ECLI:NL:GHARL:2024:1791

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
200.290.945
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Collectieve actie tegen zwarte lijsten van medische beroepsbeoefenaren en de afweging tussen vrijheid van meningsuiting en eerbiediging van goede naam

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De zaak betreft een collectieve actie van de Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid-Nederland (SIN) tegen de Stichting Stop Online Shaming (SOS) over de publicatie van zwarte lijsten van medische beroepsbeoefenaren. De zwarte lijsten, samengesteld door SIN, bevatten namen van zorgverleners die in het BIG-register staan vermeld met tuchtrechtelijke maatregelen. SOS vorderde dat deze lijsten onrechtmatig zijn en dat de publicatie ervan de eer en goede naam van de betrokken artsen aantast. Het hof oordeelde dat de belangen van SOS en de artsen zwaarder wegen dan de vrijheid van meningsuiting van SIN. Het hof bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, die had geoordeeld dat de zwarte lijsten niet alleen onjuist zijn, maar ook een onaanvaardbare inbreuk maken op de privacy van de artsen. De voorzieningenrechter had eerder al een verbod opgelegd aan SIN om de lijsten te publiceren en dwangsommen opgelegd voor het geval van niet-nakoming. Het hof concludeerde dat de zwarte lijsten verder gaan dan de informatie die al beschikbaar is via het BIG-register en dat de toevoegingen van persoonlijke gegevens en foto’s onnodig en schadelijk zijn. De vorderingen van SOS werden toegewezen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij SIN c.s. werd veroordeeld tot betaling van proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.290.945
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 511941)
arrest in kort geding van 12 maart 2024
in de zaak van
1. de stichting
Stichting Slachtoffers Iatrogene Nalatigheid-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
2. [appellante2],
wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: SIN, [appellante2] en SIN c.s.
advocaat: mr. D. Fasseur,
tegen:
de stichting
Stichting Stop Online Shaming,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: SOS,
advocaat: mr. O.M.B.J. Volgenant.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 29 juni 2021 heeft op 10 februari 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden, die is geschorst in verband met een wrakingsverzoek. Op 13 februari 2024 is deze mondelinge behandeling voortgezet. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
SIN c.s. hebben de websites zwartelijstartsen.com en zwartelijstartsen.nl samengesteld en online gezet. Deze domeinnamen stonden ten tijde van de behandeling van deze zaak bij de voorzieningenrechter op naam van SIN.nl. [appellante2] is de enige bestuurder van SIN.
Op deze websites staan de namen van ongeveer 900 artsen en andere medische beroepsbeoefenaren (hierna samen aan te duiden als: artsen), vaak met foto. Daarbij staat vermeld of ze van de tuchtrechter op enig moment een tuchtrechtelijke maatregel zoals een waarschuwing, berisping, schorsing of doorhaling hebben opgelegd gekregen. Bij een (groot) aantal van de vermeldingen is (een deel van) de tuchtrechtuitspraken gevoegd. Op de openingspagina van de website staat (op het moment dat de voorzieningenrechter zijn oordeel uitsprak) onder meer vermeld
: “Informatie over falende artsen, tandartsen, verpleegkundigen, verloskundigen, psychologen, bestuurders, politici, juristen en rechters.”En onder de kop “Over de zwarte lijst” staat het volgende: “
Deze zwarte lijst bevat alle namen van artsen, tandartsen, verpleegkundigen en psychologen die in het BIG-register opgenomen zijn met een berisping, schorsing, of doorhaling artsen, en andere personen en organisaties uit de gezondheidszorg en de overheid die hun wettelijke en professionele zorgplicht schenden. Deze falende zorgverleners weigeren aan slachtoffers van medische fouten correcte informatie, diagnostiek en herstelbehandeling.”
2.2
SOS heeft ten doel het behartigen van de belangen van slachtoffers van online privacy-inbreuken en online onrechtmatige uitingen, in het bijzonder door het handhaven, het bevorderen en het verkrijgen van afdoende juridische bescherming van de rechten en belangen van die slachtoffers. Zij tracht haar doel onder meer te bereiken door het inzetten van juridische middelen. In dat kader heeft zij bij de voorzieningenrechter onder meer gevorderd dat de onrechtmatige uitingen op en het gebruik van zwartelijstartsen.com en zwartelijstartsen.nl (hierna: de zwarte lijsten) worden verboden, de domeinnamen aan SOS worden overgedragen en aan Google wordt verzocht vermeldingen van deze websites uit de zoekresultaten te verwijderen. Aan deze vorderingen heeft SOS onder andere ten grondslag gelegd dat SIN c.s. onrechtmatig handelt door via deze websites de eer en goede naam van de artsen die genoemd worden aan te tasten, waardoor deze schade lijden. SOS stelt verder dat de zwarte lijsten in strijd zijn met onder meer artikel 10 AVG.
SIN c.s. heeft zich tegen deze vorderingen verweerd met -onder andere- een beroep op haar vrijheid van meningsuiting en de noodzaak het publiek goed voor te lichten over medische misstappen. Daarbij heeft zij er op gewezen dat de vermeldingen op de websites direct zijn ontleend aan het BIG-register waarop van overheidswege dezelfde informatie met het publiek wordt gedeeld.
2.3
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van SOS toegewezen, dwangsommen opgelegd tot een maximum van € 150.000, - en lijfsdwang voor het geval dat, nadat dat maximum is bereikt, niet aan het vonnis wordt voldaan. [1] De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat in dit geval de belangen van SOS en de artsen die zij vertegenwoordigt bij eerbiediging van hun eer en goede naam zwaarder wegen dan de vrijheid van meningsuiting van SIN c.s.
2.4
SIN c.s. heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en een aantal klachten tegen het vonnis geformuleerd. SOS heeft verweer gevoerd.
Het hoger beroep van SIN c.s. faalt. Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigen. Daarvoor geldt het volgende.

3.Feiten

3.1
Het hof gaat bij zijn oordeel uit van de feiten zoals de voorzieningenrechter
die in de rechtsoverwegingen 2.1 en 2.3 tot en met 2.9 van het vonnis heeft aangenomen.
3.2
SIN c.s. heeft na executie van de door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsommen volledig uitvoering gegeven aan het bestreden vonnis. Dat betekent dat de websites zwartelijstartsen.com en zwartelijstartsen.nl niet meer online staan. Voorts zijn deze domeinnamen overgedragen aan SOS en is aan Google verzocht vermeldingen van deze websites uit de zoekresultaten te verwijderen. Waar het hof refereert en oordeelt over deze lijsten baseert het zich op de als productie 7 bij inleidende dagvaarding overgelegde print-out van deze lijsten.

4.Het oordeel van het hof

Ontvankelijkheid
4.1
Met grief 1 richt SIN c.s. zich tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat SOS ontvankelijk is in haar vorderingen.
Volgens SIN c.s. is mr. Volgenant zonder rechtsgeldig besluit van het bestuur van SOS overgegaan tot dagvaarding. SOS bestrijdt dit, maar heeft geen schriftelijk bestuursbesluit overgelegd.
[de penningmeester] , penningmeester van het bestuur van SOS is bij de zittingen in eerste aanleg aanwezig geweest. Op de zitting bij dit hof was hij eveneens aanwezig. Datzelfde geldt voor [de secretaris] (secretaris van het bestuur) en [de voorzitter] (voorzitter van het bestuur). Door [de penningmeester] is tijdens de zitting bij het hof bevestigd dat (het voeren van) deze procedure de instemming van het volledige bestuur heeft, wat volgens hem ook kan worden afgeleid uit de aanwezigheid ter zitting van het voltallige bestuur. SIN c.s. heeft dat niet weersproken. Een schriftelijk stuk is daarvoor niet noodzakelijk, een bestuursbesluit van een stichting tot het starten van een procedure is vormvrij. Daar komt bij dat het bestuur (alsmede twee gezamenlijk handelende bestuurders) de stichting vertegenwoordigt, die vertegenwoordigingsbevoegdheid onbeperkt en onvoorwaardelijk is en op het eventuele ontbreken van vertegenwoordigingsbevoegdheid alleen door de stichting een beroep kan worden gedaan en niet door de wederpartij. Het beroep op niet-ontvankelijkheid slaagt daarom niet.
Daarop stuit dit onderdeel van grief 1 af.
Spoedeisend belang
4.2
Het hof stelt voorop dat het bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, zo nodig ambtshalve, dient te beoordelen of de (oorspronkelijk) eisende partij (in dit geval SOS) ten tijde van het arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Met grief 1 en 5 bestrijdt SIN c.s. dat dit spoedeisend belang nog bestaat.
SOS heeft onbetwist aangevoerd, onder verwijzing naar het maximum aan dwangsommen dat (volgens haar) is verbeurd voordat SIN c.s. de zwarte lijsten offline heeft gehaald, dat gevreesd moet worden dat deze lijsten weer online worden gezet als de door de voorzieningenrechter getroffen voorzieningen worden opgeheven.
Naar het oordeel van het hof heeft SOS daarmee ook in hoger beroep haar spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen voldoende aannemelijk gemaakt.
Dat -zoals in grief 1, 2 en 3 wordt betoogd- de gevorderde voorzieningen zich niet zouden lenen voor een beoordeling in kort geding, zal het hof hierna in zijn beoordeling meenemen.
4.3
Voor zover in de toelichting op grief 1 ook moet worden gelezen dat SIN c.s. zich verzet tegen het collectieve karakter van de vorderingen van SOS geldt het volgende.
SIN c.s. onderbouwt dit argument met de stelling dat elke arts die op de zwarte lijsten staat, ook individueel actie kan (en in de ogen van SIN c.s. ook moét) ondernemen indien hij van mening is ten onrechte op de zwarte lijst te staan. Dat zou deze collectieve actie overbodig maken, aldus SIN c.s.
Daartegen heeft SOS aangevoerd dat een aantal artsen in individuele acties (met en zonder rechterlijke bemoeienis) dat heeft geprobeerd, maar daarmee alleen maar meer negatieve aandacht van SIN c.s. heeft gekregen en daardoor meer schade heeft opgelopen. In de gevallen waarin dat heeft geleid tot een rechterlijk ingrijpen ten nadele van SIN c.s. hebben deze niet geleid tot een wijziging van de zwarte lijsten. Volgens SOS is collectieve actie de enige wijze waarop effectief en zonder bijkomende schade voor individuele artsen tegen de zwarte lijsten kan worden opgetreden. Daarvoor is de Wamca [2] juist bedoeld.
4.4
Artikel 3:305a BW maakt het mogelijk dat een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd. In artikel 3:305a lid 2 BW e.v. worden daaraan nadere eisen gesteld. Dat SOS aan deze eisen voldoet, staat hier niet ter discussie. De eis dat een (collectieve) actie alleen kan worden ingesteld indien de “vertegenwoordigde” personen dat zelf niet kunnen doen, wordt in artikel 3:305a BW niet gesteld. Dat artsen niet individueel actie hebben ondernomen maakt ook niet, zoals SIN c.s. stelt, dat SOS geen spoedeisend belang heeft. De mogelijkheid van een stichting op basis van artikel 3:305a BW (ook in kort geding) te procederen hangt immers niet af van het instellen van vorderingen door individuele leden van de achterban.
Reeds hier op stuit dit onderdeel van grief 1 af.
Zwarte lijsten
4.5
Met grief 3 richt SIN c.s. zich tegen rechtsoverweging 2.2. Daarin geeft de voorzieningenrechter echter anders dan SIN c.s. veronderstelt het standpunt van SOS weer en niet zijn eigen oordeel.
4.6
Voor zover met deze grief ook wordt bestreden dat de voorzieningenrechter ten onrechte zou hebben geoordeeld dat op de zwarte lijsten ook de kwalificaties “medische misdrijven” en “falende artsen” staan (vgl. rov. 4.9 van het vonnis) en dat heeft laten meewegen bij zijn oordeel, is het volgende van belang.
Vast staat dat op de homepagina van zwartelijstartsen.com de termen “medische misdrijven” en “falende artsen” staan (vgl. randnummer 3.8 van de inleidende dagvaarding).
Diezelfde termen worden ook gebruikt op de eerste pagina van de (als prod. 7 bij dagvaarding overgelegde) lijst van 900 artsen (hieronder afgebeeld, waarbij het hof de gezichten op de portretfoto’s en de daaronder vermelde namen heeft afgeschermd):
SOS heeft gesteld dat die termen op elke pagina van de zwarte lijsten terugkomen in die zin dat de (hierboven) afgebeelde kop van de pagina steeds in beeld blijft. SIN c.s. betwist dat. Nu de zwarte lijsten inmiddels niet meer online staan, is dit voor het hof niet na te gaan. Voor zijn beoordeling gaat het hof er daarom van uit dat de termen “medische misdrijven” en “falende artsen” in ieder geval op de homepagina van zwartelijstartsen.com staat en op de eerste pagina van de zwarte lijst(en) zelf.
Voorts blijkt uit productie 7 bij dagvaarding dat bij de vermelde artsen, naast zijn of haar naam en die van de instelling waar betrokkenen werkt(e), vaak een foto is geplaatst, in een aantal gevallen (delen uit) de tuchtrechtuitspraak van het Regionaal of Centraal Medisch Tuchtcollege is gevoegd alsmede een “annotatie” van de zijde Van SIN c.s. met commentaar op het optreden van de betreffende arts waarbij woorden worden gebruikt als “wees gewaarschuwd”, “veroorzaakte ernstige medische fout”, “pleegt fraude in medisch dossier” en “schuldig aan achterlaten van patiënt in nood”.
4.7
Op de zwarte lijsten komen ook artsen voor die inmiddels geen BIG-registratie meer hebben. Voorts wordt de lijst niet (steeds) geactualiseerd als de termijn verstrijkt waarna een tuchtrechtelijke maatregel niet langer zichtbaar is op BIG-register.nl (zie hierna in rov. 4.8.). Desgevraagd heeft SIN c.s. tijdens de zitting bij dit hof opgemerkt dat indien zij van mening is dat de betreffende arts nog steeds een gevaar is voor de publieke gezondheidszorg de vermelding op de zwarte lijsten blijft staan ook als in het BIG register de tuchtrechtelijke maatregel niet langer zichtbaar is.
BIG-register(.nl)
4.8
Het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) is een wettelijk, register. Een deel daarvan is openbaar en staat online. Alleen wie in het BIG-register staat, mag een beschermde (medische) beroepstitel voeren en mag de bij het beroep horende voorbehouden handelingen zelfstandig uitvoeren. In het BIG-register staat ook vermeld aan welke zorgverleners een tuchtmaatregel is opgelegd. Dit kan gaan om een zowel in Nederland als in het buitenland opgelegde maatregel. Een deel van de opgelegde maatregelen wordt ook openbaar gemaakt via BIG-register.nl. Maatregelen waardoor een zorgverlener gedeeltelijk of helemaal zijn beroep niet meer mag uitoefenen, worden altijd openbaar gemaakt. Bij niet-beroepsbeperkende maatregelen, zoals berispingen en waarschuwingen beslist de tuchtrechter of de maatregel ook openbaar gemaakt (gepubliceerd) moet worden. De tuchtrechter maakt daarbij een inschatting of het privacybelang van de zorgverlener moet wijken voor het algemene belang van openbaarheid. Maatregelen die openbaar gemaakt moeten worden, worden gepubliceerd op het moment dat er geen beroep meer mogelijk is tegen een opgelegde maatregel (de uitspraak is dan onherroepelijk). De zichtbaarheid van de maatregelen op BIGregister.nl is aan een termijn gebonden: voor de meeste maatregelen is dat vijf jaar. Voor doorhaling en ontzegging van het recht wederom in het register te worden ingeschreven is dat tien jaar, waarbij de termijn in de regel begint te lopen vanaf het onherroepelijk worden van de maatregel in kwestie.
Vrijheid van meningsuiting/recht op eerbiediging goede naam
4.9
De voorzieningenrechter heeft (in rov. 4.4 tot en met 4.6) het juridische kader geschetst waarbinnen de feiten en omstandigheden van dit geschil moeten worden beoordeeld. Daarbij sluit het hof zich voor zijn voorlopige beoordeling aan en maakt dat tot het zijne. Bij de weging van de belangen van enerzijds SIN c.s. bij haar vrijheid van meningsuiting en anderzijds SOS bij het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van de op de zwarte lijsten opgenomen artsen, acht het hof onder meer relevant:
(i) de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben, (ii) de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die aan de kaak wordt gesteld, (iii) de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal, (iv) de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen, (v) de mate van waarschijnlijkheid dat ook zonder de verweten publicatie, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden, (vi) het gezag dat het medium waarop de uitlatingen zijn gepubliceerd geniet, (vii) de maatschappelijke positie van de betrokken persoon en (viii) een mogelijke beperking van het door de uitlatingen te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat de betreffende gegevens, ook zonder de verweten gedraging in de publiciteit zou zijn gekomen. De hiervoor genoemde omstandigheden wegen niet allemaal even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.1
Bij zijn beoordeling acht het hof de volgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien van belang.
De zwarte lijsten zijn afgeleid van het BIG-register en vinden daarin voor een deel hun feitelijke verankering. De zwarte lijsten gaan echter stelselmatig en in verschillende opzichten (veel) verder dan de openbare versie van het BIG-register zoals dat als BIG-register.nl online staat. Door het toevoegen van foto’s en in sommige gevallen adressen worden persoonlijke gegevens van artsen die in het BIG-register staan aan de openbaarheid prijsgegeven zonder dat daartoe aanleiding is, noodzaak bestaat of dat van toegevoegde waarde is ten aanzien van de openbaarmaking van tuchtrechtelijke maatregelen, zoals door BIG-register.nl reeds wordt gewaarborgd. Datzelfde geldt ook voor de (gedeeltelijke) toevoeging van de tuchtrechtelijke uitspraak. Deze uitspraken zijn immers -in geanonimiseerde- vorm op de site van de rechtspraak te vinden en de opgelegde maatregel zelf op de site BIG-register.nl. Door deze in een groot aantal gevallen aan elkaar te koppelen, heft SIN c.s. met de zwarte lijsten een deel van die anonimiteit ten koste van de artsen op.
Bovendien is gebleken dat SIN c.s. de zwarte lijsten niet steeds aanpast aan de actualiteit: op de zwarte lijsten blijven sommige tuchtmaatregelen zichtbaar nadat de zichtbaarheid in BIGregister.nl (meestal na 5 jaar; soms na 10 jaar) is verdwenen. In die zin wijken de zwarte lijsten dus af van het beschikbare feitenmateriaal van BIG-register.nl.
Door deze verschillen tussen de openbare versie van het BIG-register en de zwarte lijsten wordt het systeem van openbaarmaking van tuchtrechtelijke maatregelen doorkruist. Hoewel de gegevens op de zwarte lijsten deels ook zonder die lijsten openbaar zijn (en in die zin het nadeel voor de artsen beperkt), voegen de zwarte lijsten daar voor de artsen schadelijke nadere gegevens aan toe. In de Wet BIG en daarop gebaseerde regelgeving is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen de belangen van het publiek en met name (toekomstige) patiënten om adequate en doorzoekbare informatie over zorgverleners te hebben én de belangen van de zorgverleners zelf zoals meer in het bijzonder hun recht op privacy. Die zorgvuldige afweging en het daarmee bereikte evenwicht tussen de belangen van (toekomstige) patiënten en artsen aan wie tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd, wordt naar het voorlopig oordeel van het hof op onaanvaardbare wijze door de zwarte lijsten doorkruist.
Dat dit nodig zou zijn om het publiek te informeren en te waarschuwen, zoals SIN c.s. betoogt, stuit af op de informatie die al via BIG-regsiter.nl voor het publiek beschikbaar en (op redelijk eenvoudige wijze) doorzoekbaar is. In die zin is het door SIN c.s. beoogde doel al te bereiken door het publiek over het openbare deel van het BIG-register te informeren. De door SIN c.s. op die zwarte lijsten aan die informatie toegevoegde informatie als een foto per arts, (soms) adresgegevens en annotaties, is naar het voorlopig oordeel van het hof niet noodzakelijk om het publiek adequaat te informeren en te waarschuwen en weegt in ieder geval niet op tegen de inbreuk die daarmee op de privacy van de betrokken artsen wordt gemaakt.
4.11
Daarbij komt dat SIN c.s. zich op de homepagina bij de zwarte lijsten bedient van termen als “medische misdrijven” en “falende artsen” die in combinatie met de domeinnaam zwartelijstartsen.com en zwartelijstartsen.nl een diffamerende werking (kunnen) hebben ten aanzien van de op de zwarte lijsten genoemde artsen, die in de regel verder gaat dan terecht is op grond van de aan de betreffende artsen opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen. Het niet aanbrengen van onderscheid tussen de verschillende tuchtrechtelijke maatregelen (zoals de lichtere als een waarschuwing of berisping versus de zware als een schorsing of doorhaling) versterkt dat effect. Bovendien kunnen de artsen zich vanwege hun beroepsgeheim niet verdedigen tegen die diffamerende werking. Daaraan doet niet af het argument van SIN c.s. dat de zwarte lijsten uitgaan van onherroepelijke tuchtrechtelijke beslissingen zodat verdediging niet meer aan de orde is. Het gaat hier immers (ook) om de stelselmatige toevoegingen van SIN c.s. ten aanzien van de openbare informatie in het BIG-register, het gebrek aan actualiteit van de zwarte lijsten ten opzichte van dat register en het gebrek aan onderscheid tussen de verschillende tuchtrechtelijke maatregelen die de basis vormen van vermelding op de zwarte lijsten.
4.12
De voorzieningenrechter heeft (in het slot van rov. 4.9) voorts overwogen dat verwijdering van de zwarte lijst voor artsen vrijwel onmogelijk is en dat een vermelding op de zwarte lijsten via Google vaak op de eerste pagina van de zoekresultaten naar voren komt waardoor de impact op artsen groot moet worden geacht. Hiertegen is niet gegriefd zodat ook het hof hiervan uit zal gaan.
4.13
Tegen de achtergrond van de hierboven in rechtsoverweging 4.10-4.12 genoemde feiten en omstandigheden is het hof voorlopig van oordeel dat het recht van de bij SOS aangesloten artsen op eerbiediging van hun eer en goede naam zwaarder weegt dan het belang van SIN c.s. bij haar recht op vrije meningsuiting. De wijze waarop de zwarte lijsten zijn ingekleed, de daarop vermelde termen, foto’s en annotaties en de term “zwarte lijst” als zodanig, afgezet tegen de informatie op BIG-register.nl, maken dat het verbod dat de voorzieningenrechter aan haar heeft opgelegd in deze situatie gerechtvaardigd is. Een minder vergaande maatregel, zoals een verbod op bepaalde pagina’s van de zwarte lijst, is praktisch niet goed uitvoerbaar (alleen al vanwege de vereiste actualiteit die steeds aanpassing van de lijsten zou vragen) terwijl het diffamerende karakter van het geheel in stand blijft. Anders dan [appellante2] aanvoert vergt de vordering van SOS geen beoordeling per individuele vermelding waarvoor een kort geding zich niet leent. De stelselmatige doorkruising van het systeem van openbaarmaking van tuchtrechtelijke maatregelen en de diffamerende werking van de zwarte lijsten als geheel maken dat deze ook als geheel beoordeeld kunnen worden, ook in kort geding.
De overdracht van de domeinnamen voorkomt dat SIN c.s. de domeinnamen aan een ander overdraagt die de zwarte lijsten alsnog op die websites online zet en is, omdat uit de executie van het vonnis is gebleken dat SIN c.s. na het offline halen van de zwarte lijsten met extensies com. en nl. heeft geprobeerd de lijsten met een andere extensie opnieuw online te zetten, noodzakelijk om het aan SIN c.s. opgelegde verbod effectief te laten zijn.
Om dat te voorkomen is een overdracht van de domeinnamen noodzakelijk. Grief 19 die zich richt tegen het gebod om een verzoek bij Google in te dienen, is een grief die voortbouwt op de eerdere grieven, die falen.
4.14
De in de spreekaantekeningen van SIN c.s. opgenomen klacht dat [appellante2] privé geen verwijt kan worden gemaakt en de vorderingen tegen haar moeten worden afgewezen, behoeft niet worden beoordeeld. In het vonnis (rov. 4.16) is dat verweer van [appellante2] verworpen. Daartegen is geen grief gericht. Dat kan niet voor het eerst bij de spreekaantekeningen.
4.15
Het hof merkt op dat de zwarte lijsten ook pagina’s bevatten die niet zien op BIG-geregistreerde (para) medische beroepsbeoefenaren, maar bijvoorbeeld op rechters en raadsheren. Dat heeft de voorzieningenrechter niet in zijn beoordeling betrokken, maar nu daartegen geen grief is gericht, zal ook het hof dit verder onbesproken laten.
4.16
Bij deze stand van zaken komt het hof bij gebrek aan belang niet toe aan de beoordeling van de stellingen en weren ten aanzien van de AVG.
4.17
Grief 20 tegen het opleggen van een dwangsom aan SIN c.s. en lijfsdwang tegen [appellante2] mist doel. Uit de gang van zaken na het vonnis, is het hof gebleken dat de dwangsommen tot het maximum van € 150.000, - door SOS zijn aangezegd voordat SIN c.s. de ver- en geboden uit het vonnis is nagekomen. Dat is eerst gebeurd na de aanzegging van lijfsdwang, zoals SOS onbetwist heeft gesteld. Tegen die achtergrond is de oplegging van dwangsommen en lijfsdwang nodig gebleken om nakoming van het vonnis te verzekeren. Tegen de hoogte van de dwangsom is geen grief gericht.
Conclusie
4.18
Het hoger beroep van SIN c.s. faalt en behoeft overigens bij gebrek aan belang geen verdere behandeling. Het hof zal het vonnis daarom bekrachtigen. SIN c.s. zal als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten van SOS worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening.
4.19
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissingen van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 8 januari 2021, zoals hersteld bij vonnis van 5 maart 2021, in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht;
5.2
veroordeelt SIN c.s. hoofdelijk tot betaling van de volgende proceskosten van SOS:
- € 772,-- aan griffierecht;
- € 3.035, -- aan salaris van de advocaat van SOS (2,5 procespunten x appeltarief II);
5.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M. Evers, G.P. Oosterhoff en H. Wammes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.

Voetnoten

1.Voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland 8 januari 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:23.
2.Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) Stb