ECLI:NL:GHARL:2024:167

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
200.307.140/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige uitlatingen en belangenafweging tussen artikel 8 en artikel 10 EVRM in een civiele zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Stichting [geïntimeerde]. De zaak betreft onrechtmatige uitlatingen die [appellant] heeft gedaan over [geïntimeerde] in verschillende publicaties. Het hof heeft op 9 januari 2024 arrest gewezen, waarbij het de uitlatingen van [appellant] ten dele als onrechtmatig heeft beoordeeld. De procedure begon met een mondelinge behandeling op 21 april 2023, na een tussenarrest van 8 november 2022. Partijen hebben geprobeerd een minnelijke regeling te bereiken, maar dit is niet gelukt. Het hof heeft de relevante feiten vastgesteld, waaronder de rol van [appellant] als sterrenkundige en zijn betrokkenheid bij de radiotelescoop beheerd door [geïntimeerde]. De uitlatingen van [appellant] betroffen beschuldigingen van pseudowetenschap, plagiaat, bedrog, fraude en seksisme. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het recht op vrijheid van meningsuiting van [appellant] werd afgewogen tegen het recht van [geïntimeerde] op eerbiediging van haar reputatie. Het hof concludeerde dat de beschuldigingen van [appellant] onvoldoende feitelijke basis hadden en dat deze een ernstige aantasting van de reputatie van [geïntimeerde] vormden. Het hof heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, waaronder een verbod voor [appellant] om dergelijke beschuldigingen te uiten en de verplichting om eerder gepubliceerde teksten te verwijderen. De proceskosten werden ook aan [geïntimeerde] toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.307.140/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 133542)
arrest van 9 januari 2024
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant] ,
advocaat: mr. Y. Schippers,
tegen
Stichting [geïntimeerde],
die is gevestigd in [vestigingsplaats] ,
die ook hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. Z.N. Aliar.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het tussenarrest van 8 november 2022 heeft op 21 april 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna is de zaak enige tijd aangehouden omdat partijen de mogelijkheid van een minnelijke regeling hebben onderzocht. Partijen hebben uiteindelijk geen regeling bereikt. Vervolgens zijn de stukken gefourneerd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

[geïntimeerde] verwijt [appellant] dat hij zich in verschillende publicaties onrechtmatig over [geïntimeerde] heeft uitgelaten. Het hof beoordeelt de uitlatingen van [appellant] ten dele als onrechtmatig jegens [geïntimeerde] . De motivering en het resultaat van de beoordeling door het hof wijken af van wat is overwogen en geoordeeld door de rechtbank. Het hof zal dat hierna toelichten, nadat eerst de relevante feiten zijn vastgesteld.
3. De feiten
3.1
[geïntimeerde] beheert, onderhoudt en gebruikt met behulp van vrijwilligers de [naam1] (hierna: de radiotelescoop). De Stichting Astronomisch onderzoek te Nederland (Astron) is eigenaar van de radiotelescoop en heeft een gebruikersovereenkomst met [geïntimeerde] gesloten over het gebruik en beheer van de telescoop.
3.2
[appellant] is sterrenkundige en schrijver. Hij was eerst in dienst van Astron en is daarna in 2015 een vrijwilligersovereenkomst met [geïntimeerde] aangegaan, waar hij vanaf 2012 al als vrijwilliger werkzaam was. [appellant] was in samenwerking met andere vrijwilligers onder meer betrokken bij de uitoefening van activiteiten van de radiotelescoop.
3.3
Tussen kunstenares [naam2] en kunstenares [naam3] is medio 2018 een conflict ontstaan over het gebruik van de radiotelescoop voor kunstzinnige doeleinden. Het conflict tussen [naam2] is geëscaleerd en uiteindelijk heeft [geïntimeerde] de samenwerking met [naam2] opgezegd. [naam2] heeft in dit verband vorderingen tegen [geïntimeerde] ingesteld, die in het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 16 december 2020 zijn afgewezen. In het arrest van 26 juli 2022 heeft dit hof deze uitspraak bekrachtigd.
3.4
Op 20 februari 2019 mailde [appellant] aan het bestuur van [geïntimeerde] onder meer:

Zoals jullie waarschijnlijk wel weten, ben ik in opdracht van uitgeverij Spectrum bezig met een boek over sterrenkunde dat eind dit jaar zal uitkomen. Momenteel ben ik een sectie aan het schrijven over de [naam1] en de gerelateerde kunstprojecten. Tijdens de research (…) kwam ik ook in aanraking met het werk van [naam3] . Ik begrijp dat haar samenwerking met [geïntimeerde] voor wrijving heeft gezorgd binnen onze organisatie. Vanwege mijn vriendschap met [naam2] voelde ik mij niet geheel neutraal in dit conflict en heb ik mij hier tot nu toe volledig buitengehouden. Nu ik echter door mijn eigen onderzoek bekend ben geworden met het werk van [naam3] , kan ik hier niet langer over zwijgen. Na een eerlijke en kritische kijk op haar werk kan ik als wetenschapper en schrijver niet anders concluderen dan dat veel van [naam3] werk gebaseerd is op bedrog en plagiaat. Maar wat ik zelf nog veel ernstiger vind, is dat delen van haar werk een vorm van pseudowetenschap is. (…) Mijn sterke advies is alvast om haar werkzaamheden met de telescoop niet langer te promoten en de toekomstige samenwerking aan banden te leggen. (…) Het lijkt mij uiterst belangrijk dat [geïntimeerde] hierin voorzorgsmaatregelen plaatst om te voorkomen dat plagiaat en pseudowetenschap via de [naam1] een podium krijgen naar een groter publiek. (…)
3.5
Daarnaast maakte [appellant] er bij het bestuur melding van dat twee vrijwilligers van [geïntimeerde] (de heren [naam4] en [naam5] ) door [naam3] werden gepresenteerd als sterrenkundigen terwijl zij dit niet zijn en dat hij vragen heeft over de gang van zaken rondom de kunstcommissie van [geïntimeerde] .
3.6
[appellant] heeft het bestuur van [geïntimeerde] op 21 maart 2019 laten weten dat hij bezig is met een document over infiltratie van pseudowetenschap bij organisaties als [geïntimeerde] , waarin hij ook ingaat op het werk van [naam3] . [appellant] is bereid dit document met het bestuur te delen voordat hij het naar Astron stuurt. [naam6] heeft [appellant] op 24 maart 2019 namens het bestuur van [geïntimeerde] bericht dat het bestuur na ontvangst van het document zal laten weten hoe zij er mee verder gaat en het [appellant] afraadt om dit document buiten het bestuur om naar Astron toe te sturen.
3.7
Op 25 maart 2019 heeft [appellant] het document ‘Infiltration of pseudoscience in [geïntimeerde] ’ naar het bestuur van [geïntimeerde] en (zonder overleg met dit bestuur) naar de directie van Astron toegestuurd.
3.8
Op 26 maart 2019 mailde [appellant] het bestuur van [geïntimeerde] onder meer:

(…) Het is voor mij onverteerbaar dat [naam3] tot op vandaag nog altijd onbelemmerd activiteiten aan het ontplooien is met de [naam1] terwijl het bestuur al ruim een maand geleden op de hoogte is gesteld van het feit dat zij een agenda heeft van anti-wetenschap. (…) Ik schort mijn activiteiten met betrekking tot [geïntimeerde] bij deze op voor onbepaalde tijd. Het bestuur mag mij informeren wanneer [geïntimeerde] schoon is van pseudowetenschap.
3.9
Bestuurslid [naam6] beantwoordde per mail van 21 juni 2019 de vragen die [appellant] heeft gesteld naar aanleiding van zijn document ‘Infiltration of pseudoscience in [geïntimeerde] ’. Kort gezegd deelt [geïntimeerde] niet de conclusie dat [naam3] dient te worden bestempeld als pseudowetenschapper. Daarnaast geeft hij aan dat [geïntimeerde] [naam3] heeft gewezen op haar onterechte gebruik van de titel ‘Artist in Residence van de [naam1] ’ en wordt een toelichting gegeven op de kwestie van de kunstcommissie.
3.1
Op 8 augustus 2019 heeft bestuurslid [naam6] aan [appellant] gemaild:

Sinds eind juni heb je, ondanks herhaalde verzoeken van het [geïntimeerde] bestuur, niets meer van je laten horen. Dat vindt het bestuur jammer: we gaan graag met je in gesprek over de problemen die jij signaleert bij de uitvoering van kunst activiteiten van [geïntimeerde] . Wij willen je daarom nogmaals oproepen om te reageren op onze uitnodiging voor een gesprek. We stellen wel een termijn. We gaan er van uit dat, als je niet voor 31 augustus reageert, je geen vrijwilliger meer wil zijn bij de stichting [geïntimeerde] . Het bestuur zal je dan helaas als vrijwilliger voor onbepaalde tijd uitschrijven. (…)
3.11
Op 21 augustus 2019 (om 10:38 uur) mailde [appellant] aan het bestuur van [geïntimeerde] en de heer [naam7] , Institute Manager van Astron:

Het [geïntimeerde] bestuur houdt zich bezig met bedrog, intimidatie, seksisme en het verspreiden van leugens ten koste van twee [geïntimeerde] vrijwilligers (…)
Dit laat zien dat de stichting [geïntimeerde] geen adequaat bestuur meer heeft. Haar ego en haar kortzichtige handelen schaden de stichting, de vrijwilligers en de reputatie van de [naam1] . Dit maakt het huidige [geïntimeerde] in alle opzichten ongeschikt om het wetenschappelijke erfgoed van de [naam1] onder haar hoede te hebben(…)”
Bij afzonderlijke mail van dezelfde datum (11:54 uur) liet [appellant] het bestuur van [geïntimeerde] weten dat hij geen noodzaak ziet tot een mondeling gesprek met het bestuur omdat hij reeds alles heeft verwoord in zijn recente mails.
3.12
Op 21 augustus 2019 (om 11:20 uur) heeft [naam7] per mail aan het bestuur van [geïntimeerde] gereageerd op de recente gebeurtenissen rondom [naam2] , [appellant] en [naam3] . Astron vreest voor reputatieschade en adviseert [geïntimeerde] juridische bijstand in te schakelen om een oplossing voor de ontstane situatie te bereiken en “alle activiteiten op te schorten die betrokkenen zouden kunnen associëren met hun belang”. Astron verzoekt daarnaast om nadere informatie om het risico voor Astron te kunnen inschatten. Zo nodig zal Astron de gebruikersovereenkomst tijdelijk opschorten.
3.13
Op 6 oktober 2019 heeft het bestuur van [geïntimeerde] [appellant] per mail geschorst als vrijwilliger omdat een onwerkbare situatie is ontstaan. De elektronische sleutel die [appellant] toegang geeft tot de cabine van de radiotelescoop wordt geblokkeerd.
3.14
Op 10 oktober 2019 heeft het bestuur van [geïntimeerde] een e-mail ontvangen van [naam8] , journalist bij het Dagblad van het Noorden. [naam8] schrijft dat de redactie is benaderd door [appellant] , die onder meer mailwisselingen en een afschrift van een brief van de advocaat van [naam2] (d.d. 20 augustus 2019) heeft toegezonden. Op basis daarvan overweegt de redactie publicatie en heeft het een aantal vragen voor het bestuur.
3.15
[geïntimeerde] heeft haar vrijwilligers op 12 oktober 2019 per mail geïnformeerd over de met [naam2] en [appellant] ontstane situatie en de mogelijke media-aandacht.
3.16
In het Dagblad van het Noorden verschijnt [in] 2019 een artikel van journalist [naam8] , getiteld ‘Vrijwilligers [naam1] maken ruzie, eigenaar Astron grijpt in’. In het artikel staat onder meer:

[appellant] klaagde bij het bestuur dat [naam3] , anders dan [naam2] , ‘pseudowetenschap’ bedrijft. Hij stoorde zich daarnaast aan de seksistische toon van weer een andere vrijwilliger jegens [naam2] . [geïntimeerde] nam geen maatregelen. Het bestuur liet [appellant] schriftelijk weten dat het [naam3] geen pseudowetenschapper vond. Het raadde de Hoogevener verder ‘ten sterkste af’ met zijn klachten naar Astron te stappen. (…)
Dit kan gezien worden als fraude
‘Dus ook nog fraude’, blikt [appellant] terug op de mailwisseling. ‘Het bestuur wilde relevante informatie achterhouden. Dat kan gezien worden als fraude.’ Hij is tot dusver niet ingegaan op het verzoek van het [bestuur geïntimeerde] om in vervolg op de mails met elkaar in gesprek te gaan. ‘Hun toon is inmiddels dermate dreigend en beschuldigend dat een gesprek weinig zin heeft. Dat heb ik hen ook laten weten.’’”.
3.17
Op de website van Wikipedia is bij een artikel over de [naam1] onder het kopje ‘Trivia’ een link naar dit artikel geplaatst met de tekst:

[in] 2019 verscheen er een artikel in het Dagblad van het Noorden waarin de stichting werd beschuldigd van misstanden, waaronder seksisme. In opdracht van ASTRON werd een deel van de activiteiten hierdoor stilgelegd.
3.18
Op 19 oktober 2019 mailt [appellant] naar vrijwilligers van [geïntimeerde] onder meer:
“(…) Ik ben van mening dat de misstanden alsnog gedeeld moeten worden met alle vrijwilligers. (…) Wel kan ik benoemen om wat voor misstanden het gaat:
  • Seksuele discriminatie.
  • Bevorderen van oneerlijke concurrentie.
  • Toelaten van pseudowetenschap.
  • Toelaten van plagiaat.
  • Toelaten van seksisme.
  • Fraude.
  • Intimidatie van meerdere vrijwilligers.
  • Valselijk beschuldigen van meerdere vrijwilligers.
  • Zich niet houden aan artikel 8 Burgerlijk Wetboek 2.
  • Vrijwilligers schorsen zonder grond.
  • Weigering om misstanden te onderzoeken.
Ik heb bewijs van alle bovenstaande misstanden en zou dit graag willen delen met een onafhankelijke commissie die deze misstanden gaat onderzoeken. Het bestuur weigert nog altijd om zo’n commissie aan te stellen. Vandaar dat ik iedere vrijwilliger wil verzoeken om de onderstaande e-mail (of een eigen e-mail) te ondertekenen en naar het bestuur te sturen (eventueel met mij in de CC of BCC). Met het sturen van deze e-mail kies je op geen enkele wijze een kant in dit conflict. Het roept louter op om misstanden binnen [geïntimeerde] te laten onderzoeken om te voorkomen dat we de telescoop kwijtraken. Alleen als de volledige waarheid boven tafel komt en treffende maatregelen zijn getroffen, kan [geïntimeerde] weer verder in een positieve richting. (…)
We kennen [naam9] , [naam6] en [naam14] als fatsoenlijke personen waarvan we niet zouden verwachten dat ze ooit misstanden in de doofpot zouden willen houden.
3.19
Vanaf omstreeks 25 oktober 2019 heeft [geïntimeerde] geen kunstactiviteiten meer uitgevoerd.
3.2
[appellant] heeft teksten op zijn persoonlijke website met het adres [naam11] .nl gepubliceerd, waarin hij onder andere schrijft:
“Seksisme bij de [naam1]
(…) Binnen de populaire psychologie is dit gedrag niet onbekend. Het komt veel voor rond een narcistisch persoon die een tegenstander wil zwartmaken. Ze heten vliegende apen (flying monkeys). Deze medestanders geloven de laster die de narcist verspreidt. De vliegende apen sluiten hun ogen voor de waarheid, spreiden hun vleugels en trekken er op uit om het slachtoffer voor gek te verklaren.”

Seksisme bij de [naam1] deel 2. Vervolg op het verhaal ‘Seksisme en vliegende apen bij de [naam1] ’
(…) Vrijwilligers worden misleid. (…) seksisme valt niet te bestrijden zolang de seksisten de macht hebben.”

Seksisme bij de [naam1] deel 3. Vervolg
(…) Hoe kan het dat het bestuur van [geïntimeerde] wegkomt met deze verregaande vorm van seksisme met twee vrijwilligers als slachtoffer?(…)
Toen ik begin 2019 mijn document schreef over de misstanden, deed ik dit ook in het Engels, zodat de Britse algemeen directeur van ASTRON, [naam10] , dit kon lezen. Zij reageerde echter nooit op mijn onthullingen, maar liet deze zaak over aan haar mannelijke collega [naam7] . Verschillende pogingen van mijn kant om [naam10] persoonlijk uit te laten spreken over dit seksisme liepen op niets uit. [naam7] bleef de aangewezen persoon om deze misstanden recht te zetten. Gedurende 2019 spreekt [naam7] mooie woorden vol beloftes, maar uiteindelijk kiest hij er voor om niet tegen het [geïntimeerde] bestuur op te treden. (…) De reacties van [naam7] worden in de loop van de tijd steeds merkwaardiger. Stap voor stap neemt hij afstand van de feiten die ik aandraag en neemt hij het juist op voor het [geïntimeerde] bestuur.(…)
ASTRON doet niets (…) Indien de instituut manager van ASTRON inderdaad louter luistert naar wat zijn oud-collega [naam6] hem influistert, zou [naam7] daarmee een tweede generatie vliegende aap zijn.
“ [geïntimeerde] Misstanden (…)
“Voordat de reputatie van [geïntimeerde] hersteld kan worden, dient eerst de volledige waarheid boven tafel te komen. Hou mijn pagina in de gaten. Over enkele maanden verschijnt hier het opmerkelijke verhaal waarin ik de misstanden uit de doeken doe, getiteld: De vliegende apen van [geïntimeerde] .”
3.21
Op 6 mei 2020 heeft [geïntimeerde] de vrijwilligersovereenkomst met [appellant] beëindigd en [appellant] verzocht de door hem op zijn website gepubliceerde schadelijke en onheuse aantijgingen jegens [geïntimeerde] te verwijderen.
3.22
In mei 2020 heeft [appellant] (een aantal) vrijwilligers gemaild. Op 19 mei 2020 mailt hij aan vrijwilligers:
“(…)
Het afgelopen jaar heb ik onderzoek gedaan naar het [geïntimeerde] bestuur om de gebeurtenissen te begrijpen en om alle misstanden op een rij te zetten. Ik doe hiervan uitgebreid verslag op mijn website. Het is mijn intentie om dit verhaal voor het grote publiek beschikbaar te maken. Hopelijk is het [geïntimeerde] bestuur tegen die tijd tot het inzicht gekomen dat haar huidige koers desastreus is voor [geïntimeerde] en het erfgoed van de [naam1] . Mijn verslag kun je hier vinden: http:// [naam11] .nl/ [geïntimeerde] -misstanden”
En op 31 mei 2020 mailt hij aan een tweetal vrijwilligers:
“(
…) Mijn grootste vraag in deze zaak is eenvoudigweg waarom jullie dit hebben laten gebeuren. Jullie kijken toe terwijl het bestuur Stichting [geïntimeerde] kapot maakt. Op zo’n moment horen prominente vrijwilligers vragen te stellen en te blijven stellen tot er duidelijkheid is.
(…) Het enige wat ze weten, zijn de leugens die het bestuur over haar [hof: [naam2] ] en mij de wereld in heeft gebracht. Ik heb van dichtbij de intense emotionele schade meegemaakt die jullie geliefde [geïntimeerde] bestuurders daarmee hebben veroorzaakt. En deze heren liegen nog altijd, tot aan de rechter, in een wanhopige poging om hun wandaden goed te praten.
Mijn voorstel is dat jullie contact zoeken met een aantal vrijwilligers en gezamenlijk een tekst opstellen die het bestuur oproept tot de-escalatie en het verschaffen van openheid omtrent hun handelen jegens mij en [naam2] . Indien jullie daartoe bereid zijn, verzoek ik jullie om dit bij mij kenbaar te maken.”
Meerdere vrijwilligers hebben het bestuur laten weten dat zij deze e-mailberichten van [appellant] niet op prijs stellen en hebben het bestuur verzocht om hiertegen maatregelen te nemen.
3.23
Omstreeks augustus 2020 is het boek ‘Telescopen en Tijdmachines’ verschenen bij uitgeverij Spectrum. In dat boek schrijft [appellant] onder meer over [geïntimeerde] :

Helaas is het ook voorgekomen dat de telescoop gebruikt werd voor pseudowetenschap. Vrijwilligers van [geïntimeerde] zijn over het algemeen geen wetenschappers en dat maakt de organisatie tot een gemakkelijk doelwit voor personen die zich voordoen als wetenschapsexpert. Zo kwam de telescoop in handen van een wave explorer die onder meer beweerde dat de beroemde snaartheorie reeds beschreven staan in het scheppingsverhaal van de Bijbel en dat wij vrij tussen parallelle universums kunnen springen, afhankelijk van ons niveau van bewustzijn. De dame in kwestie kreeg spijtig genoeg vrij spel van het [geïntimeerde] -bestuur om het wetenschappelijk erfgoed van Jan Hendrik Oort te gebruiken als podium voor haarzelf”.
Na deze tekst is een voetnoot opgenomen met de volgende tekst:

Bij onderzoek dat ik deed voor dit boek kwam ik misstanden tegen binnen [geïntimeerde] . Het bestuur liet mij weten dat ik hierover diende te zwijgen. Toen ik hier toch melding van maakte bij Astron, besefte het [geïntimeerde] -bestuur dat er sprake was van een onhoudbare situatie. In plaats van af te treden, besloot het bestuur echter om de klokkenluider uit [geïntimeerde] te zetten en de benadeelde vrijwilligers te bedreigen met juridische vervolging wegens ‘reputatieschade’. Zie http:// [naam11] .nl/ [geïntimeerde] -misstanden.
3.24
[appellant] heeft het volgende commentaar geplaatst bij een openbaar bericht op het LinkedIn-profiel van de heer [naam12] , hoofd Astronomie en Operaties van Astron, waarin wordt aangekondigd dat Astron op zoek is naar een nieuw algemeen directeur: “
This time hire a person who listens to complains of sexism.
Eén van de derden die dit commentaar heeft gelezen plaatste hierbij de volgende reactie:

Auch…putting this kind of feedback out in the open, indicates some (previous?) cultural issues”, waarop [appellant] als volgt reageerde: “
Indeed it does. I’ve been documenting these issues for 3 years now”.
3.25
[appellant] heeft tegen [geïntimeerde] een procedure bij de rechtbank aanhangig gemaakt. Daarbij heeft hij gevorderd dat het besluit tot vernietiging van de vrijwilligersovereenkomst wordt vernietigd, dat de elektronische sleutel van [appellant] wordt geheractiveerd en dat aan de vrijwilligers van [geïntimeerde] een rectificatie wordt verstuurd.
3.26
[geïntimeerde] heeft tegenvorderingen ingesteld. Zij vorderde onder meer:
- een verklaring voor recht dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] ;
- de veroordeling van [appellant] tot het staken en gestaakt houden van het (openbaar) publiceren en/of verspreiden van teksten inhoudende smadelijke of lasterlijke berichtgeving ten aanzien van [geïntimeerde] c.q. inhoudende onterechte beschuldigingen (waaronder fraude, seksisme, pseudowetenschap en bedrog) die de goede eer en de goede naam van [geïntimeerde] aantasten, op straffe van een dwangsom van € 750,- per dag of per keer dat [appellant] niet aan dit verbod voldoet, met een maximum van € 30.000,-;
- de veroordeling van [appellant] tot het binnen vijf dagen na datum vonnis verwijderen van alle reeds door hem gepubliceerde onrechtmatige, schadelijke/lasterlijke teksten, waaronder (doch niet uitputtend) op zijn persoonlijke website (https:// [naam11] .nl/ [geïntimeerde] -misstanden/; https// [naam11] .nl/aangifte-tegen-klokkenluider/), op straffe van een dwangsom van € 750,- per dag dat [appellant] na de gestelde termijn niet aan dit gebod voldoet, met een maximum van
€ 30.000,-.
3.27
In het vonnis van 27 oktober 2021 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen. De rechtbank heeft de tegenvorderingen van [geïntimeerde] - voor zover van belang - als volgt toegewezen:

5.4. verklaart voor recht dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] ;
5.5.
veroordeelt [appellant] tot het per ommegaande staken en gestaakt houden van het (openbaar) publiceren en/of verspreiden van teksten inhoudende smadelijke of lasterlijke berichtgeving ten aanzien van [geïntimeerde] c.q. inhoudende onterechte beschuldigingen (waaronder fraude, seksisme, pseudowetenschap en bedrog) die de goede eer en de goede naam van [geïntimeerde] aantasten, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 250,- per dag dat [appellant] niet aan dit verbod voldoet, zulks tot een maximum van € 5.000,-;
5.6.
veroordeelt [appellant] tot het verwijderen van alle reeds door hem online gepubliceerde onrechtmatige, smadelijke/lasterlijke teksten en verwijzingen daarnaar, waaronder (doch niet uitputtend) op zijn persoonlijke website, verwijzingen op Wikipedia en de reactie bij LinkedIn op straffe van een dwangsom. De rechtbank zal de dwangsom beperken tot € 250,- per dag dat [appellant] niet aan dit verbod voldoet, met een maximum van € 5.000,-.
3.28
Na het bestreden vonnis van 27 oktober 2021 heeft [appellant] in publicaties op zijn website en in op YouTube geplaatste video’s weer aandacht besteed aan [geïntimeerde] .

4.De beoordeling door het hof

De vorderingen in hoger beroep
4.1
De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is (uitsluitend) dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen. De kop van de memorie van grieven van [appellant] luidt ‘Memorie van grieven, tevens wijziging van eis’. Dat sprake is van een eiswijziging en waaruit deze bestaat blijkt echter op geen enkele wijze uit de memorie van grieven en is ter zitting in hoger beroep ook niet toegelicht. Het hof gaat er daarom vanuit dat sprake is van een verschrijving.
4.2
[geïntimeerde] heeft ook hoger beroep ingesteld. Zij beoogt de oplegging van hogere dwangsommen dan door de rechtbank is toegewezen en zij heeft haar eis ten aanzien van de op te leggen dwangsom ten opzichte van de eis zoals deze bij de rechtbank is gesteld gewijzigd van € 750,- per dag met een maximum van € 30.000,- naar € 1.000,- per dag met een maximum van € 10.000,-. [appellant] heeft tegen deze eiswijziging geen bezwaar gemaakt. Omdat ook geen sprake is van schending van procedurele regels, zal het hof beslissen op grond van de gewijzigde eis.
4.3
Het hof zal de bezwaren die partijen tegen het vonnis hebben geformuleerd hierna thematisch behandelen.
Feitenvaststelling door de rechtbank
4.4
Het eerste bezwaar van [appellant] ziet op de feitenvaststelling door de rechtbank. Daargelaten dat [appellant] niet toelicht welke in eerste aanleg vastgestelde feiten niet of minder relevant dan wel onvolledig zijn en op welke gronden dit tot andere oordelen zou moeten leiden, heeft het hof hiervoor de feiten zelfstandig vastgesteld. Dit bezwaar behoeft daarom geen verdere bespreking.
Processuele aspecten
4.5
[geïntimeerde] voert in haar memorie van antwoord aan dat [appellant] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de door [appellant] aangevoerde grieven onduidelijk zijn. Uit de memorie van grieven volgt echter voldoende duidelijk op welke gronden [appellant] bezwaar heeft tegen het bestreden vonnis. Uit het verweer in de memorie van antwoord blijkt ook dat [geïntimeerde] begrijpt wat [appellant] met zijn hoger beroep beoogt. Het hof ziet daarom geen aanleiding om [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren omdat zijn grieven onvoldoende duidelijk zouden zijn.
4.6
Voor zover [geïntimeerde] betoogt dat de kracht van gewijsde (van de afwijzing van de vorderingen in conventie en de daaraan in rov. 4.3 ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden) aan beoordeling van de bezwaren van [appellant] in de weg staat, volgt het hof [geïntimeerde] daarin niet. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen toewijzing van de reconventionele vorderingen. Rov. 4.3 is mede ten grondslag gelegd aan die toewijzing en [appellant] komt daar in zijn memorie van grieven uitdrukkelijk tegen op.
4.7
[appellant] meent tenslotte dat de rechtbank zijn standpunt, dat de reconventionele vordering te laat ingesteld en onduidelijk is, ten onrechte heeft afgewezen. Ook het hof is van oordeel dat de vordering tijdig (bij conclusie van antwoord) en voorzien van een voldoende duidelijke (feitelijke en juridische) onderbouwing is ingediend. De rechtbank heeft het standpunt van [appellant] dan ook terecht gepasseerd.
De uitingen van [appellant]
4.8
De overige bezwaren van [appellant] betreffen de overwegingen van de rechtbank over de onrechtmatigheid van zijn uitingen en de beslissingen op de vorderingen van [geïntimeerde] .
4.9
De rechtbank heeft in rov. 4.3 van het vonnis vastgesteld dat uit het procesdossier en de verklaring van partijen ter zitting volgt dat [appellant] vanaf februari 2019 herhaaldelijk ernstige verwijten heeft geuit jegens het bestuur van, vrijwilligers en andere betrokkenen bij [geïntimeerde] . De rechtbank heeft de aan hen gerichte beschuldigingen van bedrog, fraude, plagiaat, seksisme en pseudowetenschap als onvoldoende onderbouwd en inbreukmakend op de goede naam beoordeeld en vastgesteld dat [appellant] hierdoor onrechtmatig handelt. Onder verwijzing naar deze overweging, is de gevorderde verklaring voor recht dat [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] toegewezen (rov. 4.8 en 5.3 van het vonnis).
4.1
[appellant] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij beroept zich op zijn vrijheid van meningsuiting. De rechtbank is daar ten onrechte aan voorbij gegaan, aldus [appellant] . In ieder geval blijkt niet van een belangenafweging uit het vonnis. [appellant] heeft misstanden aan de kaak willen stellen en van ongefundeerde verwijten is geen sprake. Ook klaagt [appellant] erover dat niet is aangegeven welke passages onrechtmatig zijn.
Aan de orde in hoger beroep
4.11
Afgezien van de vordering tot oplegging van een hogere dwangsom heeft [geïntimeerde] geen incidenteel hoger beroep ingesteld en/of een eiswijziging ingediend. Aan de orde is dus de beoordeling van de oorspronkelijk ingediende vordering, zoals gewijzigd c.q. verduidelijkt bij conclusie van repliek in reconventie. Het hof constateert dat daarin wordt gesproken van “onterechte beschuldigingen (waaronder fraude, seksisme, pseudowetenschap en bedrog)”. Naast de genoemde vier soorten beschuldigingen heeft [geïntimeerde] voorts in haar stukken verwezen naar een beschuldiging van (het faciliteren van) plagiaat. Het hof zal zich beperken tot een beoordeling van de aldus genoemde specifieke beschuldigingen van fraude, seksisme, pseudowetenschap, bedrog en plagiaat. Ter onderbouwing van de onrechtmatigheid van deze beschuldigingen heeft [geïntimeerde] in de processtukken verwezen naar (passages in) publicaties, die hiervoor (onder 3) zijn weergegeven. Dat en waarom ook andere beschuldigingen in andere publicaties jegens haar onrechtmatig zouden zijn, heeft [geïntimeerde] niet concreet gesteld en uitgelegd.
4.12
Dat [appellant] de tekst bij de link naar het artikel in het Dagblad voor het Noorden op de Wikipedia-pagina van de radiotelescoop (rov. 3.17) heeft opgesteld en op die Wikipedia-pagina heeft geplaatst, kan het hof niet met zekerheid vaststellen. Deze tekst zal het hof daarom buiten beschouwing laten bij de hierna te beantwoorden vraag of [appellant] met zijn uitlatingen onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld. Ter zitting is gebleken dat de link met de bijhorende tekst inmiddels van de desbetreffende Wikipedia-pagina is verwijderd, zodat [geïntimeerde] bovendien geen belang meer heeft bij een beoordeling van de onrechtmatigheid daarvan. Ook de reactie die [appellant] op LinkedIn heeft geplaatst (rov. 3.24) zal het hof in de hierna volgende overwegingen over de onrechtmatigheid van de uitingen van [appellant] buiten beschouwing laten. Deze reactie betreft een vacature bij Astron gepost door een medewerker van Astron; in de reactie van [appellant] wordt de naam van [geïntimeerde] niet genoemd. Daarnaast heeft [appellant] aangevoerd dat hij seksisme ook binnen Astron aan de orde heeft gesteld, zodat niet gebleken is dat deze reactie betrekking heeft op [geïntimeerde] .
Toetsingskader
4.13
[appellant] beroept zich op de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in
artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). [geïntimeerde] beroept zich op haar beurt op het recht op eerbiediging van reputatie of, met andere woorden, de eer en goede naam. Dat recht valt onder het recht op eerbiediging van het privéleven als bedoeld in artikel 8 lid 1 EVMR en wordt ook beschermd door artikel 6:162 BW. Voor zover [geïntimeerde] meent dat andere (persoonlijkheids)rechten dan reputatiebescherming in het geding zijn, heeft zij dat onvoldoende toegelicht.
4.14
Er is dus sprake van een botsing tussen twee fundamentele rechten. Het antwoord op de vraag welk van deze rechten in deze zaak zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden. Uitgangspunt bij die afweging is dat beide rechten in beginsel gelijkwaardig zijn. Het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, brengt mee dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets als genoemd het tweede lid van artikel 8 en 10 EVRM. De toetsing dient in één keer te geschieden. [1]
4.15
In het kader van de hiervoor beschreven afweging zijn in de (Europese en nationale) rechtspraak een aantal niet-limitatieve gezichtspunten ontwikkeld. Voor de beoordeling van deze zaak zijn daarvan onder meer de volgende gezichtspunten relevant:
- de aard van de uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen daarvan voor [geïntimeerde]
- de mate waarin de uitlatingen ten tijde van publicatie steun vonden in het beschikbare feitenmateriaal;
- de mate waarin de uitlatingen een bijdrage leveren aan een (publiek) debat van algemeen belang;
- het medium waarin de uitlatingen zijn gedaan en de presentatie en inkleding daarvan.
Met inachtneming van deze gezichtspunten en de door partijen genoemde omstandigheden zal het hof de uitingen van [appellant] hierna beoordelen.
Beschuldiging van pseudowetenschap en plagiaat
4.16
In de door [geïntimeerde] aangehaalde uitingen komt aan de orde dat [geïntimeerde] zich schuldig heeft gemaakt aan het bieden van een podium voor pseudowetenschap en plagiaat. Wat het veronderstelde plagiaat betreft komt de beschuldiging van [appellant] er in de kern op neer, dat [naam3] haar kunstzinnige werk zou hebben gebaseerd op of ontleend aan het werk van [naam2] (zie rov. 3.3), en dat [geïntimeerde] voor dat werk een podium is blijven bieden ook nadat [geïntimeerde] daarvan op de hoogte was gesteld. [appellant] heeft in deze procedure echter geen enkele onderbouwing verschaft van het veronderstelde plagiaat, en ook uit de correspondentie met [geïntimeerde] blijkt dat hij op dit punt kennelijk is afgegaan op de opinie van [naam2] . De beschuldiging op dit punt aan het adres van [geïntimeerde] ontbeert dus elke feitelijke basis. Hoewel zij indirect is (‘een podium bieden voor’) is evident dat een dergelijke beschuldiging de reputatie van [geïntimeerde] kan beschadigen.
4.17
Wat betreft de beschuldiging van pseudowetenschap is de beoordeling anders. Ook hier is de beschuldiging indirect, in de zin dat [geïntimeerde] (aldus [appellant] ) een podium zou bieden voor de pseudowetenschap van [naam3] . Het hof constateert dat in deze procedure niet of nauwelijks inhoudelijk is gedebatteerd over deze beschuldiging. Wel is duidelijk dat [appellant] in zijn correspondentie met [geïntimeerde] (zoals zijn e-mail van 20 februari 2019, rov. 3.4) en in andere stukken (zoals zijn artikel “Infiltration of pseudo-science in [geïntimeerde] ”, rov. 3.9) uitvoerig op dit onderwerp is ingegaan, waarbij hij bijvoorbeeld aangeeft dat [naam3] beweert dat complexe wetenschappelijke theorieën kunnen worden begrepen met intuïtie, en dat de snaartheorie afkomstig is uit de bijbel. Naar het oordeel van het hof staat en stond het [appellant] vrij om zijn mening hierover te uiten en daarbij de kwalificatie ‘pseudo-wetenschap’ te gebruiken, temeer gelet op zijn achtergrond als sterrenkundige, en voor deze mening publiekelijk de aandacht te vragen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [geïntimeerde] (een stichting met een wetenschappelijk doel) voor de bedoelde activiteiten een podium biedt.
Beschuldiging van bedrog, fraude en seksisme
4.18
Daarnaast beschuldigt [appellant] [geïntimeerde] in zijn uitingen van bedrog, fraude en seksisme. Dit zijn ieder afzonderlijk vergaande en ernstige beschuldigingen, onder meer ook vanwege de strafrechtelijke connotatie. Ook als deze beschuldigingen als mening worden geuit, mag worden verwacht dat [appellant] op zijn minst met enige feitelijke onderbouwing daarvoor komt.
4.19
[appellant] voert aan dat twee vrijwilligers van [geïntimeerde] , de heren [naam4] en [naam5] , zich publiekelijk hebben voorgedaan als sterrenkundigen terwijl zij dit niet zijn. Uit zijn correspondentie met [geïntimeerde] volgt dat hij in feite bedoelt dat [naam3] deze twee personen als sterrenkundigen (onder meer op haar website) heeft gepresenteerd. Dit noch het verwijt dat het bestuur informatie achter wil houden, is voldoende feitelijke grond voor de vergaande beschuldiging van bedrog en fraude aan het adres van (betrokkenen bij) [geïntimeerde] . Van andere feiten en omstandigheden die steun bieden aan deze beschuldigingen is niet gebleken.
4.2
Wat betreft het seksisme heeft [appellant] aangegeven dat er een paar vrijwilligers zijn die zich schuldig maken aan seksistisch gedrag. Als voorbeeld noemt [appellant] een vrijwilliger die standaard en tevens in het bijzijn van bezoekers zijn anekdotes afsluit met de zin: ‘Maar u weet hoe vrouwen zijn’. Daarnaast wijst [appellant] erop dat met name [naam2] niet serieus wordt genomen en door het bestuur is uitgemaakt voor ‘crazy woman’ en achter haar rug om ‘diva’, ‘brutaal als de ratten’ en ‘gevalletje borderline’ is genoemd, in welk verband naar het als productie 18 bij de conclusie van repliek in conventie overgelegde e-mailbericht van
16 oktober 2019 van de heer [naam13] is verwezen. Ook wijst [appellant] op een als productie 6 bij de memorie van grieven overgelegd e-mailbericht van 18 november 2019 [naam5] aan [naam6] en een als productie 11 overgelegde schriftelijke verklaring van [naam2] .
4.21
[geïntimeerde] heeft de stellingen van [appellant] gemotiveerd bestreden en wijst er op dat onderbouwing ontbreekt. [geïntimeerde] betwist dat het bestuur de door [appellant] gestelde uitlatingen over [naam2] heeft gedaan. Voor zover is verwezen naar een e-mail van [naam13] , waarin over [naam2] staat vermeld ‘
of ze is brutaal als de ratten (…) of ze heeft een stoornis richting borderline oid (…)’, wijst [geïntimeerde] erop dat [naam13] dit bericht na het lezen van het artikel in het Dagblad van het Noorden heeft verzonden aan het bestuur en dat hij destijds geen bestuurslid was. Het bestuur betreurt de inhoud van deze mail en wijst erop dat [naam13] daarvoor zijn excuses heeft aangeboden aan [naam2] . Naast [appellant] zijn er geen klachten of signalen ontvangen met betrekking tot seksisme. Noch de resultaten van een binnen [geïntimeerde] na de melding van [appellant] uitgevoerde enquête noch de mail van 18 november 2019 biedt steun voor de beschuldigingen zoals [appellant] deze heeft geuit.
4.22
Bij deze stand van zaken constateert het hof dat de door [appellant] aangevoerde feiten en omstandigheden het verwijt van (het toelaten van of onvoldoende optreden tegen) seksisme en de kwalificatie van seksisten aan het adres van [geïntimeerde] en haar bestuursleden niet kunnen dragen.
4.23
Het aanbod van [appellant] om door middel van het horen van vrijwilligers, waaronder
[naam2] , alsnog aan te tonen dat sprake is van seksisme binnen de stichting passeert het hof. Het gaat er om of de geuite beschuldiging over (het bestuur van) [geïntimeerde] destijds voldoende basis vond in het toen beschikbare feitenmateriaal. [appellant] heeft onvoldoende onderbouwd dat dat het geval was, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen.
4.24
Ook de beschuldigingen van bedrog, fraude en seksisme ontberen dus een voldoende feitelijke basis.
Overige omstandigheden
4.25
De beschuldigingen van plagiaat, bedrog, fraude en seksisme krijgen extra lading door de wijze waarop [appellant] deze heeft geuit. Zijn toon is stellig, beschuldigend en beledigend, met toevoeging van extra diffamerende termen als leugens, intimidatie, misstanden en “vliegende apen” en persoonlijke diskwalificaties van het bestuur.
4.26
Het gaat bovendien niet om een enkele uitlating. [appellant] heeft [geïntimeerde] herhaaldelijk, eerst via e-mailcorrespondentie aan betrokkenen (niet zijnde bestuursleden) bij [geïntimeerde] maar later ook in het openbaar via het Dagblad van het Noorden en via zijn persoonlijke website, met de beschuldigingen in verband gebracht. [appellant] is volhardend in zijn berichtgeving met beschuldigingen en blijft hardnekkig vast houden aan zijn eigen gelijk.
4.27
Voldoende aannemelijk is dat [geïntimeerde] schade lijdt doordat zij door de uitlatingen in haar eer en goede naam wordt getroffen. [geïntimeerde] is een ideële stichting die enerzijds afhankelijk is van de inzet van vrijwilligers en donateurs. Anderzijds is [geïntimeerde] afhankelijk van Astron, die de radiotelescoop via een gebruikersovereenkomst aan [geïntimeerde] ter beschikking heeft gesteld. De onvoldoende onderbouwde ernstige beschuldigingen doen afbreuk aan deze relaties van [geïntimeerde] en laten een zeer negatieve indruk achter bij het publiek dat daar via openbare kanalen kennis van neemt.
4.28
Al deze omstandigheden afwegend, is het hof van oordeel dat de onvoldoende gefundeerde beschuldigingen van plagiaat, bedrog, fraude en seksisme aan het adres van [geïntimeerde] , gelet op de gevolgen daarvan en de wijze waarop en stelselmatigheid waarin deze zijn gepresenteerd, een ernstige aantasting vormt van haar reputatie. Het hof is van oordeel dat het recht van [geïntimeerde] om van een dergelijke aantasting gevrijwaard te blijven, in het licht van de omstandigheden van dit geval, zwaarder weegt dan het recht van [appellant] op vrijheid van meningsuiting. [appellant] had zijn visie en zorgen ook op andere wijze aan de kaak kunnen stellen, zonder dergelijke beschuldigingen te uiten en te blijven herhalen.
4.29
De beschuldigingen van plagiaat, bedrog, fraude en seksisme (zoals weergegeven onder rov. 3.11, 3.16, 3.18 en 3.20) zijn in de gegeven omstandigheden onrechtmatig jegens [geïntimeerde] . In zoverre is de gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar.
Overige vorderingen van [geïntimeerde]
4.3
Gelet op de ernst en de stelselmatigheid van de uitingen is de vordering tot het doen staken van deze beschuldigingen op zijn plaats en ook toewijsbaar. [appellant] mag [geïntimeerde] niet meer beschuldigen van of in verband brengen met plagiaat, bedrog, fraude en seksisme of bewoordingen van soortgelijke strekking.
[appellant] heeft ter zitting verklaard dat hem onduidelijk was welke van zijn uitlatingen als onrechtmatig zijn aan te merken, dat hij al een jaar niets meer heeft gepubliceerd en dat hij ‘het boek heel graag wil sluiten’. Het hof gaat ervan uit dat met dit arrest nu duidelijk en bepaalbaar is waarin het onrechtmatig handelen van [appellant] precies is gelegen. Uit de voorgeschiedenis, de in het geding gebrachte stukken die betrekking hebben op de periode na het vonnis en zijn optreden ter zitting, concludeert het hof dat [appellant] zich kennelijk niet realiseert dat zijn handelen niet door de beugel kan. Bovendien is het hof er niet van overtuigd geraakt dat [appellant] uit eigen beweging dat handelen (in de nabije toekomst) zal staken c.q. gestaakt zal houden, zodat [geïntimeerde] nog altijd belang heeft bij het gevorderde gebod.
Daarbij wordt aangetekend dat het door [geïntimeerde] gevorderde (maar ook het door de rechtbank toegewezen) gebod te ruim is geformuleerd. Het hof zal de veroordeling beperken tot een verbod om beschuldigingen van plagiaat, bedrog, fraude en seksisme te uiten. Van [appellant] wordt verwacht dat hij zich aan dit arrest en de strekking daarvan zal houden en dat hij niet zijn inventiviteit zal aanwenden om door te gaan met beschuldigingen in bewoordingen die strikt genomen niet vallen onder voornoemde veroordeling.
4.31
[appellant] zal gepubliceerde teksten met beschuldigingen van plagiaat, bedrog, fraude en seksisme ook van zijn website moeten verwijderen. Dat betreft de gehele tekst waarin dergelijke beschuldiging zijn weergegeven: deze teksten moeten in hun onderlinge samenhang en tegen de hierdoor genoemde achtergrond als geheel onrechtmatig jegens [geïntimeerde] worden geacht, hoewel dat voor enkele zinnen of overwegingen wellicht niet het geval zal zijn.
Het in dit verband gevorderde (en de door rechtbank toegewezen) gebod tot verwijdering is te ruim en onbepaald om te kunnen worden toegewezen. Het hof zal de veroordeling beperken tot een gebod om publicaties met beschuldigingen van plagiaat, bedrog, fraude en seksisme of bewoordingen van soortgelijke strekking op zijn website te verwijderen. Nu [geïntimeerde] uit het door [appellant] geschreven boek “Telescopen en tijdmachines” slechts één passage heeft geciteerd waarin [appellant] spreekt over pseudowetenschap (hetgeen zoals hiervoor overwogen toelaatbaar is) en niet over concrete andere beschuldigingen, wordt dat boek door het hieronder opgelegde gebod niet geraakt.
4.32
Anders dan de rechtbank zal het hof [appellant] niet veroordelen tot verwijdering van ‘verwijzingen op Wikipedia’ en ‘de reactie bij LinkedIn’. Hiervoor is overwogen dat het hof niet met zekerheid kan vaststellen dat [appellant] de tekst bij de link naar het artikel in het Dagblad voor het Noorden op de Wikipedia-pagina van de radiotelescoop heeft opgesteld en op die Wikipedia-pagina heeft geplaatst. Ter zitting is bovendien gebleken dat de link naar het artikel inmiddels van de desbetreffende Wikipedia-pagina is verwijderd, zodat [geïntimeerde] geen belang meer heeft bij een veroordeling tot verwijdering daarvan. Wat betreft de reactie die [appellant] op LinkedIn heeft geplaatst, is hiervoor overwogen dat niet is gebleken dat deze tekst onrechtmatig jegens [geïntimeerde] is.
Hoogte dwangsom
4.33
[geïntimeerde] betoogt in de toelichting op haar grieven in incidenteel appel nog dat de door de rechtbank opgelegde dwangsommen van € 250,- per dag met een maximum van € 5.000,- niet toereikend zijn. Zij licht dit toe door te stellen dat [appellant] zich niet aan het vonnis heeft gehouden en zijn gedragingen van kwaad tot erger gaan omdat hij inmiddels ook via YouTube video’s heeft gepubliceerd waarin hij doorgaat met zijn beschuldigingen.
In de gedragingen van [appellant] na het bestreden vonnis en zijn houding ter zitting ziet het hof aanleiding tot oplegging van een hogere dwangsom per overtreding en een hoger maximumbedrag aan dwangsommen. Het hof zal de dwangsom stellen op € 500,-
per overtreding met een maximum van € 10.000,-.
Slotsom
4.34
Het hof acht de uitlatingen van [appellant] over plagiaat, bedrog, fraude en seksisme aan het adres van [geïntimeerde] onrechtmatig. Omdat het hof op basis van een andere motivering tot een ander resultaat dan de rechtbank komt, zal het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk bekrachtigen en gedeeltelijk vernietigen. Tot een andere proceskostenveroordeling dan in eerste aanleg is toegewezen, leidt deze uitkomst niet.
4.35
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] in de proceskosten van zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld.
4.36
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [2]
4.37
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaar bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
27 oktober 2021, behalve de beslissingen onder rov. 5.5 en 5.6 die hierbij worden vernietigd en beslist als volgt:
5.2
veroordeelt [appellant] tot het per ommegaande staken en gestaakt houden van het (openbaar) publiceren en/of verspreiden van teksten inhoudende beschuldigingen van plagiaat, fraude, bedrog en seksisme of bewoordingen van gelijke aard of strekking aan het adres van [geïntimeerde] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of per keer dat [appellant] niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
5.3
veroordeelt [appellant] binnen vijf dagen na betekening van dit arrest tot het verwijderen van alle reeds door hem online gepubliceerde teksten met beschuldigingen van plagiaat, fraude, bedrog en seksisme aan het adres van [geïntimeerde] en verwijzingen daarnaar op zijn persoonlijke website, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat [appellant] na de gestelde termijn niet aan dit gebod voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
5.4
veroordeelt [appellant] in het principaal hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 783,- aan griffierecht
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II à € 1.183,-);
5.5
veroordeelt [appellant] in het incidenteel hoger beroep tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 1.183,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II à € 1.183,- x 50%);
5.6
bepaalt dat deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.7
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, R.E. Weening en M. Schut en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
9 januari 2024.

Voetnoten

1.HR 18 januari 2000, ECLI:NL:HR:2008:BB3210 en HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9230.
2.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.