6.2.Bij genoemde memorie van 10 november 2020 heeft [appellante] gevorderd:
primair
- alsnog de vordering van [geïntimeerden] tot het stellen van zekerheid voor een mogelijke proceskostenveroordeling af te wijzen;
subsidiair
- [appellante] te bevelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten waarin zij in deze zaak veroordeeld kan worden door een bedrag van € 27.000,- op de derdenrekening van de advocaat van [appellante] te storten, onder voorwaarde dat deze Stichting derdengelden dit bedrag (althans een bedrag tot € 27.000,- aan proceskostenveroordeling) aan [geïntimeerden] vrij zal geven binnen 8 dagen na de datum van betekening van het arrest, indien [appellante] door dit hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zal zijn veroordeeld in de proceskosten van de procedure in de hoofdzaak en dat die Stichting derdengelden dit bedrag (althans het restant bedrag van enige proceskostenveroordeling) binnen 8 dagen na de datum van betekening van het arrest aan [appellante] zal restitueren indien een proceskostenveroordeling van [appellante] achterwege blijft;
meer subsidiair
- [appellante] te bevelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten waarin zij in deze zaak veroordeeld kan worden door een bedrag van € 27.000,- op de derdenrekening van de advocaat van [geïntimeerden] te storten, onder voorwaarde dat deze Stichting derdengelden dit bedrag (althans een bedrag tot € 27.000,- aan proceskostenveroordeling) aan [geïntimeerden] vrij zal geven binnen 8 dagen na de datum van betekening van het arrest, indien [appellante] door dit hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zal zijn veroordeeld in de proceskosten van de procedure in de hoofdzaak en dat die Stichting derdengelden dit bedrag (althans het restant bedrag van enige proceskostenveroordeling) binnen 8 dagen na de datum van betekening van het arrest aan [appellante] zal restitueren indien een proceskostenveroordeling van [appellante] achterwege blijft;
nog meer subsidiair
- [appellante] te bevelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten waarin zij in deze zaak veroordeeld kan worden door betaling van een bedrag van € 27.000,- aan [geïntimeerden] onder bepaling dat de omvang van de op 20 februari 2020 gelegde beslagen wordt verhoogd tot € 627.000,-, en dat deze beslagen tevens zijn ter verzekering van de terugbetaling van het bedrag van € 27.000,- door [geïntimeerden] , indien het hof [appellante] niet zal veroordelen in de proceskosten in de hoofdzaak (dan wel een proceskostenveroordeling voor een lager bedrag dan € 27.000,- zal bevelen).
[appellante] heeft tevens voorwaardelijk verzocht om verlenging van de termijn tot zekerheidsstelling ex artikel 616 lid 4 Rv.