Uitspraak
1.de vennootschap onder firma
2. [geïntimeerde2] ,
3. [geïntimeerde3]
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van het geschil en de beslissing
periode (1) januari 2018 tot en met augustus 2018heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] afgewezen. [appellant] had moeten aangeven welke betalingen hij over deze periode (‘zwart’) heeft ontvangen, wat hij niet heeft gedaan.
periode (2) september 2018 tot en met september 2019heeft de kantonrechter de vordering van [appellant] eveneens afgewezen omdat [appellant] ten onrechte heeft nagelaten uiteen te zetten hoe hij tot de volgens hem gewerkte uren is gekomen.
periode (3) oktober 2019 tot en met oktober 2020(de doorbetaling van loon tijdens arbeidsongeschiktheid) heeft de kantonrechter de loonvordering van [appellant] grotendeels afgewezen omdat hij ten onrechte niet heeft onderbouwd waarom hij recht heeft op meer dan het aan hem uitbetaalde bedrag van € 1.976,- bruto per maand. SCS Koerier moet hem nog wel de CAO-loonsverhogingen betalen over het loon vanaf 1 januari 2019 tot en met augustus 2020.
periode (4) november 2020 tot 1 mei 2021(die ook nog ziet op de doorbetaling van loon tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid) heeft de kantonrechter SCS Koerier veroordeeld aan [appellant] het loon tijdens zijn arbeidsongeschiktheid door te betalen vanaf september 2020 tot 1 mei 2021, met inachtneming van de jaarlijkse CAO-loonsverhoging per 1 januari 2021 en met aftrek van hetgeen al aan [appellant] is betaald.
periode (1) januari 2018 tot en met augustus 2018zal het hof de vordering van [appellant] alsnog toewijzen, in die zin dat niet het door hem gevorderde bedrag zal worden toegewezen maar een bedrag van € 5.263,20 bruto. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd en zal de vordering van [appellant] alsnog worden toegewezen. Voor het overige zal het vonnis van de kantonrechter worden bekrachtigd. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
€ 5.263,20 bruto.
Hierbij de berekening van het door cliënte (SCS Koerier,toevoeging hof)
per 1 september 2020 te betalen maandloon van € 2.101,13 bruto. Gezien de door uw client gewerkte uren op zaterdag heb ik de maandelijkse uren verhoogd van 173,33 naar 184,58 uur per maand onder toepassing van het juiste uurloon’. Het gaat dan volgens [appellant] weliswaar over de periode ná zijn ziekmelding, maar voor de periode daarvoor (september 2018 tot september 2019) moet van dezelfde urenomvang worden uitgegaan. Dat ook SCS Koerier van deze urenomvang is uitgegaan blijkt volgens hem uit het feit dat SCS Koerier hem tijdens ziekte tot einde dienstverband op basis van een urenomvang van 184,58 heeft uitbetaald.
Azal worden afgewezen, vordering
Bzal worden toegewezen, in die zin dat SCS Koerier zal worden veroordeeld aan [appellant] te betalen een bedrag van € 5.263,20 bruto, vermeerderd met de wettelijk rente vanaf datum dagvaarding tot datum van algehele voldoening en met toekenning van 10% wettelijke verhoging, zodat vordering
G en Fin zoverre zullen worden toegewezen. Vordering
H (loonstroken en jaaropgaaf) zal als onweersproken en voor zover van toepassing worden toegewezen en vordering
I(proceskosten) zal worden afgewezen.
C, D en Ekomen te vervallen.
4.De beslissing
€ 5.263,20 brutovermeerderd met een wettelijke verhoging van 10% en met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan datum van algehele voldoening;