Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.PMW B.V., handelende onder de naam Personenvervoer Maas en Waal
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De kern van de zaak
3. De beoordeling door het hof
Op 14 juli 2021 is [appellant] als voetganger de Van Heemstraweg bij Dreumel overgestoken. Dit is een provinciale weg met ter plaatse een maximum toegestane snelheid van 80 km/u. De weg bestaat uit twee rijstroken. Op de plaats waar [appellant] is overgestoken is een oversteekplaats voor fietsers. In het midden tussen de twee rijstroken, is een van de autoweg gescheiden weggedeelte waar overstekende fietsers kunnen wachten tot het voorbijkomend verkeer gepasseerd is zodat ook de tweede rijstrook kan worden overgestoken (hierna: het middengedeelte). De Van Heemstraweg is een voorrangsweg. Dit wordt met borden langs de weg aangegeven. Voor de overstekende fietsers is dit met haaientanden op het wegdek aan het begin en op het middengedeelte van de oversteekplaats aangegeven. Weggebruikers worden met een bord in de berm gewaarschuwd voor de fietsoversteekplaats.
fout [appellant]3.6. Op grond van de hiervoor beschreven vaststaande toedracht, stelt het hof vast dat [appellant] is overgestoken op een weg waar hij geen voorrang had terwijl hij zag dat [naam2] met hoge snelheid - 80 km/u - de oversteekplaats naderde. [appellant] heeft daarmee in strijd met de verkeerwetgeving gehandeld. [appellant] heeft in hoger beroep opnieuw betwist dat de schade het gevolg is van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend. [appellant] heeft aangevoerd dat hij uit het oogcontact met [naam2] mocht afleiden dat [naam2] hem voorrang zou verlenen zodat van een fout van [appellant] geen sprake is. Dat verweer gaat niet op. Vaststaat dat de afstand tussen [appellant] en [naam2] ten tijde van het oogcontact ongeveer twintig meter was. Op die afstand is het, zo is ter zitting ook vastgesteld, niet eenvoudig om oogcontact te hebben. [appellant] heeft ook niet uitgelegd in welke zin hij uit dat oogcontact heeft mogen afleiden dat [naam2] zou stoppen. Tijdens de zitting is aan de zijde van [appellant] nader toegelicht dat uit het feit dat [appellant] voorrang had gekregen van [naam1] , [naam2] daarop het gas losliet en daarmee enige vaart minderde en [appellant] uit het oogcontact in ieder geval mocht afleiden dat [naam2] hem had gezien, [appellant] de conclusie mocht trekken dat [naam2] hem voorrang zou verlenen. Ook daarin gaat het hof niet mee. Vaststaat dat [naam2] weliswaar het gas had losgelaten maar nog steeds met een relatief hoge (toegestane) snelheid de oversteekplaats naderde. [appellant] heeft niet toegelicht dat op het moment dat hij de tweede rijbaan overstak en [naam2] de oversteekplaats op zo’n 20 meter genaderd was, het voor [naam2] gelet op de gereden snelheid nog mogelijk was de taxibus tijdig tot stilstand te brengen. [appellant] heeft niet uitgelegd waarom hij er desondanks van mocht uitgaan dat [naam2] hem (tijdig) voorrang zou verlenen. [appellant] heeft een groot risico genomen doordat hij, terwijl [naam2] op een afstand van ongeveer 20 meter was en met een relatief hoge snelheid reed, de tweede rijbaan heeft overgestoken. Dat risico heeft zich spijtig genoeg verwezenlijkt met alle ernstige gevolgen van dien. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat [appellant] niet alleen een verkeersfout heeft gemaakt maar ook gevaarlijk en verwijtbaar heeft gehandeld.
[naam2] had zoals gezegd nog meer moeten anticiperen dan hij heeft gedaan door het gas los te laten, de taxibus van de cruise control te halen en zijn voet bij de rem te zetten. Het hof weegt anders dan de rechtbank, ook mee dat [naam2] heeft gezien dat [naam1] [appellant] maar net kon ontwijken. Hij had er daarom meer op bedacht moeten zijn dat [appellant] opnieuw de verkeersregels zou kunnen schenden. Het hof stelt de vergoedingsplicht van PMW en Amlin op grond van de ernst van de fouten daarom op een iets hoger percentage, namelijk op 33 1/3 %.
Het maakt de uitkomst echter niet anders. [appellant] heeft aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is, ernstige lichamelijk en geestelijke klachten en beperkingen ondervindt als gevolg van het ongeval en voor zijn dagelijkse zorg afhankelijk is van zijn familie. Rekening houdend met deze ernstige gevolgen en het gegeven dat PMW verzekerd is, komt het hof net als de rechtbank niet op een hogere vergoedingsplicht dan de erkende 50%.