de Belastingdienst en een e-mailadres.
- bijlage 16: Logboek Luxemburgse info
Deze bijlage is een ongeveer vijftig pagina’s tellend intern logboek van de Belastingdienst met betrekking tot belanghebbende en de echtgenote, waarin notities over de voortgang, contactmomenten tussen belanghebbende en de Belastingdienst en interne gedachte-uitwisselingen in de periode 5 augustus 2019 tot en met 1 oktober 2020 zijn vastgelegd. De Inspecteur heeft hierin namen, e-mailadressen en functies van Nederlandse ambtenaren weggelakt. Daarnaast zijn enkele passages weggelakt met de omschrijving “persoonlijke opvattingen/vrije meningsvorming/juridische advisering en afstemming”.
- bijlage 19: Reactie CLO
Dit betreft de ruim honderd pagina’s tellende reactie (inclusief bijlagen) van 20 april 2020 van de voor fiscale inlichtinguitwisseling bevoegde autoriteit in Luxemburg aan de Belastingdienst op het informatieverzoek over belanghebbende en de echtgenote. De Inspecteur heeft namen, handtekeningen en contactgegevens van een buitenlandse ambtenaar en van medewerkers van [de bank] weggelakt, alsmede namen van Nederlandse ambtenaren.
- bijlage 39: “memo Luxemburgse info [de bank]
Deze bijlage is een twee pagina’s tellend intern memo van de Belastingdienst genaamd “Memo Project Luxemburgse informatie ( [de bank] ) - Op de zaak betrekking hebbende projectstukken” van 12 december 2018. De Inspecteur heeft daarin namen en contactgegevens van Nederlandse ambtenaren weggelakt en die weglakkingen voorzien van een aanduiding NN, gevolgd door een uniek nummer.
- bijlage 40: Memo Plan van Aanpak Luxemburgse info
Het betreft een (inclusief bijlage) 9 pagina’s tellend intern memo van de Belastingdienst van 14 augustus 2017 genaamd “memo Plan van aanpak Luxemburgse info”. De Inspecteur heeft hierin namen en contactgegevens van Nederlandse ambtenaren geanonimiseerd en heeft deze voorzien van een aanduiding NN, gevolgd door een uniek nummer. Verder heeft hij één passage weggelakt met als redenen C1 en C3: het belang van de Belastingdienst bij een effectieve controle en controle- en/of behandelstrategie en bij het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen.
- bijlage 41: Memo Logboek Luxemburgse info
Deze bijlage is een intern memo van de Belastingdienst met 11 bijlagen van 2 maart 2018, getiteld “memo Logboek Luxemburgse info ( [de bank] )”. Het beslaat in totaal 31 pagina’s. De Inspecteur heeft namen, contactgegevens en functies van Nederlandse ambtenaren weggelakt, welke weglakking hij heeft voorzien van een unieke aanduiding. Daarnaast heeft hij namen van en herleidbaarheid tot derden weggelakt, evenals namen en contactgegevens van buitenlandse ambtenaren. Deze weglakkingen heeft hij voorzien van aanduiding “B” respectievelijk “A”. Tot slot heeft de Inspecteur een aantal passages weggelakt met de aanduiding “C1” (4x), “C2” (1x), en “D” (3x).
- bijlage 42: Steuerkonformitätsbescheinigung
Deze bijlage beslaat 1 pagina. De Inspecteur heeft hierin gegevens van een derde weggelakt.
- bijlage 43: Mail Spontaninformation
Dit betreft een e-mail van 3 pagina’s van 30 september 2016 waarin spontane informatie-uitwisseling door de Duitse aan de Nederlandse belastingdienst heeft plaatsgevonden (zie 2.2). Dit betreft een e-mail van 3 pagina’s. De Inspecteur heeft daarin namen en gegevens van een Nederlandse en een buitenlandse ambtenaar weggelakt.
- bijlage 44: Beschouwing CLO
Deze algemene beschouwing van het CLO van 27 maart 2018 over ‘Gegevens Luxemburgse [de bank] ’ beslaat 4 pagina’s. De beschouwing ziet niet specifiek op belanghebbende. De Inspecteur heeft namen en contactgegevens van Nederlandse ambtenaren geanonimiseerd en voorzien van een unieke aanduiding en een naam van een buitenlandse ambtenaar geanonimiseerd.
- bijlage 45: CRS - Selbstauskunft zum steuerlichen Wohnsitz Natürliche Person
Dit betreft een door een andere inwoner van Nederland (derde) aan [de bank] afgegeven woonplaatsverklaring. De Inspecteur heeft gegevens van een derde weggelakt.
- bijlage 46: Vragen CLO aan Luxemburg
Deze bijlage van 2 pagina’s bevat vragen van het CLO aan het Luxemburgse ministerie van Financiën van 8 januari 2018. De Inspecteur heeft daarin namen van een buitenlandse en Nederlandse ambtenaar en de contactgegevens en handtekening van de Nederlandse ambtenaar weggelakt.
- bijlage 47: Brief Luxemburg inzake nadere vragen
In deze 2 pagina’s tellende brief van de Luxemburgse autoriteiten d.d. 25 januari 2018 naar aanleiding van gestelde vragen heeft de Inspecteur de naam en de functie van een Nederlandse ambtenaar, de naam, de contactgegevens, een referentienummer en de handtekening van een buitenlandse ambtenaar weggelakt.
- bijlage 48: Engelstalige correspondentie
Dit betreft een brief van 1 pagina van [de bank] van 12 september 2018 gericht aan een andere belastingplichtige (een derde). Hierin heeft de Inspecteur gegevens van deze derde weggelakt.
- bijlage 49: Brief [de bank] afkortingen
Dit betreft een brief van 2 pagina’s van [de bank] van 24 oktober 2018 aan een andere belastingplichtige (een derde). De Inspecteur heeft in deze brief de gegevens van deze derde weggelakt.
- bijlage 50: het Memo
Dit betreft een intern memo van de Belastingdienst dat bestaat uit 89 pagina’s (zie 3.2), waarin ten aanzien van verschillende rekeningprojecten binnen het programma Verhuld Vermogen aandachtspunten zijn opgenomen over de gehanteerde onderzoeksmethode en interne werkwijze. Daarbij worden enkele praktische suggesties gedaan voor bepaalde situaties. Het Memo bevat geen gegevens van belanghebbende. De Inspecteur heeft hierin onder de noemer ‘privacy van individuele of groepen ambtenaren’ gegevens weggelakt op de pagina’s 1, 12, 19, 22, 23 en 39. Met het argument ‘effectieve controle- en behandelstrategie’ heeft hij passages weggelakt op de pagina’s 2, 3, 10, 16, 17, 20, 21, 23, 27, 30, 31, 37, 38, 57, 79, 81, 82, 83, 84, 86, 87, 88 en 89. Tot slot heeft hij in het Memo tekst weggelakt onder de noemer ‘persoonlijke opvattingen/vrije meningsvorming/juridische advisering en afstemming’ op de pagina’s 38, 39, 80, 82, 83, 84, 86, 87, 88 en 89. Hoofdstuk 14 met titel ‘Invordering’ beslaat de pagina’s 78 tot en met 89 van het Memo.

4.Overwegingen

4.1.
Het Hof stelt voorop dat hij kennis heeft genomen van het gehele procesdossier en van de (ongeschoonde) 8:29-stukken.
Geheimhouding - kader
4.2.
Bij de toepassing van artikel 8:29 van de Awb moet de rechter de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten. Slechts indien de door een inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen gewichtig zijn en aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van een belanghebbende bij kennisneming van de op de zaak betrekking hebbende stukken, is geheimhouding gerechtvaardigd. Hierbij moet het Hof ook toetsen of de stukken waarvan geheimhouding wordt gevraagd van significant belang zijn voor de beoordeling van de zaak door de hoofdkamer. Tot slot zij opgemerkt dat de omstandigheid dat op grond van de Wet openbaarheid overheid (hierna: WOO) bepaalde stukken niet openbaar hoeven te worden gemaakt, niet betekent dat daarmee ook beperkte kennisneming gerechtvaardigd is. [1] Artikel 8:29, lid 2, Awb houdt immers slechts een ondergrens in: gewichtige redenen zijn in ieder geval niet aanwezig als de informatie ingevolge de WOO verstrekt zou moeten worden.
Reeds bekend gemaakte gegevens
4.3.
De Inspecteur kan niet met succes een beroep doen op beperkte kennisneming van gegevens die al bekend zijn gemaakt.
4.4.
Ten aanzien van de kopjes 7.7.3, 9.5.1 en 14.2.1 in de inhoudsopgave van het Memo beroept de Inspecteur zich niet langer op beperkte kennisneming (zie 3.2). Naar oordeel van het Hof is het beroep op beperkte kennisneming van deze zelfde kopjes in de hoofdtekst op pagina 20, 38 respectievelijk 79 van het Memo daarom niet gerechtvaardigd.
4.5.
Naar aanleiding van een geheimhoudingsbeslissing van gerechtshof Den Haag heeft de inspecteur in die procedure in het Memo op pagina 1 de tekst “Klankbordgroep Verhuld Vermogen” onder het kopje “auteurs” en op pagina 10 de tekst “2.4.6 Debet- en creditcards” alsnog vrijgegeven. [2] Aangezien deze gegevens door die vrijgave al openbaar zijn en de Inspecteur geen argumenten heeft aangevoerd waarom daarover in deze procedure anders moet worden gedacht, moet het verzoek van de Inspecteur om beperkte kennisneming van deze gegevens worden afgewezen.
Privacy van individuele of groepen ambtenaren (A)
4.6.
De Inspecteur heeft in de onder 3.4 vermelde bijlagen 8, 16, 19, 39, 40, 41, 43, 44, 46, 47 en 50 persoonsnamen, andere persoonlijke (identiteits)gegevens, directe e-mailadressen, telefoonnummers danwel e-mailadressen van belastingambtenaren die bij belanghebbende nog niet bekend zijn weggelakt. In de bijlagen 39, 40, 41, 43, 44, 46, 47 en 50 heeft de Inspecteur de weglakkingen van Nederlandse belastingambtenaren voorzien van de aanduiding “NN” gevolgd door een nummer. De NN-nummers corresponderen met een door de Inspecteur bij de ongeschoonde stukken overgelegde lijst met namen van belastingambtenaren. De weggelakte gegevens van buitenlandse ambtenaren zijn in laatstgenoemde bijlagen voorzien van de aanduiding “A”.
4.7.
In het verzoek tot beperkte kennisneming van deze gegevens heeft de Inspecteur als gewichtige reden aangevoerd dat de privacy van deze personen prevaleert boven het belang van belanghebbende om deze gegevens openbaar te maken. De Inspecteur stelt dat deze lijn wordt gevolgd in de diverse andere geheimhoudingstussenuitspraken in het kader van de diverse projecten ten aanzien van vermogen in het buitenland. Ter zitting heeft de Inspecteur het verzoek geconcretiseerd door te stellen dat in dit geval sprake is van een risico dat samenhangt met de persoon van belanghebbende en dat zich dit uit in vele klachten en aangiften van belanghebbende tegen belastingambtenaren. Dit levert volgens de Inspecteur een gewichtige reden op om de namen van de ambtenaren niet bekend te maken. De Inspecteur licht toe dat de Nederlandse ambtenaren veelal wel individualiseerbaar zijn doordat in een groot deel van de stukken aan iedere ambtenaar een uniek nummer is toegekend, zodat belanghebbende de individuele ambtenaar kan volgen. Voorts stelt de Inspecteur ter onderbouwing dat ook in het kader van de WOO het geheimhouden van namen van ambtenaren gerechtvaardigd is.
4.8.
Het Hof stelt voorop dat bescherming van privacy een gewichtige reden kan zijn om persoonsgegevens van ambtenaren, zoals namen, e-mailadressen, telefoonnummers en faxnummers, geheim te houden. De enkele omstandigheid dat het om persoonsgegevens gaat is echter onvoldoende voor het oordeel dat er gewichtige redenen zijn om deze gegevens weg te lakken. [3] Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat de ambtenaren in een publieke functie betrokken zijn geweest bij het opstellen of ontvangen van de 8:29-stukken. Gelet op hetgeen hiervoor in 4.2 is overwogen, kan de enkele stelling dat de gegevens op grond van de WOO geheim mogen blijven de Inspecteur niet baten. De Inspecteur heeft gemotiveerd waarom het in dit specifieke geval nodig is om een zwaarder gewicht toe te kennen aan de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaren. De Inspecteur heeft onweersproken gesteld dat belanghebbende veel klachten heeft ingediend over en aangifte heeft gedaan tegen belastingambtenaren dan wel gerechtsambtenaren, met name in situaties zonder enige reële grond omdat er geen rechtstreeks of inhoudelijk contact was. Dit volgt naar oordeel van het Hof ook uit de stukken van het geding. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur daarmee aannemelijk heeft gemaakt dat er gewichtige redenen zijn voor beperkte kennisneming van deze gegevens.
4.9.
Bij de beoordeling of deze gewichtige redenen de geheimhouding van deze gegevens rechtvaardigen heeft het Hof het volgende in aanmerking genomen. De 8:29-stukken zijn, mede door de veelal aanwezige individuele duiding van de geanonimiseerde ambtenaren, ook met weglating van deze gegevens goed te volgen. Daarmee zijn deze weggelakte gegevens niet van belang voor een goede beoordeling van de rechtmatigheid van de informatiebeschikking. Belanghebbende wordt door de weglakking niet wezenlijk in zijn procesvoering belemmerd. Ter zitting heeft belanghebbende ook verklaard dat hij geen problemen heeft met het weglakken van de namen van ambtenaren, maar dat hij slechts bezwaar heeft tegen het achterhouden van – naar het Hof begrijpt – informatie over de wijze van informatievergaring en -verstrekking door de Duitse belastingdienst. Naar het oordeel van het Hof weegt het belang van geheimhouding van deze gegevens daarom onder deze omstandigheden aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming ervan. De beperkte kennisneming van deze weggelakte gegevens in de in 4.6 genoemde bijlagen is daarom gerechtvaardigd.
Privacy van derden (B)
4.10.
De Inspecteur heeft in de onder 3.4 vermelde bijlagen 19, 41, 42, 45, 48, en 49 namen van derden danwel gegevens die herleidbaar zijn tot derden weggelakt. Het gaat onder meer over namen, (e-mail)adressen, telefoon- en faxnummers, burgerservicenummers, rekeningnummers, saldo-informatie, van andere belastingplichtigen en namen en handtekeningen van adviseurs en bankmedewerkers. De Inspecteur heeft deze weglakkingen veelal voorzien van de aanduiding “B”.
4.11.
De Inspecteur stelt zich in de motivering van zijn verzoek om beperkte kennisneming van deze gegevens op het standpunt dat onder meer uit de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de AWR volgt dat de privacy van derden dient te worden gewaarborgd. Openbaarmaking van deze gegevens van derden zou er volgens de Inspecteur toe kunnen leiden dat derden door belanghebbende, gemachtigde of andere belanghebbenden of gemachtigden in dit project zouden kunnen worden benaderd, bijvoorbeeld met het doel vragen te stellen omtrent hun belastingheffing of hun rekeninghouderschap bij een buitenlandse bank, hetgeen een ernstige inbreuk zou inhouden op hun persoonlijke levenssfeer. Hij stelt dat het belang van de privacy van derden zwaarder moet wegen dan het ontbrekende of uiterst minieme belang van belanghebbende bij het openbaar maken van deze gegevens. Voorts voert de Inspecteur aan dat in het kader van de WOO eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer een reden is om niet openbaar te maken.
4.12.
Het Hof is van oordeel dat de bescherming van privacy van derden een gewichtige reden als bedoeld in artikel 8:29 Awb vormt. De betekenis van deze weggelakte gegevens zijn naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet van belang voor een goede beoordeling van de rechtmatigheid van de informatiebeschikking door de hoofdkamer. Belanghebbende wordt door het weglakken van deze gegevens niet in zijn procesvoering belemmerd. Het belang van geheimhouding weegt daarom aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming ervan, zodat beperkte kennisneming van deze weggelakte gegevens in de in 4.10 genoemde bijlagen gerechtvaardigd is.
Effectieve controle- en behandelstrategie
4.13.
De Inspecteur heeft in de onder 3.4 vermelde memo’s (bijlagen 40, 41 en 50) passages weggelakt omdat de geheimhouding daarvan volgens de Inspecteur van belang is voor een effectieve controle en controle- en behandelstrategie. Hij heeft deze passages voorzien van een letter “C” en gespecificeerd naar C1: een effectieve controle en controle- en/of behandelstrategie, naar C2: een effectieve en efficiënte interne werkwijze, en naar C3: het voorkomen van calculerend en/of anticiperend gedrag van belastingplichtigen.
4.14.
De Inspecteur heeft toegelicht dat op diverse plaatsen in die bijlagen overwegingen van controle strategische aard staan, die niet alleen het onderhavige traject raken, maar ook andere projecten uit het programma “verhuld vermogen”. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan mogelijk nieuw te starten projecten. Indien belastingplichtigen daarvan op de hoogte raken, zouden zij daarop kunnen anticiperen en daarmee controle door de Belastingdienst frustreren en de nakoming van hun fiscale verplichtingen ontlopen. Voorts gaat het om passages waarin aanwijzingen worden gegeven over de wijze van klantbehandeling, voorschriften en tips over de toe te passen tactiek en methodiek om aangiften en verklaringen van belastingplichtigen te toetsen die breed toepasbaar zijn op vergelijkbare projecten en/of individuele gevallen. Kennis over ingeplande capaciteit zou gevolgen kunnen hebben voor de reactie op en houding van belastingplichtigen tegenover onderzoek door de Belastingdienst.
4.15.
Naar het oordeel van het Hof zijn die passages in de drie memo’s van controle-strategisch belang en vormen de door de Inspecteur genoemde argumenten (zie 4.14) gewichtige redenen voor beperkte kennisneming van die passages. Dat geldt in het Memo ook voor de daarmee verband houdende weggelakte passages in de inhoudsopgave en de weggelakte verwijzing op pagina 21 van dit memo naar een weggelakte passage op pagina 23.
4.16.
Deze aangevoerde gewichtige redenen voor beperkte kennisneming wegen naar het oordeel van het Hof aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze passages. Daarbij weegt het Hof mee dat de met “C” aangeduide weggelakte informatie in deze interne memo’s van de Belastingdienst niet van significant belang zijn, en waar het gaat om de invordering – zoals in hoofdstuk 14 van het Memo – zelfs in het geheel niet van belang zijn, voor de beoordeling door de hoofdkamer van de rechtmatigheid van de informatiebeschikking.
4.17.
Het Hof wijst het verzoek om beperkte kennisneming daarom toe voor zover het ziet op deze passages.
Persoonlijke opvattingen/vrije meningsvorming/juridische advisering en afstemming
4.18.
De Inspecteur heeft in de onder 3.4 vermelde bijlagen 16, 41 en 50 passages gezwart met de aanduiding “D”. Deze letter staat volgens de toelichting van de Inspecteur voor een categorie passages met de omschrijving persoonlijke opvattingen/vrije meningsvorming/juridische advisering en afstemming.
4.19.
De Inspecteur stelt dat de weggelakte passages persoonlijke ervaringen, beschrijvingen van feitelijke gebeurtenissen, anekdotes, (tussentijdse) aanbevelingen, meningen van individuen of groepen medewerkers zijn, en dat die ongeacht het onderwerp, niet relevant zijn voor de behandeling van een individuele zaak. Verder zijn deze passages volgens de Inspecteur veelal op te vatten als persoonlijke beleidsopvattingen die op grond van de WOO niet voor verstrekking in aanmerking komen. Daarnaast geven deze passages vaak ook inzicht in de afwegingen die door de inspecteur worden gemaakt (sterkte/zwakte-analyse) en de daar mogelijk uit voortvloeiende wijze van behandeling. Kennis hiervan kan bij belanghebbende leiden tot anticiperend en calculerend gedrag.
4.20.
Gelet op hetgeen hiervoor in 4.5 is overwogen, kan de enkele stelling dat de gegevens op grond van de WOO geheim mogen blijven de Inspecteur niet baten. Naar het oordeel van het Hof vormen de overige door de Inspecteur genoemde argumenten (zie 4.19) wel gewichtige redenen die beperkte kennisneming van de betreffende passages zouden kunnen rechtvaardigen.
4.21.
Deze door de Inspecteur aangevoerde gewichtige redenen voor beperkte kennisneming wegen naar het oordeel van het Hof aanzienlijk zwaarder dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze passages. Daarbij weegt het Hof mee dat de weggelakte passages in bijlage 41 en 50 een algemeen karakter hebben en dat uit niets volgt dat zij specifiek zien op belanghebbende. Naar oordeel van het Hof zijn de met “D” aangeduide weggelakte informatie in bijlage 41 en 50 niet van significant belang zijn, en waar het gaat om de invordering in hoofdstuk 14 van het Memo zelfs in het geheel niet van belang zijn, voor de beoordeling door de hoofdkamer van de rechtmatigheid van de informatiebeschikking. Ten aanzien van de passages in bijlage 16, die wel specifiek betrekking heeft op belanghebbende, geldt naar oordeel van het Hof dat het belang van de Inspecteur om vrijelijk van gedachten te kunnen wisselen in het kader van het onderzoek aanzienlijk zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisname van deze passages. Daarbij heeft het Hof meegewogen dat de in bijlage 16 met aanduiding “D” weggelakte passages niet van significant belang zijn voor de beoordeling door de hoofdkamer van de rechtmatigheid van de informatiebeschikking.
4.22.
Gelet op het voorgaande is beperkte kennisneming van deze met aanduiding “D” weggelakte gegevens in de in 4.18 genoemde bijlagen daarom gerechtvaardigd.
Conclusie
4.23.
Gelet op het vorenstaande wijst het Hof het verzoek met betrekking tot de in 4.4 en 4.5 genoemde weggelakte passages in het Memo af en acht het Hof het verzoek van de Inspecteur tot beperkte kennisneming voor het overige gerechtvaardigd.
Tot slot
4.24.
Het Hof stelt de Inspecteur in de gelegenheid om het Hof binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk te berichten welke gevolgen hij verbindt aan de gedeeltelijke afwijzing van het verzoek tot beperkte kennisneming. Indien de Inspecteur daarmee instemt verzoekt het Hof de Inspecteur om van de betreffende bijlage 50 (het Memo) een versie te verstrekken die aan belanghebbende mag worden verzonden. Indien de Inspecteur daarmee niet instemt kan de hoofdkamer die de zaak inhoudelijk gaat behandelen daaruit de gevolgtrekking maken die hem geraden voorkomt.
4.25.
Het Hof stelt belanghebbende in de gelegenheid binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing het Hof schriftelijk mede te delen of hij toestemming verleent, als bedoeld in artikel 8:29, lid 5, Awb, voor de beperkte kennisneming van de gegevens waarvoor het Hof het verzoek van de Inspecteur toewijst.

5.Beslissing

Het Hof:
  • bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de in 4.4 en 4.5 bedoelde gegevens niet gerechtvaardigd is, en wijst het verzoek in zoverre af,
  • bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de overige gegevens gerechtvaardigd is, en wijst het verzoek in zoverre toe,
  • stelt de Inspecteur in de gelegenheid om het Hof binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk te berichten welke gevolgen hij aan deze beslissing verbindt, en
  • stelt belanghebbende in de gelegenheid om het Hof binnen twee weken na dagtekening van deze beslissing schriftelijk te berichten of hij de hoofdkamer die de zaak inhoudelijk gaat behandelen toestemming verleent voor beperkte kennisneming van de delen waarvoor het verzoek wordt toegewezen.
Deze beslissing is gedaan door mr. M.M. Breij, voorzitter, mr. J.M.W. van de Sande en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2024.
De voorzitter is verhinderd de beslissing te ondertekenen. In haar plaats tekent mr. J.M.W. van de Sande.
De griffier, Namens de voorzitter,
(J.H. Riethorst) (J.M.W. van de Sande)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 19 juni 2024.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vgl. Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9074, r.o. 4.18.
2.Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDHA:2022:2193, r.o. 1.9.
3.Vgl. ABRvS 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:801 en Hof Arnhem-Leeuwarden 31 oktober 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9250.