ECLI:NL:GHARL:2024:1977

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
200.337.112
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de uitleg en toepassing van een relatiebeding in een overeenkomst van opdracht tussen een zorginstelling en een zzp’er

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen Acvita Zorg U.A. en een zzp’er, hierna aangeduid als [geïntimeerde]. De partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten waarbij [geïntimeerde] als zzp’er door Acvita is gedetacheerd bij een zorginstelling. De overeenkomst bevat een relatiebeding, waarover partijen van mening verschillen. Acvita stelt dat [geïntimeerde] het relatiebeding heeft overtreden door bemiddelingswerkzaamheden te verrichten voor Pluryn, een klant van Acvita, en vordert betaling van verbeurde boetes. [geïntimeerde] heeft een kort geding aangespannen om betaling van zijn facturen te vorderen, waarop de voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft beslist dat Acvita deze facturen moet betalen en de vordering van Acvita heeft afgewezen.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat het relatiebeding niet zo ruim moet worden uitgelegd als Acvita stelt. De tekst van het relatiebeding biedt onvoldoende duidelijkheid over de reikwijdte van de verboden werkzaamheden. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] redelijkerwijs mocht begrijpen dat het relatiebeding alleen betrekking had op zorgwerkzaamheden en niet op bemiddelingswerkzaamheden. Daarom is er onvoldoende bewijs dat [geïntimeerde] een boete heeft verbeurd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Acvita tot betaling van de proceskosten en de facturen aan [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof: 200.337.112
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 427700)
arrest in kort geding van 19 maart 2024
in de zaak van
Acvita Zorg U.A.
die is gevestigd in Arnhem
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
hierna: Acvita Zorg
advocaat: mr. R.J. Mourits
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. J.W. Aartsen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 20 februari 2024 heeft op 29 februari 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal).
1.2
Hierna heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst van opdracht gesloten. Op grond daarvan is [geïntimeerde] als zzp’er door Acvita gedetacheerd bij een zorginstelling. De overeenkomst bevat een relatiebeding. Partijen zijn het niet eens over de uitleg daarvan en, in verband daarmee, of [geïntimeerde] het relatiebeding heeft overtreden en een boete verschuldigd is. Acvita vindt van wel en heeft om die reden facturen voor gewerkte uren niet uitbetaald aan [geïntimeerde] .
2.2.
[geïntimeerde] heeft deze kort gedingprocedure aangespannen om (kort gezegd) de facturen alsnog betaald te krijgen. Acvita vordert als tegeneis onder meer (een voorschot op) de volgens haar verbeurde boetes. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen en Acvita ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. De vordering van Acvita is afgewezen [1] . Acvita is het daarmee niet eens. De bedoeling van het hoger beroep is dat het hof de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af- en die van Acvita toewijst.
2.3.
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep zijn vordering vermeerderd met gederfde omzet. Die vordering is tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken, zodat het hof daarover niet meer hoeft te oordelen.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing van het hof
3.1.
Het hof zal beslissen dat de vorderingen van [geïntimeerde] worden toegewezen en die van Acvita worden afgewezen. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd. Het hof schetst eerst kort de achtergrond van de zaak.
de achtergrond van de zaak
3.2.
Acvita houdt zich bezig met detachering van personeel in de zorg. De eigenaar van Acvita is de heer [naam1] . [geïntimeerde] werkt als zzp’er in de zorg. [naam1] en [geïntimeerde] zijn jeugdvrienden.
3.3.
In juli 2022 sluiten Acvita en [geïntimeerde] een overeenkomst van opdracht. Op grond daarvan werkt [geïntimeerde] van 30 juli 2022 tot 1 oktober 2023V bij de Stichting Pluryn op de locatie Almelo. In de overeenkomst van opdracht staat onder meer:

Artikel 1 De opdracht
Opdrachtnemer verplicht zich voor de duur van de overeenkomst de navolgende werkzaamheden te verrichten: het begeleiden van hulpbehoevende en/of verzorgen cliënten/patiënten in de zorginstelling(en) waar de opdrachtnemer wordt gedetacheerd nadat de opdrachtnemer een voorstel voor detachering door de opdrachtgever heeft geaccepteerd.
(…)
Artikel 6 Relatiebeding
Het is de Opdrachtnemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Opdrachtgever niet toegestaan om gedurende en binnen één jaar na het beëindigen van deze overeenkomst, direct of indirect, al dan niet tegen betaling, werkzaamheden te verrichten bij klanten van Opdrachtgever. Onder klanten wordt in dit verband verstaan alle natuurlijke of rechtspersonen, inclusief de daaraan gelieerde ondernemingen, met wie de Opdrachtgever tijdens de looptijd van deze overeenkomst, dan wel in de 12 maanden voorafgaand aan de beëindiging van deze overeenkomst één of meer contracten heeft afgesloten. Bij overtreding van dit relatiebeding verbeurt Opdrachtgever een direct opeisbare boete van € 1500 alsmede € 500 voor elke dag dat de overtreding voortduurt.”
3.4.
In februari 2023 richt [geïntimeerde] de onderneming Knap Zorg B.V. op. Dat bedrijf houdt zich bezig met detachering van personeel in de zorg. [naam1] weet hiervan en geeft [geïntimeerde] advies. Knap Zorg detacheert in de zomer 2023 zorgpersoneel bij Pluryn op de locatie Almelo. Nadat tussen partijen verschil van inzicht is ontstaan over de toelaatbaarheid daarvan, zijn deze activiteiten gestaakt per 1 oktober 2023.
spoedeisend belang
3.5.
Het gaat hier om een kort geding. Dat betekent dat eerst moet worden beoordeeld of in hoger beroep (nog steeds) een spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van de vorderingen. De vordering strekt tot betaling van werkzaamheden die door [geïntimeerde] zijn verricht om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij heeft daarom een spoedeisend belang bij die vordering.
beoordelingskader
3.6.
In kort geding moet het hof beoordelen of de vorderingen van [geïntimeerde] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing van die vordering vooruit te lopen. Voor nadere bewijslevering en onderzoek is in deze procedure geen plaats.
3.6.
Acvita wil de facturen van [geïntimeerde] niet betalen, omdat zij vindt dat zij een tegenvordering heeft op hem die zij wil verrekenen. Die tegenvordering is de boete die [geïntimeerde] volgens Acvita verschuldigd is omdat hij het relatiebeding, zoals opgenomen in de overeenkomst van opdracht in artikel 6, heeft overtreden: hij is namelijk via Knap Zorg bemiddelingswerkzaamheden gaan verrichten voor Pluryn en Pluryn is een klant van Acvita. [geïntimeerde] bestrijdt dat hij dat op grond van het relatiebeding niet mocht en dat hij boetes heeft verbeurd.
3.7.
Partijen verschillen dus van mening over de vraag hoe het relatiebeding moet worden uitgelegd Hoe de bepalingen uit een overeenkomsten moeten worden uitgelegd, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar de tekst daarvan. Het komt aan op hoe partijen de bepalingen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten begrijpen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
uitleg relatiebeding
3.8.
Partijen zijn het erover eens dat Pluryn een relatie is van Acvita. Acvita stelt dat de bemiddelingswerkzaamheden die [geïntimeerde] via Knap Zorg verricht bij Pluryn vallen onder de werking van het relatiebeding. Het beding is namelijk bedoeld om ervoor te zorgen dat de zzp’ers die Acvita bij haar klanten tewerk stelt die klanten niet van haar afpakken. Volgens Acvita mogen de zzp’ers op grond van het beding niet alleen niet voor de klanten in de zorg werken, maar mogen zij ook (direct of via een onderneming) geen met Acvita concurrerende werkzaamheden voor die klanten verrichten. [geïntimeerde] stelt dat hij het relatiebeding zo heeft begrepen dat hij als zzp’er geen zorgwerkzaamheden mocht verrichten voor klanten van Acvita, niet rechtstreeks (direct) maar ook niet via een ander detacheringsbureau (indirect).
3.9.
Het hof verwerpt de uitleg die Acvita aan het relatiebeding geeft. De overeenkomst met het relatiebeding is opgesteld door Acvita. Vaststaat dat partijen over het relatiebeding niet hebben gesproken tot het moment waarop het geschil tussen hen ontstond. De overeenkomst is digitaal toegestuurd en ondertekend. De bedoeling die Acvita had met het relatiebeding is dus niet mondeling door haar toegelicht voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst. Dit betekent dat het voor de uitleg van het beding vooral gaat om de tekst van het relatiebeding, bezien in de context van de hele overeenkomst en de uitvoering daarvan, en wat [geïntimeerde] daaruit heeft mogen begrijpen.
3.10.
[geïntimeerde] ging voor Acvita zorgwerkzaamheden verrichten. Die werkzaamheden staan ook uitdrukkelijk omschreven in artikel 1 van de overeenkomst. In het relatiebeding staat dat de het de zzp’er niet is toegestaan “
werkzaamheden bij klanten” te verrichten. Het begrip werkzaamheden is in het artikel niet nader omschreven. Het hof oordeelt dat, bij gebreke van een dergelijke omschrijving in het relatiebeding zelf, [geïntimeerde] redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat het ging om de werkzaamheden die hij daadwerkelijk verrichtte op basis van de overeenkomst en die in de overeenkomst in artikel 1 wèl zijn omschreven. Het is voor de hand liggend dat het begrip “
werkzaamheden” in de overeenkomst op één en dezelfde wijze wordt opgevat. Als Acvita voor de werking van het relatiebeding aan het begrip een andere (en bredere) betekenis had willen geven dan had zij dat ofwel in de tekst duidelijk moeten maken, ofwel aan [geïntimeerde] mondeling moeten toelichten. Volgens Acvita heeft zij een nadere omschrijving bewust achterwege gelaten omdat zij alle soorten werkzaamheden daaronder wilde laten vallen, maar dat is een zodanig ruime uitleg dat die aan de zzp’er onvoldoende duidelijkheid biedt. Dan zouden daar namelijk ook werkzaamheden van heel andere aard onder kunnen vallen.
3.11.
Bovendien geeft de tekst van het relatiebeding steun aan de uitleg dat het beding alleen ziet op zorgwerkzaamheden. Er staat namelijk werkzaamheden
bijklanten. Als er (ook) gedoeld was op bemiddelingswerkzaamheden of andere concurrerende werkzaamheden dan zou tekstueel een formulering
voorof
ten behoeve vanklanten meer voor de hand hebben gelegen. Daarnaast duidt ook de manier waarop de boete in het relatiebeding is vormgegeven op het verrichten van zorgwerkzaamheden. Daarbij past de geformuleerde oplopende, per dag verschuldigde boete. Uit de formulering van het boetebeding kan niet worden opgemaakt wanneer een boete verschuldigd is en van welke omvang als daaronder ook bemiddelingsactiviteiten zouden vallen.
3.12.
Acvita voert nog aan dat uit de handelwijze van [geïntimeerde] in de zomer 2023 volgt dat hij het relatiebeding wel degelijk had begrepen zoals Acvita dit uitlegt. Hij heeft namelijk aan Acvita ( [naam1] ) toestemming gevraagd voor het verrichten van bemiddelingswerkzaamheden bij Pluryn. Dat betekent dat hij wist dat hij die werkzaamheden zonder toestemming niet mocht verrichten op grond van het relatiebeding. Volgens Acvita heeft [geïntimeerde] zelfs toegegeven dat hij wist dat hij fout zat. [geïntimeerde] stelt daar tegenover dat hij de bemiddelingswerkzaamheden bij [naam1] ter sprake heeft gebracht mede vanuit hun vriendschappelijke relatie. Hij had het relatiebeding inmiddels bekeken en was tot de conclusie gekomen dat hij wel bemiddelingswerkzaamheden bij Pluryn mocht verrichten. [naam1] heeft hem gezegd dat hij dat liever niet wilde, zonder te verwijzen naar het contract. Omdat de nood bij Pluryn hoog was en hij van de vestigingsmanager had begrepen dat Acvita geen zorgmedewerker kon leveren, heeft hij de bemiddeling toch ingezet, aldus [geïntimeerde] .
3.13
De gedragingen waar het hier om gaat dateren van na het sluiten van de overeenkomst, maar kunnen wel een indicatie vormen over de vraag hoe [geïntimeerde] het relatiebeding heeft begrepen. Gezien echter de uiteenlopende lezingen van de gebeurtenissen kan in het kader van dit kort geding niet worden vastgesteld dat [geïntimeerde] het beding aldus heeft begrepen dat dat hem ook verbood om bemiddelingswerkzaamheden voor Pluryn te verrichten, zoals Acvita stelt.
3.14.
Het hof oordeelt dus voorshands dat het relatiebeding zich niet uitstrekt tot het verrichten van bemiddelingswerkzaamheden. Daarmee is de vraag of sprake is van directe of indirecte werkzaamheden (waarop de uitspraak van het hof ’s-Hertogenbosch ziet die door Acvita tijdens de mondelinge behandeling is aangehaald) niet meer aan de orde.
Dit betekent dat onvoldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde] een boete heeft verbeurd en dat sprake is van een verrekenbare tegenvordering. Acvita moet dus de facturen voor verrichte werkzaamheden aan [geïntimeerde] betalen.
3.15.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Het hof begrijpt dat Acvita veel tijd en energie steekt in het werven en onderhouden van haar klanten en dat zij de relatie met haar klanten wil beschermen, maar dan is het aan haar om, met inachtneming van de wettelijke beperkingen die gelden bij detachering, duidelijk te omschrijven wat een zzp’er wel en niet is toegestaan. Nu zij dat niet heeft gedaan kan haar belang niet voorgaan op dat van [geïntimeerde] . Daarbij dient bedacht te worden dat het relatiebeding zzp’ers zoals [geïntimeerde] beperkt in de mogelijkheden om in hun levensonderhoud te voorzien.
de conclusie
3.16.
Het is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat EK terecht aanspraak heeft gemaakt op betaling van de facturen. Dit betekent dat ook de buitengerechtelijke kosten toewijsbaar zijn. Het hoger beroep van Acvita slaagt niet. Het hof zal het vonnis bekrachtigen. Acvita wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.
3.17.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis in kort geding van de rechtbank Gelderland van 21 december 2023
4.2.
veroordeelt Acvita tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 798,- aan griffierecht
€ 3.142,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief III);
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.F. Hillen, M.P.C.J. van Bavel en R.J.A. Dil en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 21 december 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:6909