4.8.Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde wijst de heffingsambtenaar op de taxatiematrix van 18 juli 2022, waarin de woning op € 282.000 is getaxeerd. De taxatiematrix is zo goed als gelijkluidend aan de in de beroepsfase opgemaakte matrix. De Rechtbank heeft in haar uitspraak het volgende geoordeeld:
De referentiewoning aan de [adres2] 11 in [woonplaats]
10. Eiser voert aan dat de referentiewoning aan de [adres2] 11 geen juiste onderbouwing is voor de vastgestelde waarde van de woning. Daarbij stelt eiser dat het gebruiksoppervlak van deze referentiewoning 132m2 hoort te zijn en niet 81 m2 waar verweerder in de taxatiematrix vanuit gaat. Hierdoor wordt de woningwaarde van de prijs per m' € 646,- in plaats van € 1.053,-. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat de woning ook een slechtere ligging heeft dan deze referentiewoning. Om voornoemde redenen is de waarde van de woning te hoog vastgesteld, aldus eiser.
11. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat hij het gebruiksoppervlak van de referentiewoning aan de [adres2] 11 heeft gebaseerd op informatie uit marktgegevens, foto's en plattegronden. Daaruit blijkt dat in de ruimte achter de oorspronkelijke woning stoeptegels liggen en als opslag wordt gebruikt, waardoor deze niet als woonruimte is aan te merken. In de taxatiematrix is deze ruimte van 50m2 als berging gewaardeerd voor een bedrag van € 25.000,-. Over de ligging heeft verweerder aangevoerd dat de woning niet slechter ligt dan de referentiewoning. De woning ligt meer aan de rand van [woonplaats] en de referentiewoning ligt vlakbij winkels in [woonplaats] , zodat deze meer last heeft van (parkeer)drukte.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom hij bij de referentiewoning aan de [adres2] 11 van een gebruiksoppervlak van 81m2 is uitgegaan en ziet geen reden om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Eiser heeft verweerders toelichting ter zitting ook niet bestreden of weersproken. Met de toe lichting heeft verweerder bovendien naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de referentiewoning geen wezenlijk betere ligging heeft dan de woning. Dit betekent dat verweerder deze referentiewoning mocht gebruiken om de waarde van de woning te onderbouwen en dat de rechtbank uitgaat van de gegevens die over deze referentiewoning in de taxatiematrix zijn vermeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Over de kavelgrootte en de toepassing van de grondstaffel
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder in beroep voor de waardebepaling van de woning van een kavelgrootte van 428m2 is uitgegaan en dat partijen hierover niet langer van mening verschillen. Eiser stelt daarnaast dat de prijzen per m2 voor woningen in [plaats2] veel hoger liggen dan voor woningen in [woonplaats] omdat [plaats2] dichterbij [plaats1 ] ligt. Volgens eiser heeft verweerder daarom ten onrechte dezelfde grondstaffel voor [plaats2] en [woonplaats] gehanteerd. De waardebepaling van de woningen - die is gebaseerd op een vergelijking met de referentiewoningen aan de [adres3] 5 en [adres4] 58 te [plaats2] - kan om die reden ook niet juist zijn, aldus eiser.
14. Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat [plaats2] en [woonplaats] vlak bij elkaar liggen. De referentiewoning aan de [adres3] 5 ligt het verst weg en [adres4] 58 ligt tussen [plaats2] en [woonplaats] , op een weg die beide dorpen verbindt. Daarom is [plaats2] en [woonplaats] dezelfde grondstaffel toegepast. Vanwege die slechte ligging van zowel de woning als de referentiewoningen (zoals genoemd in de taxatiematrix) is vervolgens een korting van 25% op de grondwaarde toegepast. Over de referentiewoning aan de [adres3] 5 heeft verweerder desgevraagd aangevoerd dat in de taxatiematrix een onjuiste grondwaarde en prijs per m2 is vermeld. Dit had moeten zijn: € 127.575,- (grondwaarde) en € 971,- (prijs per blad m2).
15. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn stelling verder niet heeft gemotiveerd of onderbouwd. Gelet op verweerders toelichting ter zitting, bestaat onvoldoende grond voor het oordeel dat verweerder voor [plaats2] en [woonplaats] niet dezelfde grondstaffel had mogen hanteren. De beroepsgrond slaagt niet.
Over de bouwkwaliteit, staat van onderhoud en de voorzieningen van de woning
16. Eiser voert voorts aan dat verweerder bij de waardering van de woning geen rekening heeft gehouden met het slechte onderhoud, de slechte kwaliteit en de slechte voorzieningen van de woning. Ook heeft verweerder de aanwezigheid van asbest ten onrechte niet bij de waardebepaling betrokken. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar de door hem overgelegde foto’s. Verweerder had de waarde van de woning daarom lager moeten vaststellen, aldus eiser.
17. Uit de taxatiematrix blijkt dat verweerder de woning als volgt heeft beoordeeld. De bouwkwaliteit is `voldoende', de staat van onderhoud is `matig' en de voorzieningen zijn ‘gedateerd'. De rechtbank stelt vast dat eiser niet met stukken heeft onderbouwd dat deze beoordeling anders zouden moeten worden gewaardeerd. De overgelegde foto’s bieden onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat de woning nog lager had moeten scoren. Voor de woningwaarde per m2 van de woning heeft verweerder voor de woning € 841,- gehanteerd, tegen over respectievelijk € 1.053,-(Referentiewoning aan de [adres2] 11 in [woonplaats] ) en € 971,- (Referentiewoning aan de [adres3] 5 in [plaats2] ) afgeleid uit de verkoopprijzen van de referentiewoningen, die op bouwkwaliteit, staat van onderhoud en voorzieningen gelijk scoren. De referentiewoning aan de [adres4] 58 in [plaats2] scoort beter op staat van onderhoud (voldoende) en voorzieningen (eenvoudig) wat ook tot uitdrukking komt in de woningwaarde per m2 zijnde € 1.683,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende rekening gehouden met de door eiser genoemde aspecten van de woning . De rechtbank is verder van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er asbest aanwezig is op het dak van de buren en dat de grond van de woning hierdoor zou zijn vervuild. Eiser heeft deze stelling niet onderbouwd, zodat verweerder hierin ook geen aanleiding heeft hoeven zien om de waarde van de woning lager vast te stellen. De beroepsgrond slaagt niet.’.
Het Hof ziet geen aanleiding anders te oordelen en maakt die overwegingen tot de zijne.