In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is toegewezen aan Stichting Woonin. De zaak is ontstaan door klachten van geluidsoverlast die door [appellante] zou zijn veroorzaakt. Woonin heeft bij de kantonrechter gevorderd om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen, omdat er sprake zou zijn van ernstige en voortdurende overlast. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, waarna [appellante] in hoger beroep is gegaan.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat [appellante] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Het hof oordeelt dat de geluidsoverlast, die door [appellante] en haar familieleden zou zijn veroorzaakt, ernstig en structureel is. Het hof verwijst naar eerdere waarschuwingen en afspraken die zijn gemaakt tussen Woonin en [appellante] om de overlast te verminderen, maar constateert dat deze niet zijn nageleefd. Het hof benadrukt dat de huurder zich als een goed huurder moet gedragen en dat de overlast niet kan worden gerechtvaardigd door de gehorigheid van de woningen.
De beslissing van het hof is dat het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd, en [appellante] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het hof weegt de belangen van [appellante] en Woonin tegen elkaar af en komt tot de conclusie dat het belang van Woonin om haar andere huurders rustig woongenot te verschaffen zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van [appellante] bij het behoud van haar woning. Het hof wijst het hoger beroep van [appellante] af.