ECLI:NL:GHARL:2024:116

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
200.329.933
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet na overtreding van contactverbod wegens grensoverschrijdend gedrag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kantonrechter, waarin het ontslag op staande voet van de verzoeker, [verzoeker], door zijn werkgever, Stichting Scholen in de Kunst (SidK), werd bekrachtigd. Het ontslag volgde op de overtreding van een contactverbod dat aan [verzoeker] was opgelegd naar aanleiding van een melding van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De verzoeker betwistte de geldigheid van het contactverbod en de overtreding ervan, maar het hof oordeelde dat het contactverbod duidelijk was gecommuniceerd en dat de verzoeker dit had overtreden door contact op te nemen met de melder van de beschuldigingen. Het hof concludeerde dat de overtreding van het contactverbod een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde. De verzoeker had ook een aantal vorderingen ingediend, waaronder de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst en betaling van achterstallig loon, maar deze werden afgewezen. Het hof bekrachtigde de eerdere beslissingen van de kantonrechter en wees de verzoeken van de verzoeker af, terwijl het ook het verzoek van SidK om een contactverbod op te leggen afwees. De proceskosten werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.329.933
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 10184376)
beschikking van 8 januari 2024
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in (het principaal) hoger beroep,
verweerder in (het incidenteel) hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker
hierna: [verzoeker]
advocaat: mr. I.J. Woltman
tegen
Stichting Scholen in de Kunst
gevestigd te Amersfoort,
verweerster in (het principaal) hoger beroep,
verzoekster in (het incidenteel) hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: SidK
advocaat: mr. P.S. Fluit

1.1. Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikkingen van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht) van 25 januari 2023 (gepubliceerd als ECLI:NL:RBMNE:2023:262) en 19 april 2023.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift (met producties) van 17 juli 2023, ter griffie ontvangen op 18 juli 2023;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroepschrift (met producties) van 19 september 2023;
- het verweerschrift tegen het incidenteel appel (met producties) van 1 november 2023;
- de akte met nadere producties van [verzoeker] , ontvangen op 2 november 2023;
- de op 15 november 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
2.2
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 8 januari 2024 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
[verzoeker] heeft zijn eis gewijzigd in het verweerschrift tegen het incidenteel appel. SidK heeft daar bezwaar tegen gemaakt, vanwege de tweeconclusieregel. Dat bezwaar is terecht. Een wijziging van eis die beoogt het dictum van het vonnis in eerste aanleg te veranderen geldt als een grief en alle grieven moeten in de eerste conclusie die een partij in hoger beroep neemt (in dit geval de memorie van grieven) naar voren worden gebracht. Het hof laat dan ook de wijziging van eis niet toe. Hierna zal blijken dat dit voor de uitkomst van de zaak niet uitmaakt.
2.3
[verzoeker] heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, verzocht om (enigszins verkort weergegeven):
primair:
1. de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 9 september 2022 te vernietigen;
2. betaling van het verschuldigde loon vanaf 9 september 2022, plus wettelijke verhoging en wettelijke rente;
3. betaling van het achterstallige loon over augustus en september 2022 van € 638,73, te vermeerderen met vakantiegeld, de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
4. een correcte eindafrekening te verstrekken en betalen;
5. het verstrekken van bruto/netto-specificaties op straffe van een dwangsom;
6. vergoeding van de kosten van het Nederlands Forensisch Onderzoeksbureau van € 260,15;
7. de toegangsbeperkingen tot de locaties voor het volgen van muzieklessen en aanverwante activiteiten op te heffen en toegang te verschaffen, onder verbeurte van een dwangsom.
subsidiair:
8. betaling van de gefixeerde schadevergoeding;
9. betaling van de transitievergoeding;
10. betaling van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW;
11. de wettelijke rente over de te betalen bedragen;
12. een correcte eindafrekening en betaling daarvan;
13. het verstrekken van bruto/netto-specificaties op straffe van een dwangsom;
primair en subsidiair:
14. betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten van beide instanties.
2.4
SidK heeft als tegenverzoek verzocht om, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in het principaal beroep,
1. de primaire verzoeken van [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren of deze af te wijzen en (ook) de subsidiaire verzoeken van [verzoeker] af te wijzen;
2. te bepalen dat het locatieverbod gehandhaafd blijft;
3. ontbinding van de arbeidsovereenkomst als deze hersteld wordt of als SidK wordt veroordeeld tot herstel van de arbeidsovereenkomst;
in het incidenteel beroep,
1. te bepalen dat [verzoeker] geen contact mag hebben of opnemen, in welke vorm dan ook, met leerlingen, naaste familie van leerlingen, werknemers en vrijwilligers van SidK, op verbeurte van een dwangsom;
2. een schadevergoeding van € 30.000 netto;
alles met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten in beide instanties.

3.3. De feiten

3.1
Het hof verwijst voor de vaststaande feiten naar de beschikking van de kantonrechter van 25 januari 2023 onder 2.1 tot en met 2.23 en neemt die over.
3.2
Voor de leesbaarheid zal het hof de essentie van de feiten als volgt kort weergeven. SidK geeft cursussen beeldende kunst, toneel, schrijven, muzieklessen en danslessen aan kinderen, jongeren en volwassenen op verschillende locaties in en rondom Amersfoort. [verzoeker] (ten tijde van het het ontslag 22 jaar oud) doet al vrijwel zijn hele leven mee aan activiteiten van SidK, aanvankelijk als leerling/cursist, later ook als vrijwilliger en betaalde kracht. Tot 1 september 2022 is hij op basis van een min/max-contract werkzaam geweest bij SidK als gastheer in Soest. Op 1 september 2022 is [verzoeker] bij SidK in dienst getreden op basis van een min/max-contract in de functie van facilitair medewerker in Amersfoort, voor de duur van een jaar.
3.3
Op 6 september 2022 ontving [naam1] , een docente van SidK, een melding van [naam2] dat [verzoeker] zich jegens hem seksueel grensoverschrijdend had gedragen. Daarop is [verzoeker] voor een gesprek uitgenodigd. Tijdens dat gesprek op 7 september 2022 is hem door de manager personeelszaken en de directeur van SidK meegedeeld dat er signalen waren van grensoverschrijdend gedrag bestaande uit intimidatie, dwang en seksueel getinte handelingen en dat hij op non-actief werd gesteld. In een brief van SidK van 8 september 2022 is aan [verzoeker] bevestigd dat hem in het gesprek is meegedeeld dat hij niet op locaties van SidK mocht komen en geen contact met (onder meer) andere leerlingen en medewerkers mocht zoeken. Nog de avond van 7 september 2022 berichtte [naam2] aan [naam1] dat [verzoeker] hem had geappt. Dat was aanleiding voor SidK om [verzoeker] op 9 september 2022 op staande voet te ontslaan vanwege overtreding van het contactverbod. Op 20 september 2022 is [verzoeker] in voorlopige hechtenis genomen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de beschuldigingen door [naam2] .

4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

4.1
[verzoeker] heeft zich tegen het ontslag op staande voet verzet en is een procedure gestart bij de kantonrechter. Kort samengevat heeft hij het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een dringende reden en dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Primair heeft hij de kantonrechter verzocht de opzegging te vernietigen, te bepalen dat hij tot het werk en de locaties van SidK voor het volgen van muzieklessen wordt toegelaten en SidK te veroordelen hem loon te betalen en salarisspecificaties te verstrekken. Subsidiair verzocht hij te bepalen dat SidK een gefixeerde schadevergoeding en de transitievergoeding moet betalen, een eindafrekening en salarisspecificaties moet verstrekken en het verbod op toegang tot de locaties van SidK op moet heffen, met veroordeling van SidK tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
4.2
SidK heeft afwijzing van de verzoeken bepleit. SidK heeft op haar beurt de kantonrechter verzocht te bepalen dat [verzoeker] geen toegang zou hebben tot haar locaties op verbeurte van een dwangsom. Voor het geval het ontslag op staande voet geen stand houdt heeft zij de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden en te bepalen dat [verzoeker] geen recht heeft op loon na 9 september of na 20 september 2022.
4.3
De kantonrechter heeft beslist dat het ontslag op staande voet standhoudt. Zij heeft vervolgens in de bestreden beschikking van 19 april 2023 (die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard):
- de vorderingen van [verzoeker] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld;
- bepaald dat [verzoeker] geen toegang heeft tot locaties voor het volgen van muzieklessen en aanverwante activiteiten, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 5.000,-.
4.4.
Bij de kantonrechter had [verzoeker] bij wege van voorlopige voorziening verzocht te bepalen dat hij tot zijn werk zou worden toegelaten. In hoger beroep is dit van geen belang meer en het hof zal dit dan ook verder buiten beschouwing laten.

5.De beoordeling in het principaal en incidenteel hoger beroep

waar gaat het om?
5.1
[verzoeker] is op staande voet ontslagen door SidK omdat hij een contactverbod zou hebben overtreden. Het contactverbod is aan [verzoeker] opgelegd naar aanleiding van de melding door een medeleerling van [verzoeker] over seksueel grensoverschrijdend gedrag door [verzoeker] . [verzoeker] betwist dat er een contactverbod was. Ook betwist hij dat hij, zoals hem verweten wordt, contact heeft gezocht met de medeleerling die de melding had gedaan. Voor zover het hof van oordeel is dat er wel sprake was van een contactverbod én dat [verzoeker] dit heeft overtreden, betoogt [verzoeker] dat dit geen dringende reden voor ontslag oplevert. [verzoeker] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen. SidK wil dat [verzoeker] niet meer op haar locaties mag komen en wil een contactverbod en schadevergoeding.
de beoordeling van het ontslag op staande voet
5.2
Om te beoordelen of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en in stand kan blijven, zal het hof achtereenvolgens de volgende vragen beantwoorden:
  • is in het gesprek op 7 september 2022 aan [verzoeker] een contactverbod opgelegd?
  • is aannemelijk geworden dat [verzoeker] dit verbod heeft overtreden?
  • zo ja, is dat een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt?
  • zo ja, is de dringende reden onverwijld aan [verzoeker] meegedeeld?
contactverbod in het gesprek op 7 september 2022
5.3
SidK heeft een transcript overgelegd van het gesprek. De waarheidsgetrouwheid van deze transcriptie is niet in het geding, zodat het hof hiervan uitgaat. Daaruit blijkt dat niet mis te verstaan is geweest dat het [verzoeker] verboden werd om in contact te treden met onder meer andere leerlingen en medewerkers van SidK. Dit is in het gesprek verschillende keren benadrukt, waarbij een handreiking is gegeven aan [verzoeker] wat te doen als iemand met hem contact zou opnemen. Blijkens de transcriptie is de ernst van de situatie meteen aan het begin van het gesprek duidelijk gemaakt, namelijk dat de aanleiding was dat er een melding van grensoverschrijdend gedrag was geweest en dat [verzoeker] daarom op non-actief werd gesteld. Vervolgens is hem de toegang tot alle locaties ontzegd, met het oog op de veiligheid en is hem expliciet verboden om contact te hebben “
met iedereen, orkestleden, collega’s, receptieleden-collega’s, docenten” en is het belang daarvan benadrukt. Op de vraag van [verzoeker] later in het gesprek of hij zich voor de orkestrepetitie mag afmelden, is het antwoord dat hij dit niet zelf mag maar dat de personeelsmanager dat zal doen. Dat er een contactverbod is opgelegd staat dan ook vast, en dat [verzoeker] dit zo had begrepen ook.
contactverbod overtreden door [verzoeker] ?
5.4
De avond van 7 september 2022 krijgt de docente die de aanvankelijke melding had gekregen, [naam1] , om 22.40 uur opnieuw bericht van de melder. Dat is [naam2] , die vijf jaar jonger is dan [verzoeker] . [naam2] informeert [naam1] dat hij zojuist een bericht van [verzoeker] heeft gekregen op zijn telefoon. Het bericht is volgens [naam2] afkomstig van de tweede telefoon van [verzoeker] , waarvan hij al vaker berichten heeft gekregen. Hij heeft dat nummer in zijn telefoon opgeslagen onder de naam Robin2. Het bericht luidt:
“Hey [naam2] , ik weet dat je weet wie ik ben. BELANGRIJK DAT JE HIER IN DE APP NIET ZEGT WIE IK BEN! Ik heb een probleem! Kan ik je vertrouwen?
Ja: zeg de 1e letter van m’n achternaam.
Nee: zeg de 1e letter van jouw achternaam.
Sorry dat het zo moet, maar het is even een serieus probleem hier...
5.5
[naam2] heeft op verzoek van de docente een screenshot gemaakt van het bericht en van het telefoonnummer waarvan het afkomstig is. Kort daarna heeft de afzender de berichten verwijderd. Volgens SidK is dit bericht afkomstig van [verzoeker] , die via dit bericht contact heeft gezocht met [naam2] en daarmee heeft gehandeld in strijd met het contactverbod. Behalve [naam2] zelf heeft ook zijn moeder aan SidK heeft laten weten dat [naam2] het Whatsapp-bericht van [verzoeker] heeft ontvangen en daarvan een screenshot heeft gemaakt.
5.6
[verzoeker] betwist dat dit bericht van hem afkomstig is. Volgens hem is het screenshot dat is overgelegd gefabriceerd, en wel door [naam2] . Volgens [verzoeker] was hij namelijk juist het slachtoffer van [naam2] .
5.7
Het klopt dat uit het screenshot niet zonder meer kan worden afgeleid dat en wanneer het door [verzoeker] aan [naam2] is gestuurd, zodat er een mogelijkheid bestaat dat het is gefabriceerd. Anders dan [verzoeker] betoogt, kan echter niet de conclusie van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: NFO) worden gevolgd dat aan het screenshot geen bewijswaarde toekomt. Die conclusie is namelijk gebaseerd op het gegeven dat de informatie die [verzoeker] aan het NFO ter beschikking heeft gesteld, te weten alle berichten geplakt in één pdf-bestand, het onmogelijk maakt om de authenticeit te bepalen. Het geeft dus geen oordeel over de authenticiteit van de onderliggende berichten/bestanden. Dat de politie bij onderzoek van de telefoons van [verzoeker] het betreffende bericht niet terug heeft gevonden en ook de app Whatsapp niet heeft aangetroffen, is op zichzelf ook onvoldoende om aan te nemen dat [verzoeker] het bericht niet heeft gestuurd; daar kunnen ook andere verklaringen voor zijn.
5.7
Dit betekent dat het aan de rechter is om te beoordelen of de betwisting van [verzoeker] voldoende is tegenover de stukken waarmee SidK haar standpunt heeft onderbouwd (screenshot, Whatsapp-gesprek en verklaringen). Voor de beoordeling als hiervoor bedoeld komt het in belangrijke mate aan op de geloofwaardigheid van hetzij [verzoeker] , hetzij [naam2] . De kantonrechter heeft in haar eindvonnis in dat kader geoordeeld dat de betwisting door [verzoeker] niet geloofwaardig is. Aan deze betwisting legt [verzoeker] zoals vermeld namelijk ten grondslag dat juist hij slachtoffer was van [naam2] . Omdat de strafrechter heeft vastgesteld dat dat niet klopt, is volgens de kantonrechter niet geloofwaardig dat het bericht is gefabriceerd. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat dit bewijsoordeel van de kantonrechter indruist tegen de presumptie van onschuld, het fundamentele recht dat eenieder vermoed wordt onschuldig te zijn totdat het tegendeel is bewezen, omdat [verzoeker] vasthoudt aan zijn onschuld en hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de strafrechter in eerste aanleg.
5.8
Het hof oordeelt hierover als volgt. De gebondenheid aan het principe dat eenieder vermoed wordt onschuldig te zijn totdat het tegendeel is bewezen, zoals neergelegd in art. 6, tweede lid EVRM, kan zich uitstrekken tot de burgerlijke rechter. De burgerlijke rechter dient zich te onthouden van bewoordingen die de verdachte expliciet aanwijzen als pleger van een strafbaar feit. Maar de onschuldpresumptie verzet zich er niet tegen dat de burgerlijke rechter zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van aangevoerde stellingen en verweren mede baseert op overwegingen van de strafrechter in de strafzaak. Dat geldt ook als tegen de uitspraak van de strafrechter hoger beroep is ingesteld.
5.9
Net als de kantonrechter oordeelt het hof dat het verweer van [verzoeker] , dat hij slachtoffer is van [naam2] en dat [naam2] de Whatsapp-berichten heeft gefabriceerd, als onaannemelijk terzijde geschoven moet worden. Daarbij betrekt het hof dat de strafrechter zich eveneens heeft moeten uitlaten over de geloofwaardigheid van [naam2] . De strafrechter heeft zijn verklaring (dat hij slachtoffer was van [verzoeker] ) betrouwbaar geacht, omdat deze in grote lijnen consistent is en ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen (waaronder een audio-opname van een gesprek tussen [verzoeker] en [naam2] en tekstberichten tussen beiden). [verzoeker] koppelt de valsheid van het screenshot aan het zijn van slachtoffer van [naam2] . Aangezien het hof dat laatste onaannemelijk acht, is evenzeer onaannemelijk dat het app-bericht is vervalst en daarentegen zeer aannemelijk dat het van [verzoeker] afkomstig is (mede gelet op het bericht van [naam2] aan [naam1] en de verklaring van zijn moeder).
5.1
Hierbij komt dat het alternatief zeer onaannemelijk is. Dat zou immers betekenen dat [naam2] de avond na het gesprek waarin [verzoeker] een contactverbod was opgelegd een tekstbericht heeft gefabriceerd en aan [naam1] heeft gestuurd, kennelijk om te doen voorkomen alsof [verzoeker] ondanks een hem opgelegd contactverbod contact had opgenomen. [naam2] was echter niet aanwezig bij het gesprek waarin het contactverbod is opgelegd en was niet op de hoogte van de inhoud van dat gesprek of van het contactverbod. Dat is althans niet gesteld of gebleken. Uit de overgelegde app-conversatie tussen hem en [naam1] blijkt dat zij hem over dat gesprek alleen heeft meegedeeld dat [verzoeker] alles had ontkend. Er is dan geen zinnige reden te bedenken waarom [naam2] een bericht zou fabriceren met enkel tot doel om te suggereren dat [verzoeker] een contactverbod zou hebben overtreden.
5.11
Dit betekent dat als vaststaand moet worden aangenomen dat het app-bericht van [verzoeker] afkomstig was en dat [verzoeker] ondanks het contactverbod contact heeft gezocht met de [naam2] .
rechtvaardigt de overtreding een ontslag op staande voet?
5.11
Anders dan [verzoeker] betoogt, is de overtreding van de hem gestelde regel ernstig genoeg om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Uit het gespreksverslag blijkt dat hem is meegedeeld dat hij niet meer op locaties van SidK mocht komen en er een contactverbod gold ter bescherming van de veiligheid van betrokkenen en om in alle rust onderzoek te kunnen doen naar het grensoverschrijdend gedrag. Aangezien Sidk muziekonderwijs verzorgt voor kinderen en (jong)volwassenen, had SidK er naar het oordeel van het hof groot belang bij dat er op zorgvuldige wijze en in alle rust onderzoek kon plaatsvinden naar de achtergrond van de meldingen, zeker nu deze ook op kinderen betrekking hadden en voorspelbaar was dat het bekend worden van meldingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag gepleegd door één van haar medewerkers tot grote onrust zou leiden bij leerlingen en ouders. Nadat [verzoeker] was meegedeeld dat er sprake was van een melding van grensoverschrijdend gedrag en dat er sprake was van seksuele gedragingen, overigens zonder dat hem was gezegd wie het betrof, zocht hij nog dezelfde avond contact met [naam2] , waarbij hij een tweede telefoonnummer gebruikte, zijn naam geheim wilde houden en de tekstberichten alweer snel verwijderde. Hieruit leidt het hof af dat de ernst van de situatie hem niet was ontgaan en dat hij er welbewust voor koos om het contactverbod te overtreden en contact te zoeken met degene die – naar, zoals het hof hiervoor heeft overwogen, aannemelijk is – zijn slachtoffer was. In deze omstandigheden was het overtreden van het contactverbod zeer ernstig. [verzoeker] had ook moeten begrijpen dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Dat het ernstig was had hij ook begrepen, zo leidt het hof af uit zijn pogingen te verhullen dat hij contact gezocht had.
5.12
Bovendien is er een tweede overtreding geweest van het contactverbod. Op 7 september 2022 heeft [verzoeker] ook contact gezocht met een andere leerling, [naam3] . Hij heeft met hem afgesproken om op 8 september 2022 een fietstocht te maken. Ter zitting bij het hof heeft [verzoeker] uitgelegd dat hij juist met [naam3] contact had gezocht omdat die geen leerling was van SidK, zodat hij het contactverbod niet zou overtreden. Uit de overgelegde lidmaatschapskaart van [naam3] blijkt dat hij formeel pas op 29 september 2022 weer lid is geworden van School voor Talent van SidK voor het seizoen 2022-2023. [verzoeker] wist echter dat [naam3] ook in het seizoen 2021-2022 lid was geweest. Omdat de School voor Talent een auditie laat doen, is de inschrijving als lid nooit aansluitend maar altijd met een tussenpauze van enkele weken. Dat betekent dat gezien de ruime formulering van het contactverbod en de ratio daarvan [verzoeker] had moeten begrijpen dat het contactverbod ook gold voor contacten met zijn medeleerling bij de School voor Talent [naam3] . Hij heeft dus welbewust tot twee maal toe het verbod overtreden in de twee dagen tussen het meedelen van het contactverbod en het ontslag op staande voet. Elk van deze overtredingen weegt naar het oordeel van het hof even zwaar. Weliswaar was [naam2] degene wiens melding ertoe leidde dat [verzoeker] op non-actief werd gesteld, maar gelet op het feit dat er in het gesprek over meerdere meldingen is gesproken kon [verzoeker] dat niet met zekerheid weten. Dat maakt dat elk van deze overtredingen van voldoende ernst is om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen en zijn beide overtredingen tezamen dat dus ook.
is de dringende reden onverwijld meegedeeld?
5.13
Het hof verwerpt het verweer van [verzoeker] dat de dringende reden hem niet direct is meegedeeld. De dringende reden was immers dat hij het contactverbod had overtreden dat hem op 7 september 2022 was opgelegd. Dat is hem op 9 september 2022 meegedeeld. Dat de aanleiding voor het ontslag een overtreding was van het pas twee dagen daarvoor opgelegde contactverbod, is bovendien voldoende concreet, temeer daar er bij [verzoeker] weinig twijfel over kon bestaan dat het contact met [naam2] en met [naam3] een schending van het contactverbod opleverde. De reden dat SidK niet meteen volledig openheid van zaken heeft gegeven, is dat haar dit was verzocht door de politie in het belang van het strafrechtelijk onderzoek. Dat [verzoeker] pas later, direct nadat de politie daar groen licht voor had gegeven, meer precies is meegedeeld dat de overtreding bestond uit het app-contact met [naam2] en de contacten met Floris [naam3] en dat hem toen ook pas het screenshot van het app-bericht aan [naam2] is toegezonden doet niet af aan de overwijldheid: voor [verzoeker] kan er geen twijfel over hebben bestaan wat hem verweten werd en SidK heeft zo voortvarend gehandeld als in de gegeven omstandigheden van haar verwacht mocht worden.
5.14
De slotsom is dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en dat het hof het vonnis van de kantonrechter op dit punt bekrachtigt.
5.15
Uit de voorgaande overwegingen vloeit voort dat de loonvordering en de daarmee samenhangende vorderingen (zoals de transitievergoeding) zullen worden afgewezen. Voor een billijke vergoeding is eveneens geen ruimte, nu het ontslag niet aan de werkgever verwijtbaar is.
Locatieverbod
5.16
[verzoeker] heeft verzocht om het locatieverbod op te heffen. Voor dit verzoek is geen grondslag aangevoerd. SidK is bevoegd om te bepalen wie zij tot haar locaties toelaat en daaruit volgt dat zij aan [verzoeker] een locatieverbod kan opleggen. Op haar vordering of verzoek kan de rechter daaraan een dwangsom verbinden. Gegeven die bevoegdheid van SidK en bij gebrek aan een grondslag om die bevoegdheid te beperken door het opheffen van een door Sidk opgelegd locatieverbod, zal het hof dit verzoek afwijzen. Het locatieverbod zoals opgelegd door de kantonrechter blijft dus in stand.
5.17
Het (principaal) hoger beroep van [verzoeker] faalt.
contactverbod
5.18
SidK heeft als tegenverzoek in hoger beroep verzocht om [verzoeker] een contactverbod op te leggen met leerlingen, naaste familie van leerlingen en werknemers en vrijwilligers van SidK. Het contactverbod als verzocht is zodanig ruim dat dit een mogelijk (zeer) grote inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van [verzoeker] en mogelijk ook van de betrokkenen met wie hij geen contact mag hebben. Dat geldt ook, zij het in minder mate, als het verbod beperkt wordt tot activiteiten van SidK, zoals SidK in haar pleitnota voorstelt. Naar het oordeel van het hof maakt een dergelijke beperking de grenzen van het verbod dermate onduidelijk dat dit voor beide partijen onvoldoende rechtszekerheid biedt. Tegenover het belang van [verzoeker] – en mogelijk dat van andere betrokkenen – om gevrijwaard te blijven van een vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer heeft SidK haar belang bij een dergelijk verbod onvoldoende onderbouwd. Het hof betrekt hierbij dat niet is gebleken dat [verzoeker] het afgelopen jaar contact heeft gezocht met leerlingen of docenten. Weliswaar zegt SidK veel last te ondervinden van geschillen tussen haar en [verzoeker] over geleverde muziek, maar dat levert geen grond op voor een contactverbod nu niet is gesteld of gebleken dat [verzoeker] hierbij onrechtmatig jegens SidK handelt. Het hof zal het verzoek tot het opleggen van een contactverbod afwijzen.
schadevergoeding
5.19
SidK heeft bovendien in hoger beroep verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding vanwege de tijd die voor haar is gemoeid met het afhandelen van deze kwestie. Ook dat verzoek zal het hof afwijzen, omdat SidK onvoldoende heeft gesteld om het verzoek te kunnen toewijzen. Het is het hof niet duidelijk wat de beoogde grondslag is voor de aansprakelijkheid van [verzoeker] voor schadevergoeding, of dat zijn tekortkoming is op grond van de arbeidsovereenkomst of een onrechtmatige daad. Dat vloeit niet als vanzelf voort uit een beroep op de bepalingen van artt. 7:611 BW en 7:661 BW. Ook is onduidelijk welke feiten nu precies aan de aansprakelijkheid ten grondslag liggen. Het enkele feit dat [verzoeker] een medeleerling zou hebben misbruikt maakt in elk geval nog niet dat SidK kosten die zij maakt als gevolg van de ontstane onrust als schade op [verzoeker] kan verhalen, alleen al omdat niet is gesteld waarom die kosten als (gevolg)schade voorzienbaar en redelijkerwijs toerekenbaar aan [verzoeker] zijn.
5.2
Ook het (incidenteel) hoger beroep van SidK faalt.
5.21
Het hof zal [verzoeker] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het principaal hoger beroep veroordelen en zal SidK als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het incidenteel hoger beroep veroordelen.

6.De beslissing

6.1
Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
6.2
bekrachtigt de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 25 januari 2023 en 19 april 2023;
6.3
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de volgende proceskosten van SidK in het principaal hoger beroep:
- € 783,- aan griffierecht
- € 2.366,- aan salaris van de advocaat (2 procespunten x appeltarief II);
6.4
veroordeelt SidK tot betaling van de volgende proceskosten van [verzoeker] in het incidenteel hoger beroep:
- € 1.183,- aan salaris van de advocaat (0,5 x 2 procespunten x appeltarief II);
6.5
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Verkijk, D.W.J.M. Kemperink en H.M.J. van den Hurk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2024.