In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waar hij als gedaagde in conventie en eiser in reconventie optrad. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de werf, Stichting 'de Werf', voor schade die [appellant] heeft geleden na het zinken van zijn boot, die na onderhoudswerkzaamheden door de werf is gezonken. De werf had onderhoud aan de boot verricht, maar heeft nagelaten de standpijp te inspecteren, die door corrosie is gebroken, wat heeft geleid tot het zinken van de boot. Het hof heeft vastgesteld dat de werf toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, omdat zij niet heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht en de inspectie van de standpijp heeft verzuimd. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de werf veroordeeld tot schadevergoeding aan [appellant] voor de kosten van berging en herstel van de boot, alsook de proceskosten. De werf is aansprakelijk gesteld voor de schade die voortvloeit uit haar tekortkoming in de overeenkomst. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een onderhoudsbedrijf bij het uitvoeren van werkzaamheden aan vaartuigen, met name de noodzaak om ook verborgen gebreken te inspecteren.