In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de betalingsverplichting van gedaagden voor facturen die door eiser, een advocaat, zijn gestuurd. Eiser had vier facturen gestuurd aan gedaagden voor zijn werkzaamheden in een juridisch geschil. De eerste twee facturen werden betaald, maar de laatste twee, ter waarde van € 11.843,70, bleven onbetaald. Eiser vorderde betaling van deze facturen, maar de kantonrechter wees de vorderingen af. Eiser stelde dat gedaagden een mondelinge overeenkomst met hem hadden gesloten, maar het hof oordeelde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat gedaagden instemden met de opdracht en de bijbehorende kosten. Het hof benadrukte dat het op de weg van eiser lag om voldoende bewijs te leveren voor de overeenkomst en dat de gedragsregels voor advocaten in acht moesten worden genomen. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een overeenkomst van opdracht en dat gedaagden niet verplicht waren om de facturen te betalen. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagden.