ECLI:NL:GHARL:2024:1920

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
200.335.306
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en toewijzing van vergoedingen in arbeidsconflict

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter in Almelo, waarin zijn ontslag op staande voet door Van Keulen Interieurbouw Nijverdal B.V. werd bevestigd. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag terecht was gegeven, maar [appellant] betwistte dit en verzocht om vernietiging van de beschikking. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet standhoudt. Het hof oordeelde dat de ontslaggrond, de vernieling van het dashboard van de bedrijfsauto, onvoldoende zwaar was voor een ontslag op staande voet, mede gezien de lange duur van het dienstverband van bijna 18 jaar en de persoonlijke omstandigheden van [appellant]. Het hof heeft Van Keulen veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 12.377,96, een transitievergoeding van € 19.790,49 en een billijke vergoeding van € 7.500,-. Daarnaast is Van Keulen verplicht om deugdelijke loonspecificaties te verstrekken en de proceskosten te vergoeden. De beslissing van de kantonrechter is gedeeltelijk vernietigd, maar de veroordelingen tot betaling zijn bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.335.306
(zaaknummer rechtbank Overijssel 10690983 en 10697765)
beschikking van 18 maart 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als verzoeker en verweerder in het tegenverzoek
hierna te noemen: [appellant]
advocaat: mr. S.A.J. van Riel,
tegen
Van Keulen Interieurbouw Nijverdal B.V.
die is gevestigd in Nijverdal
die ook hoger beroep heeft ingesteld
en die bij de rechtbank optrad als verweerster en verzoekster in het tegenverzoek
hierna te noemen: Van Keulen
advocaat: mr. J.H. Reints.

1.1. Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van
17 november 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo.

2.Het verloop van de procedure bij het hof

2.1.
De procedure in hoger beroep blijkt uit:
- het beroepschrift met producties ingekomen bij het hof op 4 december 2023
- het verweerschrift met een incidenteel hoger beroep en een productie
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling die is gehouden op 1 maart 2024.
2.2.
Vervolgens heeft het hof bepaald dat er op 15 april 2024 beschikking zal worden gegeven.

3.3. De kern van het geschil en de beslissing van het hof

3.1.
Van Keulen heeft [appellant] op staande voet ontslagen. [appellant] heeft aan de kantonrechter onder meer verzocht de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en subsidiair Van Keulen te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een transitievergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Van Keulen heeft op haar beurt de kantonrechter verzocht [appellant] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding en, voor het geval de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd met het ontslag op staande voet, de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Van Keulen heeft daarnaast nog verzocht [appellant] te veroordelen tot betaling van de aan de bedrijfsauto toegebrachte schade, twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting en afgifte van de mobiele telefoon.
3.2.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en de verzoeken van [appellant] afgewezen, met uitzondering van zijn verzoeken tot het verstrekken van een deugdelijke eindafrekening, onder betaling van loon tot en met 10 juli 2023, vakantietoeslag en een vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen, en deugdelijke loonspecificatie(s) hiervan. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld tot betaling van de schade aan de bedrijfsauto, de naheffingsaanslagen en tot afgifte van de mobiele telefoon. De proceskosten zijn gecompenseerd.
3.3.
[appellant] heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking en – onder gedeeltelijke vermeerdering van zijn eis – toewijzing van het volgende:
a) een billijke vergoeding van € 68.177,80 bruto, als alternatief van een herstel van de arbeidsovereenkomst, te voldoen binnen twee dagen na deze beschikking;
b) een transitievergoeding van € 19.790,49 bruto, te voldoen binnen twee dagen na deze beschikking;
c) een gefixeerde schadevergoeding van € 12.377,96 bruto, te voldoen binnen twee dagen na deze beschikking;
d) betaling van de onterecht ingehouden schadevergoeding aan de bedrijfsauto en de naheffingsaanslagen parkeerbelasting van in totaal € 1.632,10;
e) afgifte door Van Keulen van deugdelijke loonspecificaties van de hiervoor verzochte bedragen, binnen twee dagen na deze beschikking, op straffe van een dwangsom;
f) de wettelijke rente en de wettelijke verhoging over de onder a) tot en met d) verzochte betalingen en
g) veroordeling van Van Keulen in de proceskosten in beide instanties, vermeerderd met rente.
Tegen zijn veroordeling tot afgifte van de mobiele telefoon aan Van Keulen (beslissing 6.5 van de kantonrechter) heeft [appellant] geen bezwaren verwoord, zodat die beslissing in hoger beroep niet aan de orde is.
3.4.
Van Keulen heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om veroordeling van [appellant] tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 5.713,88. Tegen haar veroordeling tot betaling van loon tot en met 10 juli 2023 en bijkomende bedragen en tot afgifte van een specificatie daarvan (beslissingen 6.1 en 6.2 van de kantonrechter) heeft Van Keulen geen bezwaren verwoord, zodat die beslissingen in hoger beroep niet aan de orde zijn.
3.5.
Het hof is van oordeel dat het ontslag op staande voet geen stand houdt. Het hof wijst aan [appellant] een gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en een billijke vergoeding toe en zal Van Keulen veroordelen in de proceskosten in beide instanties. [appellant] moet, zoals de kantonrechter ook heeft geoordeeld, de schade aan de bedrijfsauto en de naheffingsaanslagen parkeerbelasting betalen.

4.De feiten

4.1.
[appellant] , geboren [in] 1982, is sinds 29 augustus 2005 in dienst van Van Keulen in de functie van [functie] . Zijn maandsalaris bedraagt € 3.094,49 bruto exclusief vakantiegeld.
4.2.
Op 8 juli 2022 heeft [appellant] een officiële waarschuwing gekregen vanwege ongeoorloofd werkverzuim.
4.3.
In een WhatsApp-bericht van 7 februari 2023 heeft [appellant] aan zijn leidinggevende [naam1] laten weten met bepaalde collega’s niet te willen samenwerken. Nadat hij is gesommeerd de werkzaamheden uit te voeren, heeft [appellant] dat alsnog gedaan.
4.4.
In een gesprek op 7 april 2023 tussen [appellant] , [naam1] en HR-manager [naam2] is [appellant] aangesproken op zijn negatieve houding en uitlatingen op de werkvloer, zijn inzet die volgens Van Keulen onvoldoende is, klachten van andere collega’s en projectleiders en geboekte uren die niet overeenkomen met gewerkte uren. [appellant] heeft toen beloofd zijn best te gaan doen.
4.5.
Op 6 juli 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] , [naam1] en [naam2] . Doel van het gesprek was ‘de neuzen dezelfde kant op te krijgen’. Voorafgaand aan het gesprek was aangekondigd dat, volgens geldend beleid, het gereedschap in de bedrijfsauto van [appellant] gecontroleerd zou worden. Tijdens die controle is vastgesteld dat er aan de passagierszijde een gat in het dashboard van de bedrijfsauto is gezaagd.
4.6.
In het aansluitende gesprek van 6 juli 2023 is [appellant] voorwaardelijk - namelijk voor het geval hij op 10 juli 2023 niet in zou stemmen met een vaststellingsovereenkomst die strekte tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst - op staande voet ontslagen. In de brief die op 6 juli 2023 aan [appellant] is overhandigd staat onder andere:
“Hierbij bevestigen wij u dat wij tijdens ons gesprek vandaag hebben aangekondigd u op staande voet te zullen ontslaan. (…)Beschadiging/vernieling bedrijfsauto(…) Bij de controle van de bedrijfsauto hebben wij geconstateerd dat er een groot gat is gezaagd in het dashboard van de auto. Dit bestempelen wij als vernieling dan wel beschadiging van de bedrijfsauto die u gebruikt voor uw werkzaamheden voor Van Keulen en dit is voor ons volstrekt onacceptabel.Eerdere feedback op functioneren en officiële waarschuwingVerder heeft Van Keulen u eerder aangesproken op uw houding, gedrag en uitvoering van de werkzaamheden. Zonder te pretenderen volledig te zijn met onderstaande opsomming, gaat het om het volgende.- Uw negatieve houding en negatieve uitlatingen op de werkvloerUw gebrek aan inzet tijdens de werkzaamhedenKlachten van collega’s en projectleiders- Geboekte uren (zie Dyfos) die niet overeenkomen met de werkelijk gewerkte uren.Het voorgaande is met u besproken op 7 april 2023 in het bijzijn van de heer [naam1] en [naam2] .- Ongeoorloofd verzuim, voor welk verzuim uw op 8 juli 2022 een officiele waarhschuwing heeft ontvangen- U heeft begin april 2023 een werkopdracht geweigerd omdat u in Dynfos zag staan dat u deze opdracht zou moeten uitvoeren met uw collega’s (…). Per app heeft u deze weigering onderbouwd met de woroden ‘Die kan ik niet meer zien’. Pas nadat u door Van Keulen bent gesommeerd de werkzaamheden uit te voeren zoals gepland in Dyfos, heeft u de werkopdracht alsnog uitgevoerd.Tijdens het gesprek vandaag hebben wij u geconfronteerd met zowel de beschadiging en vernieling van de bedrijfsauto, als de eerdere feedback op uw functioneren en de officiele waarschuwing. In het gesprek heeft u in het kader van hoor en wederhoor de gelegenheid gehad om u te verweren tegen onze bevindingen. Uw verklaring maakt niet dat Van Keulen alle incidenten in een ander daglicht is gaan zien.
Ontslag op staande voetHet is onacceptabel dat er een gat is gezaagd in het dashboard van de bedrijfsauto die u gebruikt voor uw werkzaamheden. Verder zijn uw negatieve houding, negatieve uitlatingen, gebrek aan inzet, klachten van collega’s en projectleiders, ongeoorloofd verzuim, de niet correct geboekte uren tegenover de werkelijk door u gewerkte uren, ongeloorloofd verzuim en uw werkweigering om met bepaalde collega’s te werken voor Van Keulen onacceptabel.Al het voorgaande dient zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd, vormt voor Van Keulen reden om het dienstverband onverwijld met u te beeindigen. Naar de mening van Van Keulen zijn er geen (persoonlijke) omstandigheden aanwezig, op grond waarvan een ontslag op staande voet zou moeten afgezien. (…)”
4.7.
Op 7 juli 2023 heeft [appellant] zich ziekgemeld. Sinds medio februari 2024 is [appellant] elders aan het werk.
4.8.
In een brief van 10 juli 2023, met als bijlage de brief van 6 juli 2023, heeft Van Keulen aan [appellant] bericht dat het voorstel om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen is vervallen en dat dit betekent dat [appellant] per 10 juli 2023 op staande voet is ontslagen. De brief vervolgt met:
“Al uw in deze brief benoemde gedragingen en handelwijzen, zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd, leveren namelijk een dringende reden voor ontslag op. Naar de mening van Van Keulen zijn er geen (persoonlijke) omstandigheden aanwezig, op grond waarvan van een ontslag op staande voet zou moeten worden afgezien. (…)”

5.De motivering van de beslissing van het hof

het ontslag op staande voet houdt geen stand
5.1.
De kern van het geschil vormt de vraag of [appellant] terecht op staande voet is ontslagen.
5.2.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is iedere partij bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder verwijlde mededeling daarvan aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende reden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werkgever, die ten gevolg hebben dat van werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Daarbij horen in de eerste plaats de aard en de ernst van de aan de werknemer verweten gedragingen in de afweging te worden betrokken, maar ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
5.3.
Partijen verschillen allereerst van mening over de vraag of het ontslag is gebaseerd op een (cumulatief) samenstel van ontslaggronden (volgens [appellant] ) of dat het gaat om één ontslaggrond – de vernieling van het dashboard – bezien in een door Van Keulen geschetste context (aldus Van Keulen).
5.4.
In de ontslagbrief staat onder het kopje ‘Ontslag op staande voet’ dat de vernieling van het dashboard onacceptabel is. Ook over de daarna opgesomde gedragingen (hierna: de overige gedragingen) te weten: de negatieve houding en negatieve uitlatingen van [appellant] , zijn gebrek aan inzet, de klachten van collega’s en projectleiders, het ongeoorloofd verzuim van [appellant] , de niet correct geboekte uren en de weigering van [appellant] om met bepaalde collega’s te werken, staat in de brief dat deze onacceptabel zijn. Daarna volgt de zin dat al het voorgaande, zowel afzonderlijk als in onderling verband beschouwd, voor Van Keulen reden vormt om het dienstverband onverwijld te beëindigen. Het hof begrijpt hieruit, net als [appellant] , dat al deze gronden ook als afzonderlijke dringende redenen ten grondslag worden gelegd aan het ontslag en dat dus sprake is van een samenstel van ontslaggronden. Dat betekent dat voor al die gronden moet zijn voldaan aan de onverwijldheidseis, los van de gegrondheid daarvan.
5.5.
[appellant] heeft gemotiveerd betwist dat voor de overige gedragingen, die alle samenhangen met gebeurtenissen die zich ruim voor 6 juli 2023 hebben afgespeeld, aan de onverwijldheidseis is voldaan. Van Keulen heeft daar niets tegenover gesteld. Het hof stelt dan ook vast dat voor deze ontslaggronden niet is voldaan aan de onverwijldheidseis. Het ontslag op staande voet kan daarom niet op deze gronden worden gestoeld. Dan blijft de vernieling van het dashboard over als dringende reden. [appellant] heeft ook met betrekking tot deze ontslaggrond betwist dat voldaan is aan de onverwijldheidseis. [appellant] heeft aangevoerd dat het gat in het dashboard al jaren eerder – in 2015 – door hem is gemaakt en dat projectleiders en collega’s ervan af wisten. Van Keulen heeft terecht gesteld dat het erom gaat of de leidinggevende van [appellant] – [naam1] – dan wel de directeur van Van Keulen van de vernieling afwist. Van Keulen heeft aangevoerd dat [naam1] voor het eerst op 6 juli 2023 met de vernieling van het dashboard is geconfronteerd. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd tegengesproken. Het hof passeert daarom het verweer dat ook voor deze ontslaggrond niet aan de onverwijldheidseis is voldaan.
5.6.
De vraag die dan voorligt is of het ontslag op staande voet door deze enige resterende ontslaggrond kan worden gedragen. Het hof beantwoordt die vraag tegen de achtergrond van de onder 5.2. weergegeven maatstaf ontkennend en legt dat hierna uit.
5.7.
[appellant] heeft aan de bijrijderskant van de bedrijfsauto een stuk uit het dashboard gezaagd. De reden daarvoor is, zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht, dat hij (toen) met rugklachten kampte en zijn benen wilde kunnen strekken als hij met zijn collega soms wel zes uur op een dag in de bedrijfsauto zat. [appellant] heeft zijn werkgever niet geïnformeerd over de rugklachten. Hij heeft niet eerst om een andere bedrijfsauto gevraagd. Ook heeft hij geen toestemming gevraagd voor het zagen van een gat in het dashboard. De bedrijfsauto was op het moment van de vernieling (in 2015) ongeveer een jaar oud. [appellant] heeft dus, zo concludeert het hof, buiten medeweten van Van Keulen een vrijwel nieuwe bedrijfsauto van Van Keulen, (fors) beschadigd. Dit is op zichzelf een ernstige misdraging die [appellant] kan worden verweten. Dit geldt in het bijzonder omdat voor de hand liggende alternatieven – melden van de rugklachten en vragen om een geschikt vervoermiddel – door [appellant] op dat moment niet zijn beproefd.
5.8.
Het hof acht de misdraging echter onvoldoende zwaar voor een ontslag op staande voet. Redengevend daarvoor is het volgende. [appellant] heeft onderkend dat hij fout zat. In het gesprek op 6 juli 2023 heeft hij, zo heeft hij onbestreden gesteld, zijn excuses aangeboden en heeft hij aangeboden de schade aan de bedrijfsauto te vergoeden. Daarnaast komt veel gewicht toe aan de lange duur van het dienstverband: [appellant] is bijna 18 jaar in dienst geweest bij Van Keulen. Gesteld noch gebleken is dat er vóór de zomer van 2022 (serieuze) aanmerkingen zijn geweest op zijn functioneren, houding of inzet. Daarvan lijkt voor het eerst in de zomer van 2022 sprake te zijn geweest (ongeoorloofd verzuim) en daarna in februari/april 2023. In het gesprek op 7 april 2023 is [appellant] geconfronteerd met aanmerkingen op onder andere zijn houding en inzet en op een discrepantie tussen gewerkte en opgegeven uren. [appellant] heeft in dat gesprek beterschap beloofd. Het hof is niet gebleken dat er nadien nog aanmerkingen waren op de houding en inzet van [appellant] maar zelfs als dat zo was, dan had een verbetertraject voor de hand gelegen. Ten slotte weegt het hof mee dat het sinds 2022 niet goed ging met [appellant] : de relatie met zijn partner stond onder druk. Hij is sinds mei 2023 onder behandeling van een psycholoog (en later psychiater) vanwege psychische klachten en hij gebruikt medicatie. Aan het eind van het gesprek op 6 juli 2023 heeft [appellant] ook aangegeven dat het niet goed met hem gaat maar daarop is door Van Keulen verder niet ingegaan en deze omstandigheden zijn door Van Keulen ook niet in de weging van het ontslag betrokken. Uit het gespreksverslag van 7 april 2023 blijkt dat al aan de orde is geweest of er soms bijzonderheden in het privéleven van [appellant] waren – kennelijk omdat Van Keulen zocht naar wat de kennelijke gedragsverandering van [appellant] kon verklaren. Van Keulen heeft naar het oordeel van het hof dan ook ten onrechte in het gesprek van 6 juli 2023 de mededeling van [appellant] dat hij kampte met psychische problemen en onder behandeling van een psycholoog stond genegeerd. Het gegeven dat de vernieling al van acht jaar eerder zou zijn, maakt dat niet anders.
5.9.
Gelet op de duur van het dienstverband dat [appellant] tot medio 2022 kennelijk naar tevredenheid van Van Keulen heeft uitgevoerd, de persoonlijke omstandigheden en de bereidheid om de veroorzaakte schade te herstellen, kan, alles afwegende, de vernieling van het dashboard van de bedrijfsauto niet worden aangemerkt als dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
5.10.
Het voorgaande wordt niet anders wanneer, zoals Van Keulen betoogt, de vernieling van de auto moet worden gezien als de druppel die de emmer deed overlopen en de overige gedragingen moeten worden gezien als de context (de volgelopen emmer). Voor die overige gedragingen geldt dat Van Keulen daarop is aangesproken, hij verbetering heeft beloofd en niet gebleken is dat deze gedragingen zich nadien nog hebben voorgedaan. Het gesprek op 6 juli 2023 was ook bedoeld als een vervolg op het gesprek van 7 april 2023 om ‘de neuzen dezelfde kant op te krijgen’. Tegen deze achtergrond leggen deze overige gedragingen onvoldoende gewicht in de schaal om de vernieling van het dashboard aan te merken als de druppel die de emmer heeft doen overlopen. Van een dringende reden is dus ook in de benadering van Van Keulen geen sprake.
5.11.
[appellant] heeft geen herstel van het dienstverband verzocht maar een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding. Daarover oordeelt het hof als volgt.
Van Keulen moet een gefixeerde schadevergoeding betalen5.12. Nu het ontslag op staande voet geen stand houdt, is Van Keulen de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd aan [appellant] . De periode waarover de vergoeding verschuldigd is, is, gezien de voor een reguliere opzegging van [appellant] arbeidsovereenkomst geldende termijn van vier maanden, gelijk aan het in geld vastgestelde loon over de periode van 10 juli 2023 tot 1 december 2023. Van Keulen heeft niet betwist dat dat neerkomt op € 12.377,96 bruto. Dat bedrag zal worden toegewezen.
Van Keulen moet de transitievergoeding betalen5.13. [appellant] heeft recht op de wettelijke transitievergoeding. Weliswaar heeft hij verwijtbaar gehandeld door het dashboard van de bedrijfsauto te vernielen maar het hof kwalificeert dit handelen, gelet op de omstandigheden die het hof hiervoor onder 5.8. heeft benoemd, niet als
ernstigverwijtbaar. De transitievergoeding zal, overeenkomstig het verzoek, worden toegewezen.
Van Keulen moet een billijke vergoeding betalen5.14. De door [appellant] in hoger beroep verzochte billijke vergoeding gaat uit van de situatie dat [appellant] na 10 juli 2023 twee jaar geen betaalde werkzaamheden zou hebben en een uitkering zou ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] toegelicht dat hij inmiddels een baan heeft gevonden waarmee hij ongeveer hetzelfde inkomen verdient als bij Van Keulen. Weliswaar is niet zeker dat [appellant] deze baan zal behouden (hij zit nog in zijn proeftijd) maar [appellant] ziet in, zo is aan zijn zijde ter zitting verklaard, dat dit gevolgen heeft voor de hoogte van de billijke vergoeding.
5.15.
Op grond van de rechtspraak [1] van de Hoge Raad geldt het volgende. Een op de voet van art. 7:683 lid 3 BW toe te kennen billijke vergoeding dient als een alternatief voor herstel van de arbeidsovereenkomst. Het ligt daarom in de rede dat de appelrechter bij de bepaling van de hoogte van een op de voet van die bepaling toe te kennen billijke vergoeding de gevolgen voor de werknemer van het verlies van de arbeidsovereenkomst betrekt. Die gevolgen worden naar hun aard mede bepaald door, zoals het hof het heeft uitgedrukt, de ‘waarde’ die de arbeidsovereenkomst voor de werknemer had. Daarnaast dient de appelrechter bij het vaststellen van een billijke vergoeding op de voet van art. 7:683 lid 3 BW ook de overige omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen. Een van die omstandigheden is de (mate van) eventuele verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werkgever dan wel het ontbreken daarvan. Voorts kunnen ook de (overige) gezichtspunten, genoemd in HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187, NJ 2017/298, 3.4.4 en 3.4.5 (New Hairstyle), bij het vaststellen van een billijke vergoeding op de voet van art. 7:683 lid 3 BW toepassing vinden.
5.16.
Het hof zal vervolgens een inschatting maken van de vermoedelijke duur van de arbeidsovereenkomst indien deze niet door toedoen van Van Keulen zou zijn geëindigd op 10 juli 2023. Uit het feit dat Van Keulen bij de kantonrechter een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft ingediend, blijkt wel dat Van Keulen wilde dat er zo snel mogelijk een einde zou komen aan de arbeidsovereenkomst. Het vernielen van het dashboard van de bedrijfsauto kwalificeert naar het oordeel van het hof als verwijtbaar handelen en wordt door Van Keulen ook (begrijpelijkerwijs) hoog opgenomen. Dit handelen heeft, zo is het hof tijdens de zitting ook wel gebleken, de toch al wat broze verhouding tussen partijen verder onder druk gezet. Het hof acht het dan ook aannemelijk dat op grond van de gedraging van [appellant] (de vernieling) in een ontbindingsprocedure zou zijn geoordeeld dat er sprake was van een voldragen (e- of g-) grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst en dat de arbeidsovereenkomst – rekeninghoudend met de wettelijke opzegtermijn en de duur die een ontbindingsprocedure op tegenspraak bij de kantonrechter – omstreeks februari 2024 zou zijn geëindigd. Bij de begroting van de billijke vergoeding betrekt het hof verder het feit dat Van Keulen – ten onrechte – heeft gekozen voor het uiterste middel (ontslag op staande voet) om een einde aan het dienstverband te maken terwijl een andere, voor [appellant] minder (financieel) ingrijpende wijze voor de hand had gelegen. Daarmee is ernstige verwijtbaarheid aan de kant van Van Keulen een gegeven.Aan de andere kant weegt het hof ook mee dat [appellant] een vrijwel nieuwe bedrijfsauto van zijn werkgever ernstig heeft beschadigd terwijl er goede alternatieven waren om tegemoet te komen aan zijn rugproblemen. Alles in overweging nemende en daarbij ook rekening houdend met de gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding acht het hof een billijke vergoeding van € 7.500,- bruto passend.
geen wettelijke verhoging, wel wettelijke rente verschuldigd5.17. [appellant] heeft verzocht om zowel de wettelijke verhoging als de wettelijke rente toe te wijzen over de verzochte gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en de billijke vergoeding. Omdat deze vergoedingen geen loon zijn als bedoeld in artikel 7:625 BW is de verzochte wettelijke verhoging over deze vergoedingen niet toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals verzocht, te weten vanaf het moment van opeisbaarheid. Dit betekent dat Van Keulen over de gefixeerde schadevergoeding wettelijke rente is verschuldigd vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten 10 juli 2023, en over de transitievergoeding vanaf een maand nadien, aldus vanaf 11 augustus 2023 (artikel 7:686a lid 1 BW). Wat betreft de billijke vergoeding is de wettelijke rente daarover verschuldigd vanaf de dag van deze beschikking. De door [appellant] gevraagde termijn van betaling binnen twee dagen na deze beschikking acht het hof te kort. Deze termijn wordt bepaald op zeven dagen na deze beschikking.
[appellant] moet de schade aan de bedrijfsauto en de naheffingsaanslagen parkeerbelasting betalen5.18. [appellant] heeft in hoger beroep bestreden dat Van Keulen schade heeft geleden omdat niet is gebleken dat de bedrijfsauto daadwerkelijk is hersteld en omdat het calculatierapport hem hoog voorkomt. Vaststaat dat [appellant] het dashboard van de bedrijfsauto heeft beschadigd en daarmee is gegeven dat Van Keulen schade heeft geleden. Of Van Keulen de schade (al) heeft laten herstellen, is daarvoor niet relevant. [appellant] heeft de schadecalculatie weliswaar bestreden maar heeft dit verder niet onderbouwd (met een lagere calculatie) zodat het hof aan dit verweer voorbij gaat.
Wat betreft de naheffingsaanslagen parkeerbelasting is [appellant] op grond van artikel 7:611 BW gehouden die aanslagen te betalen. [2] [appellant] heeft ook niet weersproken dat het bij Van Keulen bestendig gebruik is dat boetes van werknemers worden verrekend met salaris of door tijd voor tijd af te boeken en dit ook bij [appellant] vaker is gedaan. Het hoger beroep treft in zoverre geen doel en de beslissingen van de kantonrechter onder 6.3 en 6.4 van de bestreden beschikking blijven in stand.
afgifte specificaties5.19. Van Keulen zal, zoals verzocht, worden veroordeeld om specificaties af te geven van de toegewezen vergoedingen. De door [appellant] gevraagde termijn van afgifte binnen twee dagen na deze beschikking acht het hof te kort. Deze termijn wordt bepaald op zeven dagen na deze beschikking. De gevraagde dwangsom wordt niet toegewezen omdat er geen aanleiding is te veronderstellen dat Van Keulen niet vrijwillig aan dit verzoek al doen.
het incidenteel hoger beroep treft geen doel
5.20.
In haar hoger beroep stelt Van Keulen aan de orde dat de door haar verzochte gefixeerde schadevergoeding ten onrechte is afgewezen. Dit standpunt gaat uit van een terecht gegeven ontslag op staande voet. Uit het voorgaande blijkt dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven. Daarop stuit de door Van Keulen verzochte gefixeerde schadevergoeding af.
proceskosten5.21. Van Keulen moet als de merendeels in het ongelijk gestelde partij de proceskosten in eerste aanleg en principaal en incidenteel hoger beroep betalen zoals hierna in het dictum bepaald. Daaronder vallen ook de nakosten die nodig zijn voor betekening van de uitspraak. [3]
5.22.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

6.De beslissing

Het hof, beschikkende:
in het hoger beroep van [appellant]
6.1.
verwerpt het hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter in Almelo van 17 november 2023 voor zover gericht tegen de beslissingen onder 6.3 en 6.4;
6.2.
vernietigt voor het overige de beschikking van de kantonrechter in Almelo van 17 november 2023, met uitzondering van de beslissingen onder 6.1, 6.2 en 6.5 die hierbij worden bekrachtigd, en doet opnieuw recht;
6.3.
veroordeelt Van Keulen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van
€ 12.377,96 bruto, te voldoen binnen zeven dagen na deze beschikking vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
6.4.
veroordeelt Van Keulen tot betaling van € 19.790,49 bruto aan transitievergoeding, te voldoen binnen zeven dagen na deze beschikking,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2023 tot de dag van algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt Van Keulen tot betaling van € 7.500,- bruto aan billijke vergoeding, te voldoen binnen zeven dagen na deze beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf vandaag tot de dag van algehele voldoening;
6.6.
veroordeelt Van Keulen om aan [appellant] binnen zeven dagen na heden deugdelijke loonspecificaties te verstrekken van de hiervoor toegewezen bedragen;
6.7.
veroordeelt Van Keulen in de kosten van de procedure in eerste aanleg, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 693,- voor griffierecht en € 747,- voor salaris gemachtigde;
6.8.
wijst het meer of anders verzochte af;
in het hoger beroep van Van Keulen6.9. verwerpt het hoger beroep;
in het hoger beroep van [appellant] en Van Keulen
6.10.
veroordeelt Van Keulen in de kosten van de procedure in hoger beroep aan beide zijden, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] begroot op € 334,- aan griffierecht en € 3.642,- voor salaris advocaat (3 punten x tarief II), te voldoen binnen zeven dagen na deze beschikking en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
6.11.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.C.P. Giesen, W.F. Boele en D.W.J.M. Kemperink en en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.

Voetnoten

1.HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857 en HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955
2.HR 13 juni 2008, ELCI:NL:HR:BC8791.
3.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.