ECLI:NL:GHARL:2023:9214

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 oktober 2023
Publicatiedatum
31 oktober 2023
Zaaknummer
200.321.538
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest na verwijzing door Hoge Raad inzake zekerheidstelling voor proceskosten door FISA

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 oktober 2023 een tussenarrest gewezen na verwijzing door de Hoge Raad. De zaak betreft de vennootschap Fuera Internacional S.A., gevestigd in Bogotá, Colombia, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. FISA vordert in de hoofdzaak een schadevergoeding van € 1.616.000,- op grond van wanprestatie en onrechtmatige daden, terwijl Greenway Consultancy in reconventie een bedrag van € 44.322,48 vordert voor een uitgevoerd transport. De Hoge Raad heeft eerder de beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigd, waarbij FISA niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering wegens het niet stellen van zekerheid. Het hof heeft nu beoordeeld of FISA kan voldoen aan de vereisten van artikel 6:51 lid 2 BW door alternatieve vormen van zekerheidstelling aan te bieden. Partijen hebben op 17 oktober 2023 overeenstemming bereikt over de hoogte en wijze van de door FISA te stellen zekerheid. Het hof heeft FISA bevolen zekerheid te stellen voor de proceskosten en schadevergoeding van de geïntimeerden, met een deadline van 20 november 2023. Indien FISA hier niet aan voldoet, zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van grieven op 12 december 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Zwolle, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.321.538/01
(zaaknummer Hoge Raad: 21/03702, gerechtshof 's -Hertogenbosch: 200.274.866/01, rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg: 350240)
arrest na verwijzing van 31 oktober 2023
gewezen in het
incident ex artikel 224 jo 353 Rvin de zaak van
de vennootschap naar Colombiaans recht
Fuera Internacional S.A.,
die is gevestigd in Bogotá, D.C. (Colombia),
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident na verwijzing,
hierna:
FISA,
advocaten: mr. J.A. van de Hel en T.L. Schasfoort, die kantoor houden in Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2.
Greenway Finance B.V.,
3.
Booy-Greenway Consultancy B.V.,
die zijn gevestigd in Rhoon, gemeente Alblasserwaard,
4.
Fuera International B.V.,
die is gevestigd in Bergen op Zoom,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eiser(essen) in het incident na verwijzing,
hierna:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. F. Diepraam, die kantoor houdt in Haarlem.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Bij tussenarrest van 13 juni 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling bepaald op 18 oktober 2023. Op 17 oktober 2023 hebben partijen het hof eenstemmig bericht overeenstemming te hebben bereikt over de hoogte en wijze van de door FISA op de voet van artikel 224 Rv te stellen zekerheid, met het verzoek de mondelinge behandeling niet door te laten gaan en arrest te wijzen conform hun overeenstemming.
Het hof heeft daarop (opnieuw) arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Na verwijzing door de Hoge Raad lag aan dit hof ter beoordeling voor of FISA, in plaats van door zekerheidstelling voor de proceskosten van [geïntimeerden] met een bankgarantie, met één van de door haar aan [geïntimeerden] geboden alternatieve wijzen van zekerheidstelling evengoed voldoet aan de vereisten van artikel 6:51 lid 2 BW, in welk geval FISA alsnog ontvankelijk zou zijn in de hoofdzaak.
2.2.
Inmiddels hebben partijen overeenstemming bereikt over de wijze van zekerheidstelling. Het hof zal FISA daarom overeenkomstig deze overeenstemming tussen partijen op de voet van artikel 224 Rv bevelen zekerheid te stellen voor de proceskosten van [geïntimeerden]
2.3.
Volledigheidshalve volgt hierna eerst een uiteenzetting van de feitelijke en procedurele achtergrond van het incident.

3.De achtergrond van het incident

3.1.
Het hof gaat uit van de feiten zoals vastgesteld door de Hoge Raad onder 2. van het arrest van 25 november 2022 (hierna: het verwijzingsarrest). [1] Samengevat is de feitelijke en procedurele achtergrond (voorts) als volgt.
3.2.
FISA is een rechtspersoon naar het recht van Colombia. Zij is in Colombia gevestigd. Zij heeft geen vestigingsplaats in Nederland.
3.3.
In de hoofdzaak vordert FISA van [geïntimeerden] , kort gezegd, een schadevergoeding van € 1.616.000,- op grond van wanprestatie, verschillende onrechtmatige daden en artikel 6:166 BW. Greenway Consultancy heeft in reconventie gevorderd FISA te veroordelen tot betaling van € 44.322,48, in verband met een door haar in opdracht van FISA uitgevoerd transport.
3.4.
Bij vonnis van 27 november 2019 heeft de rechtbank de vorderingen van FISA afgewezen en de vordering van Greenway Consultancy toegewezen. [2]
3.5.
Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft FISA hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.
3.6.
[geïntimeerden] hebben in hoger beroep op grond van artikel 224 in samenhang met 353 lid 2 Rv een incidentele vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten, door middel van een bankgarantie, ingesteld tegen FISA.
3.7.
Bij arrest van 22 september 2020 heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch deze vordering toegewezen. [3]
3.8.
FISA heeft de bevolen zekerheid niet gesteld. Wel heeft zij bij incidentele memorie alternatieve wijzen van zekerheidstelling aangeboden.
3.9.
Bij gebreke van zekerheidstelling door middel van een bankgarantie heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 juni 2021 bij arrest in het incident, tevens eindarrest in de hoofdzaak, FISA niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering (in de hoofdzaak) in hoger beroep, zonder de door FISA geboden alternatieven te hebben onderzocht. [4]
3.10.
FISA heeft cassatieberoep ingesteld tegen de respectieve beslissingen van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 september 2020 (tot toewijzing van de vordering tot zekerheidstelling voor de proceskosten) en van 1 juni 2021 (waarbij dat hof de bevolen zekerheidstelling niet heeft heroverwogen en FISA niet-ontvankelijk heeft verklaard in het hoger beroep).
3.11.
De Hoge Raad heeft het tussenarrest van het hof 's-Hertogenbosch van 22 september 2020 in stand gelaten, maar het arrest van 1 juni 2021 vernietigd. In eerstgenoemd tussenarrest overwoog het hof 's-Hertogenbosch in r.o. 3.9 onder meer:
'Nu FISA verder niet heeft aangevoerd welke bezwaren zij heeft tegen de door [geïntimeerden] gevraagde vorm van zekerheid en ook niet heeft aangevoerd in welke vorm zij de zekerheid wil verstrekken, zal het hof de gevorderde zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie bevelen.'Vervolgens heeft FISA bij memorie van 10 november 2020 alternatieve vormen van zekerheid aangeboden, maar het hof 's-Hertogenbosch oordeelde in zijn eindarrest van 1 juni 2021 geen mogelijkheid te hebben op de eerdere beslissing over de zekerheidstelling terug te komen. Deze laatste beslissing is door de Hoge Raad vernietigd, kort gezegd op de grond dat het hof gehouden was te onderzoeken of ten minste een van de door FISA aangeboden wijzen van zekerheidstelling voldoet aan de eisen van artikel 6:51 lid 2 BW en zo nodig terug te komen van hetgeen het in zijn eerste arrest in het incident had bepaald over de wijze van zekerheidstelling (d.i. door een bankgarantie). De Hoge Raad heeft de zaak hierop verwezen naar dit hof ter verdere behandeling en beslissing.
Wijziging van de incidentele vordering
3.12.
[geïntimeerden] hebben hun incidentele vorderingen bij memorie van antwoord na verwijzing gewijzigd, onder meer in die zin dat zij hebben gevorderd dat het hof FISA de zekerheidstelling beveelt voor het bedrag van € 45.000,-, voor de proceskosten waarin zij in deze zaak is en kan worden veroordeeld.
Minnelijke regeling
3.13.
Op 17 oktober 2023 hebben partijen het hof eenstemmig bericht overeenstemming te hebben bereikt over de hoogte en wijze van de door FISA op de voet van artikel 224 Rv te stellen zekerheid, alsmede over de daarbij te gelden depotvoorwaarden zoals neergelegd in de tussen partijen en de Stichting Beheer Derdengelden Stek Advocaten gesloten
escrow agreementvan 17 oktober 2023, die als bijlage aan dit arrest is gehecht.

4.De beslissing van het hof

In het incident
4.1.
Het hof zal hierna conform het eenstemmig verzoek van partijen, op de voet van artikel 224 Rv in samenhang artikel 353 lid 2 Rv, FISA bevelen tot zekerheidstelling voor de proceskosten en schadevergoeding van [geïntimeerden] , op straffe van niet-ontvankelijkheid indien de zekerheid niet op de hierna door het hof bepaalde datum wordt gesteld.
4.2.
Gelet op de aanvankelijke inzet van partijen in het incident en de uitkomst van de beoordeling door de Hoge Raad in het verwijzingsarrest, ziet het hof op de voet van een verdere behandeling en beslissing – gezien het procesverloop zoals hiervoor weergegeven in r.o. 3.11 – aanleiding de na het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 september 2020 vervallen kosten te compenseren in de zin dat partijen ieder de eigen kosten dienen te dragen.
In de hoofdzaak
4.3.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor memorie van grieven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt dat FISA zekerheid stelt voor een bedrag van € 45.000,- voor de proceskosten en schadevergoeding waarin zij in de deze zaak kan worden veroordeeld, door het storten van het genoemde bedrag op de derdenrekening van Stichting Beheer Derdengelden Stek Advocaten bij ABN AMRO BANK N.V. met nummer NL66ABNA06196891;
bepaalt dat FISA deze zekerheid op voormelde wijze moet hebben gesteld
uiterlijk op 20 november 2023, op straffe van niet-ontvankelijkheid van FISA in de hoofdzaak;
compenseert de kosten in de zin dat partijen ieder de eigen kosten dienen te dragen;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 12 december 2023 voor memorie van grieven.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Aksu, I. Brand en J.G. Knot, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1740.
2.Dit vonnis is niet gepubliceerd op rechtspraak.nl.
3.Gerechtshof 's-Hertogenbosch 22 september 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2906.
4.Gerechtshof 's-Hertogenbosch 1 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1618.