ECLI:NL:GHARL:2024:173

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
200.325.663
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een geschil over eigendom van een auto en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] over de eigendom van een auto. [Appellant], eigenaar van een autobedrijf, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin deze zich onbevoegd verklaarde om van het geschil kennis te nemen. De zaak betreft een Bentley die door de politie in beslag was genomen, en waarvan [appellant] stelt dat hij de eigenaar is. [Geïntimeerde] is curator van de onderneming International Consulting, die volgens [appellant] de auto aan hem zou hebben verkocht. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] geen voldoende bewijs heeft geleverd voor de eigendomsoverdracht en dat de vordering van [appellant] niet los kan worden gezien van de uitleg van de overeenkomst tussen partijen. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft, omdat de vordering van [appellant] niet kan worden gekwalificeerd als een zuivere vordering uit onrechtmatige daad. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.325.663
zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem 407873
arrest van 9 januari 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. I.M.C.A Reinders Folmer
tegen
[geïntimeerde]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
wonende te [woonplaats2] en zaakdoende aldaar aan de [adres]
en bij de rechtbank niet is verschenen
hierna: [geïntimeerde]
niet verschenen

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, op 19 oktober 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van grieven
1.2.
Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend. [appellant] heeft vervolgens arrest gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[appellant] heeft een autobedrijf. Hij heeft een auto van het merk Bentley, type Arnage, met Luxemburgse kentekenplaten [kenteken1] onder zich (hierna: de auto). Rond 13 juni 2022 is deze auto door de politie in beslag genomen. De auto reed toen met het handelaarskenteken [kenteken2] . Uit correspondentie tussen mr. Liefting en [geïntimeerde] blijkt dat de auto in de boeken staat bij de onderneming International Consulting (vermoedelijk International Consulting Luxemburg SA), dat [geïntimeerde] curator is van deze onderneming en bij de politie in [woonplaats2] aangifte heeft gedaan van verduistering van (onder andere) de auto. [appellant] heeft zich gewend tot de dienst “Sirene” van de politie om de auto vrij te krijgen, maar die heeft laten weten hierin geen partij te zijn. [appellant] heeft vervolgens, na verkregen verlof van de voorzieningenrechter in de rechtbank Arnhem, op 24 juni 2022 conservatoir beslag tot afgifte op de auto laten leggen, ten laste van [geïntimeerde] . Vervolgens heeft hij [geïntimeerde] gedagvaard voor de rechtbank Arnhem, locatie Arnhem.
2.2.
[appellant] heeft bij de rechtbank (samengevat) gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat hij eigenaar is van de auto, [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot afgifte van de auto, op verbeurte van een dwangsom en met het recht van parate executie en subsidiair een schadevergoeding, alles onder veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
2.3.
[geïntimeerde] is niet in de procedure verschenen. De rechtbank heeft zich bij het bestreden vonnis onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen en [appellant] in de kosten van de procedure veroordeeld. De bedoeling van het hoger beroep is dat de vorderingen alsnog worden toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
[appellant] heeft een memorie van grieven genomen. In dat document staat een moeilijk toegankelijk relaas, zonder duidelijke grieven tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof leidt uit het stuk af dat bezwaar wordt gemaakt tegen de overwegingen van de rechtbank en de daarop gebaseerde beslissing dat zij zich onbevoegd heeft verklaard. In de memorie van grieven staat echter niet waarom hij daartegen bezwaar maakt. Omdat het hof zijn bevoegdheid ook ambtshalve moet beoordelen, overweegt het hof het volgende.
3.2.
De bevoegdheid van het hof moet worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen in de Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (hierna: de Verordening). De hoofdregel van de bevoegdheid is dat een verweerder die woonplaats heeft in een verdragsstaat, voor de gerechten van die staat wordt opgeroepen (art. 4 Verordening). In een aantal specifiek genoemde uitzonderingen kan ook een gerecht in een andere lidstaat bevoegd zijn om van het geschil kennis te nemen. In het onderhavige geval is dat het bepaalde in art. 7, aanhef en onder 2:
“Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen:
(…)
2. ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad, voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.
3.3.
[appellant] heeft zijn vordering gebaseerd op een door [geïntimeerde] gepleegde onrechtmatige daad. Dat begrip moet verordeningsautonoom worden uitgelegd ( HvJEG 27 september 1988, zaak 189/87, NJ 1990, 425, m.nt. JCS (Kalfelis/Schröder) en omvat iedere vordering die jegens een verweerder wordt ingesteld en die geen verband houdt met een verbintenis uit overeenkomst als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de Verordening. Van deze vordering moet worden onderscheiden de vordering die uiteindelijk gebaseerd is op een overeenkomst. De enkele stelling dat verweerder zich tegenover [appellant] onrechtmatig heeft gedragen is niet doorslaggevend. In deze uitspraak heeft het hof voorts overwogen dat deze
“’bijzondere bevoegdheden’ een uitzondering vormen op het beginsel van de bevoegdheid van de gerechten van de Staat waar de verweerder zijn woonplaats heeft, en derhalve restrictief moeten worden uitgelegd.”
3.4.
In zijn uitspraak van 24 november 2020, ECLI:EU:C:2020:950 (Wikingerhof) heeft het Hof van Justitie overwogen:
“Wanneer de verzoeker zich in zijn verzoekschrift beroept op de regels inzake onrechtmatige daad, te weten de schending van een wettelijke verplichting, en het niet noodzakelijk is om de inhoud van de met de verweerder gesloten overeenkomst te onderzoeken om te bepalen of de aan hem verweten gedraging geoorloofd dan wel ongeoorloofd is, vloeit de grond voor de vordering daarentegen voort uit onrechtmatige daad in de zin van artikel 7, punt 2, van verordening nr. 1215/2012, aangezien die verplichting los van de overeenkomst op de verweerder rust”.
3.5.
Maatstaf voor de beoordeling van de bevoegdheid door de burgerlijke rechter is verder weergegeven in de uitspraak van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:566:
(3.4.4) De rechter die in het kader van de toepassing van (de voorlopers van) de Verordening Brussel I-bis onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt, dient zich bij dit onderzoek niet te beperken tot de stellingen van de eisende of verzoekende partij, maar moet ook acht slaan op alle hem ter beschikking staande gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding en, in voorkomend geval, op de stellingen van de verwerende partij. Wel geldt in dit verband de beperking dat indien de verwerende partij de stellingen van de eisende of verzoekende partij betwist, de rechter in het kader van de bepaling van zijn bevoegdheid geen gelegenheid behoeft te geven voor bewijslevering. Het onderzoek naar de bevoegdheid aan de hand van de Unierechtelijke instrumenten mag dus niet plaatsvinden op basis van enkel de door de eisende of verzoekende partij gekozen grondslag van haar vordering of verzoek. Zie voor het vorenstaande HvJ EU 28 januari 2015, zaak C-375/13, ECLI:EU:C:2015:37 (Kolassa/Barclays Bank), punt 58-65, en HvJ EU 16 juni 2016, zaak C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449 (Universal Music/Schilling), punt 42-46; zie tevens HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:694, rov. 4.2.3.
Deze maatstaf geldt ook indien de Nederlandse rechter in het kader van de toepassing van de commune regels voor internationale rechtsmacht onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt (zie HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443, rov. 4.1.4-4.1.5).
3.6.
Het feitencomplex waar [appellant] zich op beroept is, dat hij de eigenaar is van de auto. Hij stelt dat in het verleden sprake is geweest van een koopovereenkomst tussen hem en International Consulting dan wel (standpunt in hoger beroep) tussen hem en [naam1] (die bestuurder was van International Consulting). Een inbreuk op dat (gestelde) bij hem berustende eigendomsrecht is dan onrechtmatig. Uit de door [appellant] overgelegde stukken blijkt dat [geïntimeerde] zich tegenover hem op het standpunt heeft gesteld dat bestreden werd dat de auto in eigendom was overgedragen aan [appellant] . In de e-mail van 15 juni 2022 van [geïntimeerde] aan [naam1] (en in kopie aan de advocaat van [appellant] ) is onder meer opgenomen:
The car is still registered in Luxembourg as being the property of the company International Consulting.
If the car was sold, I need to see :
1) the agreement between the seller and the buyer
2) evidence that the price has been paid to the company
Otherwise, It Is my duty as a trustee appointed by the Court to consider that the car is still an asset of the company, and to get that car back, or at least the money back.
I already informed you that both cars (two BENTLEY) have been notified as stolen to the Police here in Luxembourg.
The fact that the car has been taken by dutch police is the result of the efficiency of International cooperation.
For now, I urge you to send me relevant documents attesting that the car has been sold to an another company, and that the selling price [h]as been paid.
3.7.
De door [appellant] gestelde onrechtmatige inbreuk op zijn eigendom kan niet los worden gezien van de vraag of indertijd een koopovereenkomst tot stand is gekomen waarbij International Consulting tegen betaling van de koopprijs de auto heeft geleverd aan [appellant] . De hierboven geciteerde e-mail van [geïntimeerde] aan [naam1] , bestuurder van International Consulting, duidt erop dat aan het bestaan van een dergelijke overeenkomst en betaling van de koopprijs kan worden getwijfeld en daarmee ook of de eigendom wel daadwerkelijk is overgegaan op [appellant] . De stelling van [geïntimeerde] als curator van International Consulting dat de eigendom van de auto nog steeds bij de vennootschap berust, heeft tot gevolg gehad dat bij justitie aangifte is gedaan van diefstal. Op basis daarvan is de auto in strafrechtelijk beslag genomen.
3.8.
[appellant] heeft een verklaring van [naam1] van 21 juni 2022 (dus na de hiervoor genoemde e-mail van [geïntimeerde] ) overgelegd waarin met zoveel woorden wordt verklaard dat de auto is verkocht en geleverd aan [appellant] . Die verklaring legt (in het kader van de beoordeling van de bevoegdheid) onvoldoende gewicht in de schaal, omdat de curator zich juist tot [naam1] heeft gewend om duidelijkheid te krijgen over de gang van zaken rond die overeenkomst. [appellant] heeft geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de auto op reguliere wijze aan haar is verkocht en geleverd en die de stelling van [geïntimeerde] ontzenuwen.
3.9.
Het bovenstaande leidt ertoe dat, mede gezien de restrictieve uitleg die op grond van de verordening moet worden gegeven aan het begrip onrechtmatige daad, niet gezegd kan worden dat de beoordeling van die onrechtmatige daad los kan worden gezien van de uitleg van de rechtsverhouding c.q. de overeenkomst tussen partijen. Hiermee kwalificeert het geschil dan ook niet als een zuivere vordering uit onrechtmatige daad zoals bedoeld in de verordening. Nu dit de grondslag is van de vordering van [appellant] , kan het hof geen bevoegdheid ontlenen aan art. 7 aanhef en onder 2 van de verordening.
3.10.
Het hof heeft geconstateerd dat [appellant] de auto in conservatoir beslag tot afgifte heeft genomen. Gezien de uitleg die gegeven moet worden aan het bepaalde in de artt. 10 en 765 jo. 767 Rv komt, in het licht van de bepalingen van de verordening op basis van die artikelen ook geen bevoegdheid toe aan de Nederlandse rechter. [1]
3.11.
De conclusie luidt dat aan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt. Op die grond faalt het hoger beroep. [appellant] wordt in de kosten van [geïntimeerde] veroordeeld, die worden begroot op nihil.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 19 oktober 2022;
4.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. B.J. Engberts, J. Sap en M.G. van ‘t Westeinde, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2024.

Voetnoten

1.HR 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:566, NJ 2019, 260 m.nt. L. Strikwerda