ECLI:NL:GHARL:2024:2813

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 april 2024
Publicatiedatum
23 april 2024
Zaaknummer
200.333.413
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van koopsom na wederzijdse dwaling bij aankoop bestelauto

In deze zaak heeft [appellant], voorheen handelende onder de naam '[naam1]', hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, dat op 14 juni 2023 werd uitgesproken. De zaak betreft de aankoop van een bestelauto van Wicke Auto’s B.V. door [appellant], die deze auto op naam heeft gezet van zijn vennootschap, [naam2] B.V. De Rijksdienst voor het Wegverkeer heeft echter de tenaamstelling van de auto vervallen verklaard, waarna de auto door de politie in beslag is genomen. [appellant] heeft Wicke aansprakelijk gesteld en verzocht om terugbetaling van de koopsom van € 11.500,00. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep.

In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat er sprake is van wederzijdse dwaling. Beide partijen gingen ervan uit dat de bestelauto correct was geregistreerd, maar dit bleek niet het geval te zijn. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] toegewezen, het vonnis van de kantonrechter vernietigd en Wicke veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft ook de proceskosten van zowel de kantonrechter als het hoger beroep ten laste van Wicke gelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van professionele verkopers in het geval van dwaling en de gevolgen daarvan voor de koopovereenkomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.333.413
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem 10339064
arrest van 23 april 2024
in de zaak van
[appellant] , voorheen handelende onder de naam “ [naam1] ”,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser,
hierna: [appellant]
advocaat: mr. C.A.M.H. Vink
tegen
Wicke Auto’s B.V.
die is gevestigd in Arnhem
en bij kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna: Wicke
tegen wie verstek is verleend.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis op tegenspraak dat de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de kantonrechter) op 14 juni 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Nadat tegen Wicke in hoger beroep verstek was verleend is door [appellant] de memorie van grieven ingediend. Daarna heeft hij het hof gevraagd arrest te wijzen.
1.2.
Arrest is nader bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] heeft een bestelauto gekocht van Wicke. Deze bestelauto is door hem op naam van zijn vennootschap [naam2] B.V. (hierna: Beheer) gezet. De Rijksdienst voor het Wegverkeer heeft aan Beheer laten weten dat de tenaamstelling vervallen is verklaard. De auto is door de politie in beslag genomen en [appellant] heeft deze niet meer teruggekregen. Wicke is door [appellant] aansprakelijk gesteld en gesommeerd de koopsom van € 11.500,00 aan [appellant] te restitueren. Aan die sommatie heeft Wicke geen gehoor gegeven.
2.2.
[appellant] heeft bij de kantonrechter gevorderd dat Wicke wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. Ook heeft hij enkele nevenvorderingen ingesteld. De kantonrechter heeft alle vorderingen afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld die zijn begroot op nihil. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing in het kort
3.1.
Het hof zal de vorderingen van [appellant] toewijzen. Het vonnis van de kantonrechter wordt dus vernietigd en Wicke wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel het hoger beroep als de procedure bij de kantonrechter. Hoe het hof tot deze beslissing is gekomen wordt hierna uitgelegd. Eerst wordt ingegaan op enkele formele aspecten.
De eisers in de procedure bij de kantonrechter
3.2.
Bij de kantonrechter trad ook als eiseres op Exprss Koeriersdiensten B.V. In r.o. 4.1. van het vonnis vermeldt de kantonrechter dat tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat in plaats van deze vennootschap Beheer als eisende partij in de dagvaarding had moeten worden vermeld en de vorderingen van Exprss Koeriersdiensten B.V. daarom worden afgewezen. In hoger beroep maakt [appellant] daar geen bezwaar tegen. Blijkens de appeldagvaarding is hij de enige appellant.
3.3.
[appellant] heeft een cessie-akte in het geding gebracht die door middel van de appeldagvaarding is betekend aan Wicke. In deze cessie-akte draagt Beheer haar vorderingen op Wicke met betrekking tot de koopovereenkomst van de bestelbus over aan [appellant] .
De vaststaande feiten
3.4.
Het hof zet de voor de beoordeling relevante feiten en omstandigheden als volgt op een rijtje. Uit de factuur van Wicke aan “ [naam1] ” van 31 oktober 2020 volgt dat aan [appellant] is verkocht de Volkswagen Crafter, kenteken [kenteken] met VIN [nummer1] voor € 11.500,00. Dit bedrag is door Wicke ontvangen.
3.5.
Op 14 januari 2021 zet [appellant] het kenteken over op Beheer. Op of omstreeks 23 augustus 2022 wordt de bestelauto door de politie in beslag genomen.
3.6.
Bij brief van 7 september 2022 aan Beheer schrijft de RDW:
“Onlangs heb ik onderzoeksresultaten ontvangen van een voertuig voorzien van een kentekenplaat met kenteken [kenteken] . Op basis van deze resultaten heb ik de tenaamstelling per 7 september 2022 vervallen verklaard. Het kentekenbewijs is hierdoor niet meer geldig. U kunt het kentekenbewijs niet meer gebruiken voor een voertuig op de openbare weg. (…). Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de onderzoeker niet kan vaststellen dat het kentekenbewijs dat u voor bovenstaand kenteken heeft laten zien bij het onderzochte voertuig hoort. Ik ben daardoor van oordeel dat u volgens de wet geen houder, bezitter of eigenaar bent van het voertuig waarvoor dat kentekenbewijs is afgegeven.Resultaat van het onderzoekUit het onderzoek blijkt dat voor het aangeboden voertuig het VIN [nummer2] is vastgesteld. Het aangeboden voertuig kan alleen in aanmerking komen voor een kentekenbewijs met bovengenoemd VIN.”
3.7.
Per e-mail van 13 september 2022 wordt namens [appellant] onder andere het volgende bericht aan Wicke:
“Cliënt ontving onlangs een schrijven van de RDW. Hij diende zijn bestelbus af te geven voor een identiteitsonderzoek. Na dit onderzoek d.d. 23 augustus jl. heeft de politie de bestelbus inbeslaggenomen. De bestelbus bleek gestolen en is vervolgens afgegeven aan de rechtmatige eigenaar dan wel de verzekeringsmaatschappij. Momenteel staat de bestelbus bij BCA Autoveiling te Barneveld. De RDW heeft de tenaamstelling vervallen verklaard.”In deze e-mail wordt de koopovereenkomst wegens bedrog subsidiair dwaling vernietigd dan wel wordt deze ontbonden omdat Wicke is tekortgeschoten door een bestelauto te verkopen die niet zonder last of beperking is overgedragen.
3.8.
Per e-mail van dezelfde dag reageert Wicke als volgt:
“Zoals telefonisch gesproken ontvangen wij graag de documenten van de RDW en de Politie dat het voertuig in beslag is genomen zodat wij het ook kunnen verhalen bij de derde partij waar het voertuig afkomstig van is.”
3.9.
[appellant] heeft herhaaldelijk aan de politie gevraagd om het dossier van de inbeslagneming. Zijn verzoeken hebben er niet toe geleid dat hij het dossier heeft ontvangen.
Het verweer van Wicke bij de kantonrechter
3.10.
In het dossier bevindt zich een aantekening mondeling antwoord van de rolzitting bij de kantonrechter. Daaruit blijkt – samengevat – het volgende. De broer van de directeur van Wicke is verschenen en heeft het volgende als verweer aangevoerd. Het klopt dat de bestelauto bij Wicke is gekocht door [appellant] . Deze bestelauto is geïmporteerd, bij de RDW geweest en daarna door Wicke gekocht. Toen is niet opgemerkt dat de auto zou zijn gestolen. Wicke koopt en verkoopt heel veel auto’s per jaar en kan niet zelf checken of een auto is gestolen. Uit het kentekenregister, dat zij wel kan raadplegen, blijkt niet dat de bestelauto is gestolen. Het is vreemd dat de auto nu wel als gestolen is geregistreerd. [appellant] heeft al een jaar in de auto rondgereden en nu pas zegt hij dat de auto een gestolen auto is. Wicke is nog in het bezit van de gegevens van de verkoper. De RDW kan ook in zijn systeem zien wie de vorige eigenaar is.
3.11.
Uit het vonnis van de kantonrechter blijkt dat er op 1 mei 2023 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden
“waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.”Deze aantekeningen maken geen deel uit van het dossier dat het hof heeft. Uit het vonnis (r.o. 3.3. en 4.6.) blijkt dat Wicke op de mondelinge behandeling ook nog het volgende heeft aangevoerd. Zij heeft de auto gekocht van een Nederlandse handelaar die de auto naar Nederland heeft geïmporteerd. Verder heeft zij aangevoerd dat het kentekenbewijs overeenkwam met het chassisnummer in de auto.
Het standpunt van [appellant] in hoger beroep
3.12.
Het hof overweegt dat [appellant] zich bij de kantonrechter heeft beroepen op achtereenvolgens (in een primair – subsidiair verband) bedrog en dwaling. Op de mondelinge behandeling bij de kantonrechter heeft [appellant] gesteld dat er sprake kan zijn van wederzijdse dwaling. Als sluitstuk heeft hij zich beroepen op een toerekenbare tekortkoming als grond voor de ontbinding van de koopovereenkomst.
3.13.
[appellant] klaagt erover dat de kantonrechter zijn vorderingen gebaseerd op
wederzijdsedwaling dan wel toerekenbare tekortkoming heeft afgewezen. Het hof zal oordelen dat sprake is van wederzijdse dwaling die voor rekening van Wicke komt en legt dat hierna uit.
Wederzijdse dwaling
3.14.
Het beroep op wederzijdse dwaling treft doel en de koopovereenkomst is door [appellant] terecht vernietigd. Artikel 6:228 lid 1 aanhef en onder c BW bepaalt dat de overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is indien de wederpartij (Wicke) van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als [appellant] , tenzij Wicke ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat [appellant] daardoor van het sluiten van de koopovereenkomst zou worden afgehouden. Op grond van de hoofdregel van artikel 6:228 lid 1, aanhef en onder c BW in verbinding met artikel 150 Rv rust op [appellant] de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de vereisten dat de overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling, dat deze bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, en dat Wicke van dezelfde onjuiste veronderstelling is uitgegaan als [appellant] . Het is aan Wicke om bij wijze van verweer tegen het dwalingsberoep te stellen en bij voldoende betwisting aannemelijk te maken dat zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat [appellant] daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
3.15.
Duidelijk is, zo blijkt uit de door [appellant] gestelde en niet door Wicke weersproken feiten, dat beide partijen bij de verkoop aan [appellant] ervan uitgingen dat de bestelauto was voorzien van correcte kentekenpapieren, zoals immers bevestigd door het RDW bij de importcontrole. [appellant] en Wicke gingen dus logischerwijze uit van dezelfde voorstelling van zaken die achteraf onjuist is gebleken. Het hof leest verder in de stellingen van [appellant] dat hij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. Dat komt neer op wederzijdse dwaling. Door Wicke is verder niet gesteld dat de relevantie van de dwaling bij een juiste voorstelling van zaken niet kenbaar voor haar zou zijn geweest.
3.16.
Artikel 6:228 lid 2 BW bepaalt dat de vernietiging niet kan worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft (waar het hier niet over gaat) of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of die omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende moeten blijven. Voor zover in het verweer van Wicke in eerste aanleg besloten ligt dat zij meent dat de dwaling voor rekening van [appellant] moet blijven, verwerpt het hof dat verweer. Zij is immers de professionele autoverkoper die de bestelauto aan [appellant] heeft verkocht nadat zij deze van een autohandelaar had ingekocht. Een tegenvaller als deze behoort tot haar bedrijfsrisico en kan zij geacht worden te verdisconteren in haar bedrijfsvoering. Zo’n tegenvaller behoort niet tot het bedrijfsrisico van [appellant] die een koeriersbedrijf exploiteert, voor wie de bestelauto een essentieel bedrijfsmiddel is die hij niet dagelijks koopt. Hij hoefde er daarom geen rekening mee te houden dat hij een bestelauto kocht waarvan veel later zou blijken dat deze gestolen was. De koopovereenkomst is daarmee terecht buitengerechtelijk vernietigd door [appellant] .
De conclusie
3.17.
De overige bezwaren van [appellant] tegen het vonnis van de kantonrechter hoeft het hof niet te beoordelen. Zijn vorderingen kunnen namelijk worden toegewezen op grond van
wederzijdse dwaling. Het hoger beroep slaagt dus.
3.18.
Aan [appellant] zal worden toegewezen de koopsom van € 11.500,00, te verhogen met de wettelijke handelsrente hierover, zoals in de beslissing is vermeld. Verder wordt Wicke veroordeeld tot betaling van de niet weersproken buitengerechtelijke incassokosten van € 890,00. De wettelijke handelsrente kan daarover niet worden toegewezen zodat het hof de wettelijke rente van artikel 6:119 BW zal toewijzen [1] . Omdat Wicke in het ongelijk zal worden gesteld, moet zij in de proceskosten worden veroordeeld van het hoger beroep en die van de procedure bij de kantonrechter. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
3.19.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland van 14 juni 2023;
4.2.
veroordeelt Wicke tot betaling van € 11.500,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente hierover vanaf 13 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 890,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 februari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening,
4.3.
veroordeelt Wicke tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] tot aan de uitspraak van de kantonrechter:
€ 693,- aan griffierecht
€ 111,28 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Wicke
€ 792,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten)
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] in hoger beroep:
€ 783,- aan griffierecht
€ 132,42 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan Wicke
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (2 procespunten x appeltarief II)
4.4.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Schoemaker, A.J.J. van Rijen en J.C.J. Luijten, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2024.

Voetnoten

1.HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2013:40)
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.