ECLI:NL:GHARL:2024:1251

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
200.312.795
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging samenwerkingsovereenkomst en schadevergoeding in de tandheelkundige praktijk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de beëindiging van een samenwerkingsovereenkomst tussen de besloten vennootschap Dident B.V. en een tandarts, aangeduid als [geïntimeerde]. De tandarts had op 5 april 2021 zijn ontslag ingediend, wat leidde tot een geschil over de gevolgen van deze opzegging. Dident vorderde schadevergoeding wegens het abrupt beëindigen van de samenwerking en het verlies van patiënten, terwijl [geïntimeerde] betaling van openstaande facturen eiste. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen en die van Dident toegewezen, maar in hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld.

Het hof oordeelde dat de opzegging door [geïntimeerde] niet rechtsgeldig was omdat de opzegtermijn van drie maanden niet in acht was genomen. Echter, het hof concludeerde dat Dident de opzegging had geaccepteerd en dat beide partijen de overeenkomst met wederzijds goedvinden hadden beëindigd. Hierdoor kon Dident geen schadevergoeding vorderen voor de onregelmatige opzegging.

Daarnaast oordeelde het hof dat Dident onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claim dat [geïntimeerde] wanprestatie had gepleegd door slecht werk te leveren, wat zou hebben geleid tot het vertrek van patiënten. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Dident tot betaling van de proceskosten aan [geïntimeerde].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.312.795
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Amersfoort: 9361169)
arrest van 20 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dident B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
appellante,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: Dident,
advocaat: mr. R.C.M. Andriessen,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
appellant in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.J. Douwes.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 6 juni 2023 heeft op 6 december 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tegen de weergave van de feiten door de kantonrechter in het vonnis van 2 maart 2022 in de overwegingen 2.1 en 2.2 is geen bezwaar gemaakt, zodat het hof daarvan uitgaat. Het geschil, voor zover nog van belang in hoger beroep, laat zich als volgt omschrijven.
2.2.
[geïntimeerde] heeft op grond van een (voortgezette) overeenkomst van opdracht van 27 mei 2020 werkzaamheden als tandarts verricht in de praktijk van Dident. Deze overeenkomst is aangevuld met een tweetal mondelinge afspraken die betrekking hadden op de berekening van het aan [geïntimeerde] toekomende deel van de door hem behaalde omzet. Voor zijn werkzaamheden factureerde [geïntimeerde] Dident op regelmatige basis. Die facturen zijn niet telkens volledig betaald, wat te wijten was aan zogenoemde retrocessies door de verzekeringsmaatschappij. Het onbetaald blijven van een deel van de facturen heeft op meerdere momenten tot spanningen geleid tussen [geïntimeerde] en Dident. [geïntimeerde] heeft zich uit onvrede meermaals ziek gemeld en heeft op 5 april 2021de volgende email aan Dident verstuurd:
Bij deze dien ik met onmiddellijke ingang mijn ontslag in.
Verder meld ik me voor onbepaalde tijd ziek.
Er is een onwerkbare situatie ontstaan, door alle woorden die je gezegd en geschreven hebt.
Ik kan me niet meer opladen en voldoende concentreren om de patienten goed te kunnen
behandelen.
Verder zal ik contact opnemen met mijn rechtsbijstandverzekering, indien de achterstallige nota's niet betaald worden binnen afzienbare tijd.
En zal ik eventueel de KNMT om advies vragen wat te doen met een aantal zaken die in de praktijk lopen.
Bij email van 6 april 2021 heeft de directeur van Dident, [naam1] , aan [geïntimeerde] het volgende bericht:
Dat jij op 5 april j.1 jouw samenwerkingsovereenkomst met Dident eenzijdig en per direct hebt opgezegd betreur ik maar heb ik geaccepteerd.
De gevolgen van dit abrupt afbreken van de dienstverlening in mijn praktijk heeft geleid tot het afbellen van al jouw patiënten. Ik ben nu bezig met een adequate oplossing hetgeen tot veel problemen en mogelijk vertrek van patiënten leidt. Gezien jouw toenemende obstructieve houding binnen de praktijk, waaronder het plotseling niet komen opdagen omdat je het ergens niet mee eens bent, is voor mij het grootste argument om jou nu ook de toegang tot de pratijk Dident per direct te ontzeggen.
[geïntimeerde] heeft daarna aangeboden zijn werkzaamheden weer te hervatten, maar dat is door Dident geweigerd. Bij whatsapp bericht van 8 april 2021 heeft zij [geïntimeerde] laten weten dat zij een tandarts heeft die komt invallen. Ook na herhaald aandringen van [geïntimeerde] om zijn werk te hervatten, zoals bij email van 19 april 2021 en whatsapp bericht van 7 mei 2021 heeft Dident daaraan geen gehoor willen geven.
In juni 2021 hebben partijen nog wel met elkaar gesproken over hervatting van de samenwerking, maar zijn niet tot elkaar gekomen.
2.3.
In de procedure bij de kantonrechter heeft [geïntimeerde] betaling van zijn nog deels openstaande facturen gevorderd en Dident heeft schadevergoeding van [geïntimeerde] gevorderd in verband met de opzegging en het “weglopen” van een aantal patiënten uit de praktijk en daarnaast schadevergoeding die aan patiënten moest worden betaald. Verder heeft Dident uit onverschuldigde betaling terugbetaling gevorderd van wat zij teveel aan [geïntimeerde] had betaald. De kantonrechter heeft bij vonnis van 2 maart 2022 de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen en die van Dident toegewezen tot een bedrag van € 362,51 aan betaalde schadevergoedingen aan patiënten en een bedrag van € 829,24 als teveel betaald op de facturen van [geïntimeerde] , vermeerderd met rente. Daarbij is [geïntimeerde] in conventie in de proceskosten veroordeeld en zijn de proceskosten in reconventie gecompenseerd.
2.4.
Het hoger beroep van Dident richt zich tegen twee oordelen van de kantonrechter, te weten de afwijzing van haar vordering tot schadevergoeding wegens de onregelmatige opzegging van de overeenkomst door [geïntimeerde] en de afwijzing van de vordering tot schadevergoeding wegens patiënten die, naar haar zeggen, de praktijk hebben verlaten vanwege de door [geïntimeerde] (slecht) uitgevoerde behandelingen. Het incidenteel hoger beroep richt zich tegen een door [naam1] privé betaald bedrag op de facturen van [geïntimeerde] , die door de kantonrechter volgens [geïntimeerde] ten onrechte zijn toegeschreven aan Dident.

3.Het oordeel van het hof

Schade als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst?
3.1.
In de overeenkomst van 27 mei 2020 is opgenomen dat een opzegging van de overeenkomst door één van de partijen kan plaatsvinden met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Het bericht van [geïntimeerde] van 5 april 2021 is, alleen al gezien de bewoordingen, te beschouwen als een opzegging van de overeenkomst. Vaststaat dat de opzegtermijn niet in acht is genomen. Het standpunt van [geïntimeerde] dat het bericht is gedaan onder invloed van een geestelijke stoornis en dat het bericht niet is te beschouwen als een opzegging in juridische zin, volgt het hof niet. [geïntimeerde] heeft, behalve zijn eigen relaas, geen enkele onderbouwing gegeven van zo’n geestelijke stoornis. De gang van zaken voorafgaande het bericht van 5 april 2021 duidt erop dat [geïntimeerde] het niet betaald krijgen van zijn volledige declaraties met regelmaat inzette als pressiemiddel voor zijn bereidheid tot het verrichten van werkzaamheden. [geïntimeerde] komt ook niet, zoals bijvoorbeeld een werknemer, bijzondere bescherming toe, zodat het hof hem houdt aan zijn opzegging.
3.2.
In het emailbericht van 6 april 2021 heeft Dident laten weten dat zij de opzegging accepteert. Die enkele acceptatie betekent niet automatisch dat zij hiermee ook afzag van haar recht op schadevergoeding als gevolg van de opzegging van de overeenkomst. Echter zijn er voldoende bijkomende omstandigheden op grond waarvan [geïntimeerde] die acceptatie wel mocht opvatten als een instemming met beëindiging zonder opzegtermijn. Daartoe overweegt het hof het volgende.
3.3.
In de mededeling van Dident dat zij de opzegging accepteert ontbreekt een beroep op de opzegbepalingen in de overeenkomst. Daarnaast heeft zij in het tweede deel van die email [geïntimeerde] de toegang tot de praktijk ontzegd. Dat duidt erop dat zij ook niet wilde dat hij terug zou komen. Weliswaar heeft Dident in de periode voorafgaande aan de opzegging [geïntimeerde] gewezen op de opzegbepalingen in de overeenkomst, maar kennelijk heeft zij daaraan geen gevolgen verbonden toen zij de opzegging accepteerde. Daar komt bij dat [geïntimeerde] al eerder uit protest plotseling niet op het werk was verschenen en daarna toch weer hervatte. Dat was ook hier het geval. Op 8/9 april 2021 liet hij immers weten dat hij weer wilde komen werken. Maar dat is door Dident geweigerd. In haar whatsapp bericht van 8 april 2021 liet zij weten dat zij inmiddels een andere tandarts had gevonden. [geïntimeerde] mocht dit zo opvatten dat zij geen behoefte meer aan het werk van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] mocht een en ander in onderling verband zo begrijpen dat Dident uiteindelijk geen bezwaar had tegen het feit dat [geïntimeerde] de opzegtermijn niet in acht had genomen. Het hof deelt dan ook het oordeel van de kantonrechter dat door deze gang van zaken beide partijen met wederzijds goedvinden de overeenkomst hebben beëindigd. Dat Dident hierover in een later stadium anders is gaan denken, doet daaraan niet af omdat [geïntimeerde] vertrouwen mocht ontlenen aan haar eerdere instemming met de beëindiging van de overeenkomst zonder in achtneming van een opzegtermijn (artikel 3:35 BW). Dit alles staat aan de vordering van Dident in de weg. Aan een beoordeling van de door Dident gevorderde schadevergoeding komt het hof dan niet toe. De grieven die tegen dat onderdeel van het vonnis zijn gericht, behoeven dan ook geen bespreking. De voorwaardelijke grief van [geïntimeerde] tegen het oordeel van de kantenrechter kan ook onbesproken blijven.
Schade als gevolg van het verlies van patiënten?
3.4.
Dident heeft zich erop beroepen dat [geïntimeerde] zijn werk zodanig slecht uitvoerde dat patiënten als gevolg daarvan de praktijk hebben verlaten. Zij stelt daarom schade te hebben geleden en wil dat [geïntimeerde] die aan haar vergoedt. Ook die vordering slaagt niet. Het hof zal dit uitleggen.
3.5.
Deze vordering is door Dident gebaseerd op “wanprestatie, dan wel onrechtmatige daad”. In hoger beroep heeft zij dit in zoverre toegelicht dat zij de door haarzelf geleden schade als gevolg van het vertrek van de patiënten uitdrukkelijk scheidt van de schade die de patiënten zelf hebben geleden. Zij geeft als onderbouwing van deze vordering een opsomming van de in haar ogen gebrekkige behandeling die de (vertrokken) patiënten hebben gekregen van [geïntimeerde] . Deze opsomming is door [geïntimeerde] per patiënt inhoudelijk bestreden, zoals blijkt uit de memorie van antwoord sub 40 tot en met 54.
3.6.
Bij deze stand van zaken staat nog niet voldoende vast dat [geïntimeerde] ook daadwerkelijk is tekortgeschoten in zijn zorg voor de door hem behandelde patiënten. In het verlengde daarvan staat dus ook niet vast dat de door Dident hier gevorderde schade door dat handelen van [geïntimeerde] is veroorzaakt. Een verdere beoordeling van dit geschilpunt zou nadere bewijslevering door Dident noodzakelijk maken. Zij heeft echter geen (voldoende concreet en gespecificeerd) bewijsaanbod ten aanzien van dit onderdeel gedaan. Ter zitting in hoger beroep heeft Dident gesteld dat zij met de overgelegde verklaringen en stukken van mening was dat het bewijs van het tekortschieten is geleverd. Toen heeft zij ook niet uitdrukkelijk nader bewijs aangeboden (maar zelfs de mogelijkheid geopperd dat zij van nadere bewijslevering, zoals het horen van patiënten zou afzien). Bij gebreke van een duidelijk gespecificeerd en concreet bewijsaanbod, kan het hof slecht vaststellen dat onvoldoende vaststaat dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in zijn zorg ten opzichte van de patiënten en in het verlengde daarvan aansprakelijk is voor de door Dident gestelde schade aan haar onderneming. Daarmee falen de grieven tegen de afwijzing van dit onderdeel van de vordering van Dident.
De betaling van € 1.900,- door [naam1] privé.
3.7.
In het incidenteel appel heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat een betaling van € 1.900,- door [naam1] door de kantonrechter ten onrechte aan Dident is toegerekend. De grief faalt. Immers in zijn akte van 17 januari 2022 heeft [geïntimeerde] (randnummers 29 t/m 31) juist gesteld dat deze door [naam1] verrichte betaling moest worden toegerekend aan Dident en heeft hij zijn vordering ook met dat bedrag verminderd. Zijn betoog in hoger beroep heeft hij niet vergezeld laten gaan van een vermeerdering of wijziging van eis, zodat reeds om die reden dit beroep strandt.
Slotoverweging en conclusie.
3.8.
Partijen hebben over en weer nog bewijs (door getuigen) aangeboden. Het hof zal dat aanbod passeren. Nadere bewijslevering kan in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet tot een andere gevolgtrekking leiden.
3.9.
Het hoger beroep van Dident noch [geïntimeerde] slaagt. Omdat Dident in het ongelijk zal worden gesteld in het principaal appel, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in dat hoger beroep veroordelen. Omgekeerd moet [geïntimeerde] de kosten die zijn gemaakt in het incidenteel appel aan Dident betalen. Onder de toe te wijzen kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover, voor zover gevorderd. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.10.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort van 2 maart 2022;
4.2.
veroordeelt Dident tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 783,- aan griffierecht
€ 4.426,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief IV);
4.3.
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van Dident:
€ 858,- aan salaris van de advocaat van Dident (1 procespunt x appeltarief I)
4.4.
bepaalt dat deze kosten (die van 4.3) moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.5.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Sap, L. Janse en J.G.J. Rinkes, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.