ECLI:NL:GHARL:2024:2973

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.325.752
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming van verzekeringstussenpersoon in zorgplicht en aansprakelijkheid voor onverzekerde schade na brand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van de verzekeringstussenpersoon Reigerdael B.V. De appellant, die als ondernemer werkzaam was, had een brand in zijn bedrijf op 10 september 2020, waarbij een deel van zijn eigendommen verloren ging. Hij verwijt Reigerdael dat zij tekortgeschoten is in haar zorgplicht door niet te zorgen voor adequate verzekeringsdekking voor zijn bedrijfsmiddelen. De rechtbank had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, maar het hof oordeelt anders. Het hof concludeert dat Reigerdael inderdaad tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens de appellant en dat het beroep op eigen schuld van de appellant niet opgaat. Het hof heeft behoefte aan nadere informatie om de schade te begroten en heeft partijen opgedragen deze informatie te verstrekken. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van verzekeringstussenpersonen en de noodzaak voor proactieve communicatie en inventarisatie van verzekeringsbehoeften, vooral in situaties van overname van bedrijfsmiddelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.752
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, 136554
arrest van 30 april 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser,
hierna:
[appellant],
advocaten: mr. E.J. Eijsberg (procesadvocaat) en mr. Ripmeester, die kantoor houden in Rotterdam,
tegen
Reigerdael B.V.,
die is gevestigd in Emmen,
geïntimeerde,
die bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
Reigerdael,
advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg, die kantoor houdt in Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 8 maart 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord
  • het tussenarrest van 9 januari 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 9 april 2024 is gehouden.
1.2.
Aan het slot van de mondelinge behandeling hebben partijen het hof gevraagd (opnieuw) arrest te wijzen, waarop het hof een datum voor arrest heeft bepaald. Het hof doet vandaag uitspraak.

2.De kern van de zaak

2.1.
Op 10 september 2020 is in het bedrijf van [appellant] brand uitgebroken. Een deel van de door deze brand verloren gegane eigendommen van [appellant] was niet verzekerd. [appellant] verwijt zijn verzekeringstussenpersoon Reigerdael te zijn tekortgeschoten in haar verplichting te zorgen voor verzekeringsdekking en vordert van Reigerdael onder meer een bedrag van € 572.132,00 aan vergoeding van de onverzekerde brandschade. Reigerdael betwist de aansprakelijkheid en de hoogte van de schade. Ook doet zij een beroep op eigen schuld van [appellant] .
2.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen.
2.3.
Anders dan de rechtbank, komt het hof tot het oordeel dat Reigerdael is tekortgeschoten in de zorgplicht die op haar als verzekeringstussenpersoon rustte tegenover [appellant] . Het beroep van Reigerdael op eigen schuld van [appellant] gaat niet op.
Bij een verdere beoordeling van de vorderingen van [appellant] heeft het hof behoefte aan nadere informatie. Partijen wordt daarom opgedragen meer informatie over te leggen.
2.4.
Hierna licht het hof dit oordeel toe, nadat het eerst de feiten en de vorderingen zal weergeven.

3.De feiten

3.1.
Vanaf 1991 tot en met 2019 is [appellant] als bedrijfsleider in loondienst werkzaam
geweest bij Landbouwonderneming Westerwolde (hierna: Westerwolde) aan de Veelerveensterweg 49 te Veelerveen. Eigenaar van Westerwolde was [naam1] (hierna: [naam1] ).
3.2.
Vanaf 2008 exploiteert [appellant] met medeweten en goedvinden van [naam1] op datzelfde adres ook een eigen onderneming in bosbouw en agrarische dienstverlening, voorheen onder de naam [naam2] Agrarische Dienstverlening en sinds 1 januari 2020 onder de naam [appellant] Groen en Grondig.
3.3.
Reigerdael is vanaf ongeveer 2005 de verzekeringstussenpersoon van Westerwolde
en vanaf 2008 ook van de onderneming van [appellant] .
3.4.
Verzekeringskwesties werden met Reigerdael besproken door [appellant] in zijn hoedanigheid van (eigen) ondernemer en die van bedrijfsleider van Westerwolde. De contacten hebben tot eind 2017 voornamelijk plaatsgevonden met de toenmalige eigenaar van Reigerdael, [naam3] , en nadien met [de broer] (de broer van [appellant] ) en met [naam4] (hierna: [naam4] ), beiden werkzaam bij Reigerdael.
3.5.
Namens Westerwolde had [appellant] via Reigerdael de meeste bedrijfsrisico’s van Westerwolde laten verzekeren.
Westerwolde had onder meer een woonhuis-, bedrijfsgebouwen-, inventaris-/goederen-, voorraad-, milieuschade-, aansprakelijkheids-, voertuigen- en een landmateriaal- en werkmateriaalverzekering.
3.6.
Op 24 april 2018 hebben [naam4] en [de broer] een bezoek gebracht aan de Veelerveensterweg.
3.7.
Met ingang van 31 december 2019 heeft [appellant] een groot deel van de
onderneming van Westerwolde overgenomen, waaronder (een groot deel van) de agrarische
werkzaamheden, de landbouwvoertuigen/landmaterialen, het werkmaterieel, de gereedschappen, de voorraden en de overige bedrijfsinventaris.
Op 30 december 2019 heeft [appellant] daarover het volgende bericht op zijn Facebook geplaatst, voor zover hier relevant:
"
(...) Vanaf 01-01-2020 wordt de naam gewijzigd in [appellant] Groen en Grondig en
zal het pakket worden uitgebreid met Agrarisch Loonwerk
Daarvoor hebben wij een groot gedeelte van het machinepark van Landbouw
Onderneming Westerwolde overgenomen en zullen vanuit hetzelfde adres blijven
werken. Wij wensen u alvast een goede Jaarwisseling en staan in 2020 met een
uitgebreid pakket voor u klaar. (...)."
3.8.
De onroerende zaken (grond, woning en loodsen) heeft Westerwolde – naast een
beperkt aantal gespecificeerde machines – op 1 april 2020 overgedragen aan [naam7] Landbouw B.V. (hierna: [naam7] ). [appellant] mocht deze onroerende zaken in ieder geval tot
1 april 2021 blijven gebruiken. Westerwolde heeft daarop zijn onderneming volledig gestaakt en is op enig moment daaraan voorafgaand op eigen initiatief een aantal verzekeringen gaan opzeggen. [appellant] had op dat moment vanwege een (eerdere) verstoorde verhouding met Westerwolde geen bemoeienis meer met de bedrijfsvoering van Westerwolde.
3.9.
Op 9 maart 2020 heeft ASR aan [naam4] van Reigerdael een e-mailbericht over
Landbouwonderneming Westerwolde gezonden met onder meer de volgende inhoud:
"(...) Op 4-3-2020 heeft een collega vernomen dat relatie de gebouwen zou gaan
verkopen.
Graag zou ik te zijner tijd willen vernemen:
- De datum van verkoop,
- Of de andere polisdekkingen ook geroyeerd dienen te worden (inventaris,
milieuschade etc.)
- Betreft het dan een bedrijfsbeëindiging? (...)"
3.10.
In whatsapp-gesprekken tussen [appellant] en zijn broer [de broer] staat onder meer het volgende in
“10-02-20 12:26 - [de broer] : [naam4] heeft nog niets van opzeggingen gezien
(…)
09-03-20 22:41 - [naam2] : Goedenavond. Had [naam1] de verzekering al opgezegd ?
09-03-20 23:15 - [de broer] : Moi, Volgens mij wel. Moet ik [naam4] morgen even navragen. Gr
09-03-20 23:16 - [de broer] :
09-03-20 23:22 – [naam2] : Dan moet ik ze op naam. Even overleg dan. Heb x 710 en TTV 620 we nu ook bij
10-03-20 09:32 – [de broer] : We komen er op terug
10-03-20 20:43 – [naam2] : Wanneer
10-03-20 20:44 – [de broer] : Morgen
10-03-20 20:44 – [naam2] : Ok
10-03-20 20:45 – [naam2] : Kreeg nog wel herinnering van premie LOW
10-03-20 20:45 – [de broer] : Volgens [naam4] was het nog niet opgezegd
10-03-20 20:45 – [naam2] :[duimpje omhoog, hof]
10-03-20 20:45 – [de broer] : En ik meende dat er wel iets was doorgegeven
En dat zou hij even uitzoeken
10-03-20 20:45 – [de broer] : Maar hij is week ziek geweest
En woont in Dalen
10-03-20 20:47 – [naam2] : Ok
26-03-20 13:08 – [de broer] : s36239769.pdf (bestand bijgevoegd)[Hof: dit betrof een oud polisoverzicht, met nummer 36239769, terzake 16 zogenaamde landmaterialen, zoals tractoren, graafmachines en combines]
s.36239769
26-03-20 13:09 – [naam2] : Nog steeds verzekerd?
26-03-20 13:09 – [de broer] : Op dit overzicht van begin 2020 staat op nummer 11 nog de 6190. Dekking is toen aangepast van casco uitgebreid naar standaard (eigen gebrek veranderd).
26-03-20 13:09 – [naam2] : Was trouwens niet de Deutz Maar een trekker van [naam5]
26-03-20 13:10 – [naam2] : Wel graag de status van de verzekering op dit moment. Dus is er concreet een opzegging. Er een datum.
26-03-20 13:10 - [de broer] : [naam1] heeft poos terug met [naam4] gesproken. Was bezig met royeren van polissen. Heeft ons daar niets van gestuurd. Wat hij buiten ons om geregeld heeft hebben we geen zicht op.
26-03-20 13:10 - [naam2] : ASR vragen ?
26-03-20 13:11 - [de broer] : In het extranet van asr staat het pakket nog actief.
Maar .... er staat ook weer een premie-herinnering in van 18-3
Status betalingen kunnen we ook niet "live" inzien.
Allemaal een beetje ondoorzichtig zo. Overzichten van asr helpen daar niet bij maar ook het gedoe en de communicatie van/door [naam1] niet.
26-03-20 13:11 - [de broer] : Maar in dit geval was het dus geen (ex) low machine die is opgefikt?
26-03-20 13:13 - [de broer] : Nadeel van asr en haar overzichten is dat ze continued status van het pakket weergeven en niet die van individuele polissen.
Ervan uitgaande dat de panden wel in eigendom blijven zal het pakket ook deels blijven bestaan.
26-03-20 13:13 - [naam2] : Nee
26-03-20 13:13 - [naam2] : Hoe lossen we dat op ?
26-03-20 13:14 - [de broer] : Maar zonder zicht op premiebetaling is het lastig iets over dekking te roepen. Helemaal als [naam1] ook nog eens met ons en/of asr communiceert.
26-03-20 13:14 - [naam2] : Ok
26-03-20 13:15 - [de broer] : Concreet aangeven wat naar jou gaat, wat naar [naam7] gaat en wat bij [naam1] blijft, pakketten aanpassen en zorgen dat premies betaald zijn.
26-03-20 13:15 - [naam2] : Vraag [naam6] wel weer
26-03-20 13:15 - [de broer] : En dan ook nog even per welke dat
26-03-20 13:15 - [de broer] : Datum
26-03-20 13:15 - [de broer] : Wie is dat?
26-03-20 13:15 - [de broer] : Die adviseur van [naam1] ?
26-03-20 13:15 - [de broer] : Ondoorzichtige situatie zo
26-03-20 13:21 - [naam2] : Makelaar
26-03-20 13:21 - [naam2] : IMG-20200326-WAO019.jpg (bestand bijgevoegd)
[Hof: dit betrof een (foto van een) handgeschreven lijst (productie 2 conclusie van antwoord, hierna: de lijst) waarin genummerd 1 tot en met 16 (verwijzend naar de zestien genoemde landmaterialen op de polis met polisnummer 36239769 ten name van Westerwolde, productie 3 conclusie van antwoord) per nummer is aangegeven wat naar " [naam2] " of " [naam7] " is gegaan of "is weg"]
26-03-20 13:23 - [de broer] : Per wanneer is "is weg" weg?
En jij hebt dan aardig wat overgenomen...dat klopt?
26-03-20 13:25 - [de broer] : Misschien handiger om binnenkort even een
afspraak in te plannen met [naam4] erbij??
Even alles doornemen en een "nulmeting" doen voor in ieder geval de machines etc die jij dan per die datum in eigendom en gebruik hebt?
Zou jammer zijn dat je iets in eigendom hebt waarvan de verzekering niet goed blijkt of de verzekering loopt nog bij [naam1] maar die betaalt niet...
26-03-20 13:34 - [naam2] : ]a
26-03-20 13:35 - [de broer] : Alleen deze nog[knipogende emoji, hof]
26-03-20 13:35 - [naam2] : la. Alles in voorlopige dekking voor een week ?
26-03-20 13:35 - [naam2] : ]a
26-03-20 13:35 - [de broer] : Ik overleg even met [naam4] .
Komen we op terug.
26-03-20 13:41 - [de broer] :
26-03-20 13:42 - [de broer] : Die mail heeft [naam4] nog van Asr gehad. Naar
aanleiding dus van contact door [naam1] zelf.
[Hof: volgt een appwisseling tussen 1 en 19 april over de opname van [de broer] in het ziekenhuis]
19-04-20 14:15 - [naam2] : IMG-20200419-WA0007.jpg (bestand bijgevoegd)
[Hof: een foto van een brief van de politie over een onverzekerde bestelbus ten aanzien waarvan [appellant] werd verzocht aan de verzekeringsplicht te voldoen.]
Jullie zouden toch voor de overgang van de polissen Zorgen? Zou je dit morgen even kunnen nagaan
19-04-20 20:17 - [de broer] : Moi,
Was wel de planning idd
Ik zal [naam4] morgen even aan het werk zetten. Kan zijn dat het bij ASR net tussen wal en schip is gevallen of dat de omzetting en controle elkaar gekruist hebben.
Komen we op terug
[Hof: volgt een appwisseling tussen 19 en 28 april over de gezondheidstoestand van [de broer] ]
10-09-20 18:30 - [de broer] : Moi,
Foute boel hoor ik?
Laat me even weten als je tijd hebt wat er aan de hand is...
En als ik moet komen moet je t zeggen.
11-09-2828 16:48: - [de broer] : Hoi
Gister terug in de auto bedacht ik dat je misschien nog wel iets zou kunnen qua afschrijving met die onverzekerde zaken.
Je hebt de boel net over genomen. Het had waarde maar er is weinig in geïnvesteerd omdat het verrekend als het ware een ontslagvergoeding.
zou je die spullen ook "hoog" op de balans kunnen krijgen en dan ineens afboeken ivm totaalverlies waardoor je in ieder geval de fiscale aftrekpost hebt?
11-09·2828 16:44:50 - [naam2] : Misschien wel
11-09-2020 16:46:50 - [de broer] : Hoe is het nu?
11-09-2020 16:48:57 - [naam2] : Redelijk
11-09-2020 16:49:83 - [naam2] : Oplossingen zoeken
11-09-2020 16:52:.58 - [de broer] : Snap ik. Zal nog wel even lastig zijn. Als alles een beetje in een rustig vaarwater is maar even een borrel drinken met elkaar....ik trakteer.”
3.11.
Op 3 april 2020 e-mailde [naam1] aan [naam4] :
“(…) bijgaand zend ik u de opzegging van alle verzekeringen voor het Landbouwbedrijf.
Kunt u mij de opzegging graag bevestigen. (…)”
3.12.
Diezelfde dag stuurde [naam4] namens Reigerdael de volgende e-mail aan [appellant] :
“(…) Ter info landbouw onderneming Westerwolde heeft per 06-04-2020 de verzekeringen beeindigd. (…)”
3.13.
Op 20 april 2020 stuurde [naam4] namens Reigerdael een e-mail aan [appellant] :
"Bericht ontvangen van Koen inzake onverzekerd voertuig, het is bij ons niet bekend wanneer er iets is overgenomen.
Ik heb je een mail gestuurd met daarin de melding dat dhr [naam1] de polissen
per 06 04-2020 heeft beëindigd en daarop geen reactie !
Ik heb de bus aangemeld per 07-04-2020 dit in verband dat je maximaal 14 dagen
terug kunt. (...)
Als er nog meer voertuigen zijn overgenomen zou je dit op de mail willen zetten. (...)"
3.14.
Diezelfde dag reageerde [appellant] hierop als volgt per e-mail met als onderwerp
“Re: Fw: Jullie zouden toch over de overgang van de polissen Zorgen? Zou je dit morgen even kunnen nagaan”:
"Ik heb 26 maart de lijst naar [de broer] gespot met alles wat ik overgenomen heb van de
aan mij gestuurde overzichten. Mail mij anders nog maar eens wat er totaal
verzekerd was. Waar was de bus dan verzekerd voorheen? (…)”
3.15.
Op 6 mei 2020 gaf ASR in reactie op de vraag van [naam4] , in de context van een zakelijke autoverzekering waarover hij nog niet had vernomen, of het kan “
kloppen dat jullie achterstand hebben in het opmaken van polissen?” per e-mail aan dat “
er wat achterstand is”.
3.16.
Op 18 mei 2020 vroeg [appellant] per e-mail aan [naam4] wat de stand is aangaande de verzekering van machines en een bedrijfsauto.
3.17.
Op 25 mei 2020 ontving Reigerdael een voorstel van de landbouwverzekeraar voor het in dekking nemen van de landbouwvoertuigen die [appellant] van Westerwolde had overgenomen. Dat voorstel heeft [naam4] namens Reigerdael nog dezelfde dag doorgestuurd aan [appellant] met de vraag of hij akkoord was. Een reactie bleef uit. [naam4] heeft daarom de volgende dag (26 mei 2020) een herinnering aan [appellant] gestuurd. Ook daarop werd niet door [appellant] gereageerd. [naam4] heeft vervolgens op 3 juni 2020 nog een herinnering aan [appellant] gezonden, maar ook die bleef onbeantwoord. [naam4] heeft ten slotte op 8 juni 2020 een e-mail aan [appellant] gezonden met de inhoud:
"Tot op heden nog geen reactie mogen ontvangen op onderstaande mails, misschien ten
overvloede er is geen dekking op het overgenomen werkmaterieel."
2.14.
[appellant] heeft zich vervolgens akkoord verklaard met het voorstel van de landmaterieelverzekeraar, waarna dekking voor de voertuigen is verkregen.
3.18.
Op 3 juli 2020 stuurde ASR een e-mail aan [naam4] , met als onderwerp “polisnummer 36289205” (Hof: dat zijn de polis(sen) betreffende de landmaterialen, productie 2 dagvaarding) en de volgende inhoud:
“Ik mail je de specificatie toe van 20-04-2020 waarin ik ook de wijzigingen van juni heb verwerkt. De lopende polissen worden per 20-04-2020 geroyeerd. Mocht de specificatie niet kloppen, dan hoor ik dat graag voor maandag. Zonder bericht verwerk ik maandag de aanpassingen. De overige polis stukken volgen daarna per post.”
3.19.
Op 10 september 2020 ontstond brand in het bedrijfsgebouw met werkplaats aan de
Veelerveensterweg 49. Het bedrijfsgebouw en een deel van de eigendommen van
[appellant] daarin zijn door de brand volledig verloren gegaan. Alleen de landbouwvoertuigen waren verzekerd. Anders dan bij Westerwolde waren tegen het risico op brandschade niet verzekerd onder meer de voorraden, de inventaris, het werkmaterieel en de gereedschappen.
3.20.
[appellant] heeft [naam8] , een bij het NIVRE ingeschreven schade-expert, (hierna: [naam8] ) gevraagd de schade in beeld te brengen. Deze heeft een rapport uitgebracht waarin samen met een aantal overzichtsfoto's (van de brand en van nadien) een lijst aan voorraden, inventaris, werkmaterieel en gereedschappen is opgenomen en heeft de onverzekerde schade op basis van de dagwaarde vastgesteld op een bedrag van € 572.132,00.
Rekening houdend met onder meer een arbeidsrechtelijke transitievergoeding heeft [appellant] blijkens de overgelegde overeenkomsten met Westerwolde de bedoelde (beschadigde en onbeschadigde) zaken – exclusief landmaterialen – van Westerwolde (zoals genoemd per
31 december 2019) overgenomen voor een bedrag van (hoogstens) € 55.000,00.

4.Het oordeel van het hof

4.1.
Anders dan de rechtbank, komt het hof tot het oordeel dat Reigerdael is tekortgeschoten in de zorgplicht die op haar als verzekeringstussenpersoon rustte jegens [appellant] en dat het beroep van Reigerdael op eigen schuld van [appellant] niet opgaat.
Hierna legt het hof uit waarom en zal het tot slot partijen opdragen nadere informatie over te leggen ten behoeve van de schadebegroting.
4.2.
[appellant] komt met vier bezwaren (‘grieven’) op tegen de beslissing van de rechtbank. Het hof zal deze bezwaren, die strekken tot een integrale herbeoordeling van het geschil, thematisch bespreken.
De zorgplicht van de verzekeringstussenpersoon
4.3.
De kern van het geschil betreft de vraag of Reigerdael als verzekeringstussenpersoon is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens [appellant] bij de vervulling van haar opdracht om te zorgen voor verzekeringsdekking van de bedrijfsmiddelen van [appellant] .
4.4.
Bij de beoordeling van deze vraag stelt het hof voorop dat een verzekeringstussenpersoon bij de uitvoering van zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen (artikel 7:401 BW). Dit betekent dat de verzekeringstussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is daarbij zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringnemers bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. Van de verzekeringstussenpersoon mag daarbij een actieve en voortdurende bemoeienis met de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen worden verwacht. Tot deze taak behoort in beginsel ook dat de verzekeringstussenpersoon de verzekeringnemer tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen die hem bekend geworden feiten voor de dekking van de tot zijn portefeuille behorende verzekering kunnen hebben. [1]
4.5.
Naar het oordeel van het hof brengt de opdrachtrelatie tussen de verzekeringstussenpersoon en zijn opdrachtgever met zich dat de zorgplicht niet alleen geldt ten aanzien van het begeleiden bij en na het sluiten van een verzekering (‘de bemiddelings- en nazorgfase’), maar ook daaraan voorafgaand (‘de adviesfase’), waarbij een duidelijke grenslijn tussen de verschillende fasen niet steeds zal zijn overeengekomen c.q. zal zijn te ontwaren. De zorgplicht van de verzekeringstussenpersoon als opdrachtnemer is dus niet beperkt tot de behartiging van de belangen van de opdrachtgever vanaf het moment dat deze een bepaalde verzekering heeft afgesloten, maar strekt zich ook uit tot de belangen van de opdrachtgever in de daaraan voorafgaande fase.
4.6.
De omvang van de zorgplicht is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, zoals de inhoud en de aard van de opdracht aan de verzekeringstussenpersoon, de omvang van de provisie voor de verzekeringstussenpersoon, de aard van de verzekering waarop de opdracht ziet, de grootte van de kans op schade, de aard en omvang van de mogelijke schade, de kenbaarheid van het risico op die schade voor de verzekeringstussenpersoon en voor de klant, de hoedanigheid van de klant, de mogelijkheid en bezwaarlijkheid van maatregelen door de verzekeringstussenpersoon.
4.7.
De zorgplicht behelst concreet – onder meer – dat de verzekeringstussenpersoon als opdrachtnemer moet voorkomen dat als gevolg van zijn handelen of nalaten de door zijn opdrachtgever beoogde verzekeringsdekking niet tot stand komt. Dit betekent dat wanneer een verzekeringstussenpersoon wetenschap krijgt van in dat verband relevante feiten, hij actie moet ondernemen ter bewaking van de belangen van zijn opdrachtgever. De vereiste actie houdt in ieder geval in dat de verzekeringstussenpersoon zijn opdrachtgever tijdig opmerkzaam maakt op de gevolgen van de hem bekend geworden feiten voor niet alleen de bestaande verzekeringsdekking, maar zijn opdrachtgever ook wijst op het belang van die feiten voor de beoogde verzekeringsdekking.
Reigerdael is tekortgeschoten in haar zorgplicht
4.8.
In deze zaak is niet in geschil dat [appellant] opdrachtgever was van Reigerdael en dat tussen hen een langdurige relatie bestond. Ook is niet in geschil dat Reigerdael, via zowel [de broer] als [naam4] , op zijn minst in het vroege voorjaar van 2020 wist van de overname door [appellant] van (een deel van de) bedrijfsmiddelen uit de onderneming van Westerwolde (hierna: de overname) en dat Westerwolde haar bedrijfsmiddelen tot aan haar opzeggingen van de betreffende polissen had verzekerd bij ASR via Reigerdael als bemiddelende verzekeringstussenpersoon.
4.9.
[appellant] stelt dat hij geen reden had eraan te twijfelen dat het Reigerdael, in ieder geval via [de broer] , bekend was dat zijn overname álle bedrijfsmiddelen van Westerwolde bestreek – met uitzondering van de onroerende zaken (grond, woning en loodsen) en een beperkt aantal gespecificeerde machines – en hij in het verlengde daarvan heeft beoogd (op zijn minst voorlopige) verzekeringsdekking te verkrijgen ter zake van al deze door hem overgenomen bedrijfsmiddelen, te weten de machines, werktuigen, voertuigen, gereedschappen en andere roerende zaken c.q. de inventaris.
Reigerdael betwist hiermee bekend te zijn geweest en gaat uit van een – zo begrijpt het hof – bemiddelingsopdracht ter verkrijging van verzekeringsdekking voor alleen een lijst met landbouwvoertuigen (de landmiddelen) en dus niet met betrekking tot alle andere overgenomen zaken.
4.10.
Nog daargelaten of Reigerdaels betwisting van haar wetenschap ter zake van de reikwijdte van [appellant] opdracht standhoudt in het licht van de Whatsappwisseling tussen [appellant] en zijn broer [de broer] en de overige overgelegde correspondentie, begint de beoordeling van de vraag voor wiens risico enige onduidelijkheid over die reikwijdte moet komen, naar het oordeel van het hof bij de invulling van de op Reigerdael rustende zorgplicht. Deze zorgplicht wordt geacht in ieder geval te zijn geactiveerd met de e-mail van ASR op 9 maart 2020 aan [naam4] over de verkoop van Westerwolde, met onder meer de vraag “
[o]f de andere polisdekkingen ook geroyeerd dienen te worden (inventaris, milieuschade etc)”. Uiterlijk vanaf dat moment mocht van Reigerdael een proactief informerende houding worden gevergd ter verkrijging van de informatie die nodig was om, via een adequate inventarisatie en analyse, te komen tot een advies- c.q. bemiddeling die aansloot op hetgeen [appellant] beoogde, te weten het, na eventuele opzeggingen door Westerwolde, op zijn naam verkrijgen van de betreffende verzekeringen.
4.11.
Dat Reigerdael voor die informatie afhankelijk was van [appellant] spreekt voor zich, maar dat laat onverlet dat aan [appellant] verplichting tot verschaffing van de benodigde informatie een deugdelijk informatieverzoek van Reigerdael vooraf had behoren te gaan, met name in het licht van de bijzondere omstandigheid van de overname. Dit geldt te meer in het licht van de ondoorzichtigheid ‘van de situatie’ die ook [de broer] blijkens de Whatsappwisseling met [appellant] onderkende, mede doordat Reigerdael volgens [de broer] geen zicht had op wat Westerwolde buiten Reigerdael om al of niet opzegde aan polissen en het systeem van ASR kennelijk ook geen helderheid bood op dit punt. Juist in die omstandigheden – van onduidelijkheid over de opzeggingen door Westerwolde en het gebrek aan overzicht vanuit ASR – was het aan Reigerdael om orde op zaken te stellen door een heldere informatieuitvraag bij [appellant] en een inventarisatie bij ASR van de lopende c.q. opgezegde polissen.
4.12.
Reigerdael verwijt [appellant] niet helder te zijn geweest over de reikwijdte van de opdracht. Maar het risico van de door Reigerdael gestelde onzekerheid daarover moet dus voor haar rekening blijven. Allereerst vanwege de van haar als opdrachtnemer te vergen proactief informerende houding en overeenkomstige (concrete) informatieuitvraag, maar meer nog gezien de verwarring die [de broer] heeft veroorzaakt door zijn informatieuitvraag kennelijk te starten met een Whatsapp waarin hij slechts een oud polisblad met 16 landbouwvoertuigen stuurt aan [appellant] . Hij heeft daarmee de aandacht versmald tot die voertuigen en daarmee feitelijk alle overige overgenomen goederen buiten focus gebracht. [appellant] mocht de uitvraag van Reigerdael in de vorm van toezending van het (oude) polisoverzicht van de landmaterialen naar het oordeel van het hof dan ook begrijpen als beperkt tot de onder die polis verzekerde machines.
4.13.
Ook het volgende informatieverzoek van [de broer] (“
Concreet aangeven wat naar jou gaat, wat naar [naam7] gaat en wat bij [naam1] blijft, pakketten aanpassen en zorgen dat premies betaald zijn.”) kwalificeert niet als een adequate uitvraag, al helemaal niet in het licht van de Whatsappwisseling die daarvoor beperkt was gebleven tot de op het oude polisoverzicht vermelde landmaterialen.
[appellant] heeft daarom ook dit verzoek redelijkerwijs mogen opvatten als een verzoek om opgave te doen van de landbouwmachines die naar hem dan wel naar [naam7] zouden gaan (of achter zouden blijven bij Westerwolde), zeker ook in het licht van feit dat [de broer] hem vroeg aan te geven ‘wat naar [naam7] gaat’, terwijl enkel voor een aantal landbouwmachines gold dat een deel daarvan aan [naam7] was verkocht; dat gold dus niet voor de inventaris, gereedschappen en goederen.
Bij een adequate informatieuitvraag en inventarisatie van verzekeringsbehoeften, zou dit (door Reigerdael gestelde) misverstand redelijkerwijs niet zijn ontstaan.
4.14.
Dat Reigerdael voorafgaand aan de hiervoor bedoelde verzending van het oude polisblad, dan wel op enig moment daarna, nog een uitdrukkelijk verzoek zou hebben gedaan om opgave te doen van álle bedrijfsmiddelen die [appellant] van Westerwolde had overgenomen, zoals Reigerdael nog heeft gesteld bij memorie van antwoord (in rn. 7.2.10), acht het hof bij gebreke van enige nadere motivering c.q. onderbouwing, de gemotiveerde betwisting door [appellant] en tegen de achtergrond van de zich (wél) in het dossier bevindende Whatsappwisseling, niet aannemelijk geworden. Aan bewijslevering op dit punt wordt daarom niet toegekomen.
4.15.
In de context van het voorgaande bezien, legt het feit dat [appellant] een ondernemer is, geen significant gewicht in de schaal bij de beoordeling of Reigerdael voldoende heeft gewaakt over de belangen van [appellant] . Ook het feit dat hij binnen Westerwolde als bedrijfsleider en voor zijn eigen onderneming de contacten met Reigerdael over de verzekeringen onderhield, doet die weging niet omslaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet het hof in [appellant] hoedanigheid als (voormalig) bedrijfsleider en ondernemer onvoldoende grond op basis waarvan Reigerdael ervan uit mocht gaan dat [appellant] het voortouw zou nemen – in weerwil bovendien van [de broer] Whatsappbericht met de oude polis betreffende de landmachines – in de inventarisatie en analyse zoals vereist voor een adequate invulling van de verantwoordelijkheid van Reigerdael in de advies- en bemiddelingsfase, ter voldoening aan haar kernprestatie onder de overeenkomst.
Integendeel, juist de feiten en omstandigheden die inhouden dat, naar Reigerdael blijkens de Whatsappwisseling wist, [appellant] aanvankelijk vertrouwde op de verzekeringen van Westerwolde zolang deze niet waren opgezegd en bovendien Reigerdael via berichten van [naam1] en ASR als eerste kennis droeg van de latere opzeggingen van die verzekeringen door [naam1] , hadden Reigerdael aanleiding moeten geven het voortouw te nemen. Het gaat dan niet aan haar verantwoordelijkheid als opdrachtnemer terzake af te wentelen op [appellant] met een beroep op diens hoedanigheid als voormalig bedrijfsleider van Westerwolde.
4.16.
Het hof concludeert dat met de Whatsappwisseling tussen [appellant] en [de broer] geen sprake is geweest van een deugdelijk informatieverzoek, laat staan van een adequate inventarisatie, analyse en enig advies alvorens tot bemiddeling over te gaan. Van Reigerdael had mogen worden verwacht de onder Westerwolde lopende verzekeringen tijdig te inventariseren, op aantal en inhoud, om vervolgens aan [appellant] voor te houden welke verzekeringen hij op zijn naam wilde zetten en bovendien ter dekking van welk risico en tot welk verzekerd bedrag. Op zijn minst had een inventarisatie moeten plaatsvinden ter verkrijging van voorlopige dekking van alle daarvoor op naam van Westerwolde verzekerde zaken en risico’s.
4.17.
Verder hebben ook de vragen van [appellant] Reigerdael ten onrechte geen aanleiding gegeven tot het op zijn minst tot stand brengen van voorlopige dekking ter zake van de door Westerwolde opgezegde polissen. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de vragen van [appellant] ‘
ASR vragen?’ of ‘
Hoe lossen we dat op?’, in reactie op [de broer] bericht dat ASR niet de status van individuele polissen weergeeft maar dat ervan uitgaande dat de panden wel in eigendom blijven, ‘
het pakket’ook deels zal blijven bestaan. Dat geldt ook voor de vraag ‘
Alles in voorlopige dekking voor een week?’, in reactie op de opmerking van [de broer] dat een nulmeting moet worden gedaan voor ‘
in ieder geval’de machines ‘
etc’en dat het jammer zou zijn “
dat je iets in eigendom hebt waarvan de verzekering niet goed blijkt of de verzekering [nog] loopt (…) bij [naam1] maar die betaalt niet…”.
4.18.
Bij deze stand van zaken kon Reigerdael niet volstaan met de Whatsapp van [de broer] “
Ik overleg even met [naam4]” om er vervolgens niet meer op terug te komen, ook niet na het door [naam4] ontvangen bericht van ASR dat de verzekering
en[onderstreping hof] door Westerwolde per 6 april 2020 zijn beëindigd en ook niet na de vragen van [appellant] ‘
Jullie zouden toch voor de overgang van de polissenzorgen? Ik heb 26 maart de lijst naar [de broer] gespot met alles wat ik overgenomen hebvan de aan mij gestuurde overzichten. Mail mij anders nog maar eens wat er totaal verzekerd was. Waar was de bus dan verzekerd voorheen? (…)” [alle onderstrepingen hof].
[de broer] reageert op deze laatste vraag met niet meer dan dat
‘[dat] wel de planning [was] inderdaad’ en hij [naam4] daartoe aan het werk zal zetten. [naam4] heeft vervolgens niet meer gedaan dan [appellant] op 20 april 2020 een e-mail te sturen met beperkte strekking, hierboven geciteerd in r.o. 3.13, waarmee Reigerdael ook die gelegenheid niet, althans onvoldoende, heeft benut om de van haar te vergen zorgvuldigheid te betrachten bij de vervulling van haar advies- c.q. bemiddelingsopdracht.
4.19.
Waar Reigerdael nog wijst op de werkwijze die in de loop der jaren tussen partijen was ontstaan – waarbij [appellant] aan Reigerdael doorgaf wat verzekerd moest worden en dit vervolgens door Reigerdael werd geregeld – werpt [appellant] terecht tegen dat die werkwijze onder [naam3] óók inhield dat [appellant] c.q. Westerwolde regelmatig door [naam3] werden bezocht om passende verzekeringsdekking te waarborgen. Reigerdael heeft verder onvoldoende weersproken dat die werkwijze na [naam3] vertrek is gewijzigd in de zin dat – afgezien van het bezoek van [naam4] en [de broer] aan [appellant] c.q. Westerwolde op
24 april 2018 – van regelmatige bezoeken dan wel andersoortige inventarisatie van de verzekeringsbehoefte geen sprake meer was.
Daarnaast geldt dat de situatie waarin [appellant] het aan Reigerdael doorgaf als er iets wijzigde in de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld als nieuwe landbouwmachines waren aangeschaft, moet worden onderscheiden van de wezenlijk andere situatie van de uitbreiding van [appellant] onderneming door overname van (een deel van) de door Westerwolde gestaakte onderneming. In die situatie mocht Reigerdael er niet van uitgaan – en zeker niet met een beroep op de werkwijze die Reigerdael hanteerde onder [naam3] , maar bepaald niet meer onder [naam4] en/of [de broer] – dat [appellant] alle door hem van Westerwolde overgenomen bedrijfsmiddelen, die reeds verzekerd waren door tussenkomst van Reigerdael, onverzekerd zou hebben willen laten.
Waar zij dan nog aanvoert niet beter te hebben geweten dan dat [appellant] slechts een paar landbouwmachines had overgenomen – in weerwil van [appellant] stelling dat in ieder geval zijn broer [de broer] volledig op de hoogte was van de reikwijdte van de overname – laat het hof zoals hierboven reeds overwogen het hierover door Reigerdael gestelde misverstand voor haar rekening; niet in de laatste plaats gezien haar eigen informatieverzoek in de vorm van het appen van een oud polisoverzicht dat was beperkt tot de daarin vermelde landbouwmachines. Reigerdael miskent dus ook met dit verweer de van haar na kennisneming van de overname, en bovendien de mail van ASR daarover, te vergen proactieve houding die zij gelet op haar opdrachtrelatie met [appellant] ten onrechte niet heeft betracht.
4.20.
Nog daargelaten dat het berichtenverkeer tussen [appellant] en [de broer] meerdere aanwijzingen bevat dat ook [de broer] wel degelijk op de hoogte was van de wens van [appellant] om al hetgeen Westerwolde had verzekerd op eigen naam te doen verzekeren, blijkt uit wat tussen [appellant] en [de broer] en/of [naam4] is uitgewisseld dat Reigerdael is tekortgeschoten in haar zorgplicht als verzekeringstussenpersoon jegens haar opdrachtgever [appellant] . Reigerdael heeft niet op proactieve wijze informatie vergaard, dat wil zeggen met een deugdelijke uitvraag die recht doet aan de belangen van [appellant] in de wetenschap dat deze opdrachtgever (op zijn minst voorlopige) verzekeringsdekking beoogt van zijn in het kader van de overname verkregen eigendommen.
Evenmin heeft Reigerdael op latere momenten, naar aanleiding van e-mails van ASR en de brief van de politie over de onverzekerd gebleken bedrijfsauto, met voldoende urgentie gewaakt over de belangen van [appellant] . Ondanks dat de bedrijfsauto door Reigerdael kennelijk over het hoofd was gezien, deze géén deel uitmaakte van de lijst met landbouwvoertuigen die Reigerdael naar eigen stelling had beschouwd als een overzicht van álle overgenomen zaken en de vraag van [appellant] of de polissen goed waren overgezet, heeft Reigerdael volstaan met een volgend inadequaat informatieverzoek waarbij slechts is verzocht om een opgave van eventuele andere voertuigen die [appellant] had overgenomen, zonder te vragen naar andere zaken die [appellant] had overgenomen en wenste te verzekeren. Andere zaken van het bestaan waarvan Reigerdael op de hoogte was uit de verzekeringen van Westerwolde.
Reigerdael is aansprakelijk voor de onverzekerde brandschade van [appellant]
4.21.
Door dit tekortschieten van Reigerdael in haar zorgplicht als verzekeringstussenpersoon jegens haar opdrachtgever [appellant] , zijn de voorraden, de inventaris, het werkmaterieel en de gereedschappen die zich bevonden in de op 10 september 2020 afgebrande loods en werkplaats, niet verzekerd en is Reigerdael aansprakelijk voor de schade die [appellant] daardoor heeft geleden.
[appellant] heeft geen eigen schuld in de zin van artikel 6:101 BW
4.22.
Reigerdael kan worden toegegeven dat [appellant] op zijn beurt ook geen urgentie heeft betracht bij het plannen van een overleg ter inventarisatie. Het hof ziet daarin echter, mede in het licht van de contractuele zorgplichtschending door Reigerdael als opdrachtnemende verzekeringstussenpersoon, geen aan [appellant] toe te rekenen omstandigheid als gevolg waarvan de schadevergoedingsplicht van Reigerdael zou moeten worden verminderd. [2] In het licht van die zorgplicht, ziet het hof evenmin aanleiding [appellant] enige omstandigheid toe te rekenen als gevolg waarvan Reigerdael op het verkeerde been zou zijn gezet. Integendeel, toen [appellant] het bericht van de politie ontving over de onverzekerd gebleken bestelbus – en daardoor het vermoeden ontstond dat de verzekeringsdekking niet op alle overgenomen bedrijfsmiddelen (buiten de landmachines op de met [de broer] besproken oude polis) was gecontinueerd, trok hij aan de bel (“
Jullie zouden toch voor de overgang van de polissen zorgen?”). In de periode tussen 19 en 28 april blijkt niet van nadere zakelijke communicatie tussen [appellant] en [de broer] , maar enkel over diens gezondheidstoestand. Gedurende die periode heeft echter ook [naam4] kennelijk geen aanleiding gezien tot de vereiste inventarisatie en analyse. Zijn mails in april en mei 2020 naar [appellant] en ASR zijn daartoe, getuige de inhoud ervan, naar het oordeel van het hof volstrekt onvoldoende. Het gaat dan – bij gebreke van een adequate informatieuitvraag –niet aan om [appellant] te verwijten tekortgeschoten te zijn in enige verplichting om Reigerdael van informatie te voorzien. Het is juist door het tekortschieten van Reigerdael – tegen de achtergrond van [appellant] uitdrukkelijke, aan Reigerdael kenbare, vertrouwen op de verzekeringen van Westerwolde totdat deze zouden worden opgezegd – dat [appellant] daartoe geen redelijkerwijs geen aanleiding heeft hoeven zien.
De opmerking ten slotte van Reigerdael dat [appellant] pas na diverse herinneringen een akkoord gaf ter zake van de landbouwvoertuigen, is bezijden deze beoordelingssleutel; het gaat immers om de reikwijdte van de beoogde verzekeringsdekking, niet of tijdig is gereageerd op een voorstel ter zake van de verzekering van een deel van het beoogde.
4.23.
Het beroep van Reigerdael op eigen schuld van [appellant] gaat dus niet op en daarmee is vermindering van de schadevergoedingsplicht niet aan de orde.
Schade & causaal verband
4.24.
Ten slotte heeft het hof te beoordelen voor welk bedrag [appellant] verzekeringsdekking zou hebben gehad als Reigerdael niet zou zijn tekortgeschoten in haar zorgplicht. Zoals Reigerdael terecht heeft aangevoerd, is dat de maatstaf voor de schade die Reigerdael dient te vergoeden en niet de (aanschaf-, nieuw- of rest)waarde van de door de brand verloren gegane zaken. Het causaal verband tussen de normschending door Reigerdael (d.i. het tekortschieten in de zorgplicht als verzekeringstussenpersoon, te onderscheiden van de oorzaak van de brand) en de schade (d.i. het ontbreken van verzekeringsdekking, te onderscheiden van de brandschade), wordt immers bepaald door (de uitkomst van) de vraag of, en zo ja voor welk bedrag, [appellant] de betreffende goederen zou hebben laten verzekeren als Reigerdael aan haar zorgplicht had voldaan.
4.25.
Om te kunnen benaderen welke verzekeringsdekking zou hebben gegolden voor de tenietgegane zaken, heeft het hof allereerst behoefte aan informatie over de dekking die gold toen de zaken nog op naam van Westerwolde bij ASR waren verzekerd.
Reigerdael zal daarom worden opgedragen het hof te voorzien van de inmiddels opgezegde verzekeringspolissen bij ASR op naam van Westerwolde, waaruit blijkt voor welk bedrag de op 10 september 2020 door [appellant] overgenomen goederen waren verzekerd. Alle overige informatie op de betreffende polissen mag met het oog op de privacy van Westerwolde onleesbaar worden gemaakt.
4.26.
[appellant] zal worden opgedragen het hof te voorzien van de na de brand op naam van [appellant] gestelde polissen bij Univé ter zake van de door hem van Westerwolde overgenomen goederen die niet door brand zijn aangetast, waaruit blijkt voor welk bedrag deze niet aangetaste goederen zijn verzekerd.
4.27.
De zaak zal daartoe worden verwezen naar de rol van 28 mei 2024.
4.28.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het hof:
5.1.
draagt Reigerdael tegen de onder 4.27 genoemde roldatum op het hof te voorzien van de laatstelijk geldende doch inmiddels opgezegde verzekeringspolissen bij ASR op naam van Westerwolde met betrekking tot alle roerende bedrijfsmiddelen;
5.2.
draagt [appellant] tegen de onder 4.27 genoemde roldatum op het hof te voorzien van de na de brand op naam van [appellant] gestelde polissen bij Univé ter zake van de door hem van Westerwolde overgenomen goederen die niet door brand zijn aangetast;
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van 28 mei 2024;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Aksu, H. de Hek en R.E. Weening, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
30 april 2024.

Voetnoten

1.HR 10 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0122 (Brals/Octant).
2.Vergelijk Advocaat-Generaal Wissink in ECLI:NL:PHR:2018:1409, rn. 3.16.