Uitspraak
[de eenmanszaak]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
U geeft ons in deze overeenkomst een pandrecht op het onderpand. Dit pandrecht geldt als
Hoe nu verder?
U zou mij op de hoogte brengen over wanneer de aflossing zou plaatsvinden eind december 2021 of begin januari 2022. Graag ontvang ik van u per ommegaande een bericht over de aflossing van de leaseovereenkomst anders zullen wij over moeten gaan tot opzegging van de financiering en een melding moeten maken van vervreemding.”
medio Q2” in één keer mag aflossen of dat er een mogelijkheid is om het bedrag om te zetten in een persoonlijke lening. Op 7 januari 2022 reageert de contactpersoon bij Rabobank dat hij geen verder uitstel van de volledige aflossing kan geven, omdat de BMW al is verkocht. Hij verwijst [de klant] naar zijn lokale bank voor een persoonlijke lening en geeft hem de tijd tot 14 januari 2022 om te betalen of te bevestigen dat hij een persoonlijke lening heeft verkregen.
Hoe nu verder?
Wij vragen u dringend, bovengenoemd totaalbedrag (…) uiterlijk 16 februari 2022 te voldoen (…).
dat u een object onttrokken heeft aan het pandrecht ten laste van een financiering bij Rabo Lease B.V.” Ook staat er in de brief dat aangifte is gedaan bij de politie. In haar brief van 17 mei 2022 informeert Rabobank [de klant] dat zij de klantrelatie met hem per 18 juli 2022 beëindigt.
moetengebruiken voor de afkoop van het leasecontract. Door de BMW te verkopen, maar het afkoopvoorstel niet te voldoen, heeft [de klant] de voorwaarden van de leaseovereenkomst geschonden en het financiële risico voor de betaling van de leaseovereenkomst volledig bij de bank gelegd. Het onderpand was immers door hem verkocht, waardoor de (enige vorm van) zekerheid die de bank had bedongen weg was.
als u niet of niet op tijd kunt betalen vragen wij u om ons hierover direct te informeren” (zie hiervoor in 3.13). Ook dat heeft [de klant] niet gedaan. Dat [de klant] op het moment van registratie inmiddels had betaald maakt de belangenafweging niet anders. Rabobank heeft voldoende toegelicht dat zij eerst een extern onderzoek heeft gedaan om een zorgvuldige belangenafweging te kunnen maken. Het gevaar dat [de klant] opnieuw een onderpand zou verkopen zonder van die opbrengst de daarbij horende schuld te voldoen, was gelet op de handelwijze van [de klant] op het moment van registratie reëel. Daar komt nog bij dat Rabobank na opzegging van de leaseovereenkomsten met [de klant] ( [de eenmanszaak] ) een recherchebureau heeft moeten inschakelen om haar pandrecht op de bestelwagen, waarvoor [de klant] ook een leaseovereenkomst met Rabobank had gesloten, te kunnen uitwinnen.
zou zijn, omdat de registraties na de uitspraak van de voorzieningenrechter zijn verwijderd) voor het door Rabobank genoemde doel van het voorkomen van veiligheidsrisico’s en ter bescherming van de gerechtvaardigde belangen van Rabobank. Het verwijderingsverzoek van [de klant] is gebaseerd op artikel 17 lid 1 onder c AVG in samenhang met het recht van bezwaar uit artikel 21 lid 1 AVG. Rabobank dient op grond daarvan de persoonsgegevens te wissen, tenzij sprake is van dwingende gerechtvaardigde gronden voor Rabobank en andere financiële instellingen die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van [de klant] . [de klant] heeft de stelling van Rabobank dat zijn belangen op dit moment minder zwaar wegen dan het belang van de financiële sector om te worden gewaarschuwd voor de gedragingen van [de klant] , onvoldoende concreet (bijvoorbeeld met stukken) onderbouwd. Door [de klant] is niet aangevoerd of en op welke wijze hij nu zou worden belemmerd door een registratie in het IVR, het incidentenregister of het EVR. Tijdens de zitting heeft hij erkend dat hij inmiddels bij een andere bank een (zakelijke) bankrekening heeft waardoor hij (ook) met zijn onderneming kan bankieren. Een andere reden waarom de registraties verwijderd moeten worden heeft [de klant] niet genoemd. Het hof is daarom van oordeel dat door Rabobank voldoende is onderbouwd dat er prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden bestaan voor de registraties. Rabobank heeft toegelicht dat de termijn van acht jaar is gebaseerd op de bevindingen uit haar eigen onderzoek en dat van het externe bureau. [de klant] heeft ook niets aangevoerd over deze termijn van de registraties. Het hof wijst [de klant] erop dat als hij op dit moment zou worden belemmerd door met name de EVR registratie hij op grond van artikel 17 en 21 AVG een nieuw bezwaar en verwijderingsverzoek kan indienen bij Rabobank. In dat geval zal Rabobank op dat moment een nieuwe belangenafweging moeten maken.