ECLI:NL:GHARL:2023:9080

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
21-003629-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie met oogmerk op wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van verschillende misdrijven, waaronder internationale en nationale wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld. De verdachte is in de periode van 31 juli 2019 tot en met 27 februari 2020 betrokken geweest bij een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waaronder medeverdachten, die zich bezighielden met het plegen van deze misdrijven. De verdachte heeft deelgenomen aan de organisatie en heeft actief bijgedragen aan de uitvoering van de misdrijven, waaronder het verhandelen van vuurwapens en munitie zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de organisatie een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband was, waarbij de verdachte een belangrijke rol vervulde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie. Het hof heeft ook overwogen dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en de impact van criminele activiteiten op de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003629-21
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden , zittingsplaats Leeuwarden , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 juli 2021 met parketnummer 18-750024-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
wonende te [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 juni 2022, 21 juli 2022, 15 mei 2023, 22 mei 2023, 14 juni 2023, 15 juni 2023, 21 juni 2023, 22 juni 2023, 30 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal strekkende tot:
 veroordeling van verdachte ter zake de feiten 1, 2 en 4 tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest;
 onttrekking aan het verkeer van alle inbeslaggenomen zaken.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. Schmit, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Noord-Nederland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest. De inbeslaggenomen zaken zijn door de rechtbank onttrokken aan het verkeer.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde- tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 2019 tot en met 27 februari 2020, althans in de periode van 1 november 2019 tot en met 27 februari 2020, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althans (elders) in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachte(n) [medeverdachte H.H.] en/of [medeverdachte J.J.] en/of [medeverdachte L.Z. ] en/of [medeverdachte H.P.] en/of [medeverdachte J.B.] en/of [medeverdachte M.M.] en/of [medeverdachte D.Z.] en/of [medeverdachte R.H.] en/of [medeverdachte R.G.] en/of [medeverdachte M.H.] en/of [medeverdachte G.S.] en/of [medeverdachte M.V.] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
 internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en/of
 wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen en/of verhuren en/of (anderszins) ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, en/of
 wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie I en/of categorie II en/of categorie III, en/of
 fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of verduistering en/of oplichting, en/of
 geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
 mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk (arbeids)uitbuiting;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 juli 2019 tot en met 27 februari 2020, althans in de periode van 1 november 2019 tot en met 27 februari 2020, te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
 op of omstreeks 24 februari 2020 een of meer (vuur)wapen(s) van categorie II en/of III, te weten een Uzi-pistoolmitrailleur en/of een Tokarev TT33 (aankoop Amersfoort , AH-114-01), en/of
 op of omstreeks 27 februari 2020 een (automatisch) (vuur)wapen van categorie II, namelijk een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 (met bijbehorende en werkende geluiddemper en/of een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn)), kaliber .22 LR, en/of een (vuur)wapen van categorie II, namelijk een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren (en/of voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk), en/of munitie van categorie III, namelijk een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en/of een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm (pseudokoop 27 februari 2020, AH-126-01),
heeft/hebben vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft/hebben uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderzins ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of heeft/hebben hersteld en/of heeft/hebben beproefd en/of heeft/hebben verhandeld, van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 27 februari 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
(Opel combo)
  • een vuurwapen (pistool) van categorie III, merk onbekend, kaliber 7,62x55 tokarev (met bijbehorend/bijpassend patroonmagazijn), en/of
  • een vuurwapen (pistool) van categorie III, merk Zoraki, 917-T, kaliber .380 acp (met bijbehorend/bijpassend patroonmagazijn), en/of
  • twee, althans een, vuurwapen(s) (aanvalsgewe(e)r(en)) van categorie II, merk Zastava, M70 AB2, kaliber 7,62x39 mm (met een (1) bijbehorend patroonmagazijn, 30 schots), en/of
  • een vuurwapen(onderdeel) patroonmagazijn van categorie III, geschikt voor alle aanvalsgeweren van het merk Zastava, en/of
  • vier, althans een of meer, centraalvuur kogelpatronen van categorie III, en/of
(pseudokoop 27 februari 2020)
  • een (automatisch) (vuur)wapen van categorie II, namelijk een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 (met bijbehorende en werkende geluiddemper en/of een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn)), kaliber .22 LR, en/of
  • een (vuur)wapen van categorie II, namelijk een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren (en/of voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk), en/of
  • munitie van categorie III, namelijk een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en/of een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm (pseudokoop 27 februari 2020), en/of
(woning [plaats 2] )
- een (vuur)wapen van categorie III, namelijk een pistool CZ, 99, kaliber 9mm para type 99 (met bijbehorend patroonmagazijn), voorhanden heeft/hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Algemene inleiding
De politie Noord-Nederland heeft in verband met verdenkingen van wapenhandel een groot en langdurig onderzoek (onderzoek Ultegra) verricht in de periode september 2018 tot en met februari 2020. Tijdens dit onderzoek is de politie ook gestuit op verdenkingen van andere strafbare feiten. Verdachte is één van de personen die in februari 2020 is aangehouden naar aanleiding van het onderzoek Ultegra. Verdachte wordt onder meer verweten deel te hebben uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) dat het oogmerk had het plegen van (internationale) wapenhandel, wapenbezit, fraude, geweldsdelicten en mensenhandel.
Vormverzuimen
Standpunt van de verdediging
Primair: niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging
Door de raadsvrouw is zowel in eerste aanleg als in hoger beroep de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging bepleit. Ter onderbouwing hiervan heeft zij -kort weergegeven- aangevoerd dat er sprake is van vijf vormverzuimen in het vooronderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv. De vormverzuimen en het geleden nadeel daarvan voor de verdachte in samenhang bezien leiden ertoe dat er geen sprake meer is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daarom dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, aldus de raadsvrouw.
Subsidiair: bewijsuitsluiting
Als het hof van oordeel is dat het openbaar ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging dan is subsidiair bewijsuitsluiting verzocht. Alle informatie die is verkregen middels de gestelde vormverzuimen dient te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Meer subsidiair: strafvermindering
Als het hof het openbaar ministerie wel ontvankelijk acht in de vervolging en voor zover het hof niet tot bewijsuitsluiting komt, verzoekt de raadsvrouw om de vormverzuimen tot strafvermindering te laten leiden.
De gestelde vormverzuimen zijn de volgende:
Buitensporig geweld door de politie bij aanhouding
Opvragen historische telefoon- en persoonsgegevens zonder voorafgaande rechtelijke toetsing (Prokuratuur-arrest)
Pseudokoop 1: geen voorafgaand schriftelijk bevel
Pseudokoop 2: geen dringende noodzaak voor voorafgaand mondeling bevel
Uitwerkingen ovc- en tapgesprekken al dan niet moedwillig onjuist.

1.Geweld door de politie bij de aanhouding

Verdachte is bij zijn aanhouding zonder enige reden in zijn been geschoten door een politieambtenaar. Dit is op 25 november 2021 vastgesteld door het hof in een artikel 12-Strafvorderingsprocedure. De politieambtenaar heeft zich niet aan de vuurwapeninstructie gehouden. Verdachte heeft hierdoor blijvend fysiek letsel opgelopen.
Het door de politie gebruikte geweld is als buitenproportioneel te kwalificeren en levert daarom een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Sv.
Dit buitenproportionele geweld schendt de lichamelijke integriteit van de verdachte, het vertrouwen in de strafrechtelijke procedure en het vertrouwen in de politie.

2.Opvragen historische telefoon- en persoonsgegevens (Prokuratuur)

Blijkens de Prokuratuur-uitspraak van het Hof van Justitie had voorafgaand aan het opvragen van historische telefoon- en persoonsgegevens een onafhankelijke rechterlijke toetsing moeten plaatsvinden, maar die ontbreekt in het onderzoek Ultegra.
Het opvragen van alle historische telefoon- en persoonsgegevens is een dermate grote inbreuk op de privacy van alle verdachten in het onderzoek Ultegra, dat niet zonder meer kan worden gesteld – zoals de rechtbank heeft gedaan – dat de rechter-commissaris achteraf bezien wel toestemming hiervoor zou hebben gegeven.
Er is sprake van een onrechtmatigheid in het voorbereidende onderzoek en de enkele constatering hiervan zonder daaraan een rechtsgevolg te verbinden is een onvoldoende sanctie.
Door dit handelen van het openbaar ministerie is het recht op het telefoongeheim geschonden en is bovenal een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer c.q. het privéleven van verdachte, zijn medeverdachten en ook hun directe omgeving.

3.Pseudokoop 1

Er is niet voldaan aan de wettelijke voorschriften voor pseudokopen ex artikel 126i lid 2 Sv. Het bevel tot pseudokoop dient schriftelijk te zijn. Alleen bij een dringende noodzaak is een mondeling bevel tot pseudokoop toegestaan. In casu heeft de pseudokoop plaatsgevonden op basis van een mondeling bevel en is achteraf een schriftelijk bevel opgemaakt, terwijl er geen dringende noodzaak was om dit bevel mondeling te geven.
Dit is een onherstelbaar vormverzuim. Het geleden nadeel is gelegen in het feit dat het vertrouwen in politie en justitie in zijn algemeenheid is geschaad en in het feit dat het recht op eerbiediging van het privéleven van verdachte en zijn medeverdachten is geschonden.

4.Pseudokoop 2

Er is weer niet voldaan aan de wettelijke voorschriften voor pseudokopen ex artikel 126i lid 2 Sv. In casu is er eerst een mondeling bevel tot pseudokoop afgegeven en is later een schriftelijk bevel gegeven, terwijl er geen uitleg is gegeven wat de dringende noodzaak was om dit bevel mondeling te geven en deze dringende noodzaak ook niet is gebleken.
Dit is een onherstelbaar vormverzuim. Het geleden nadeel is gelegen in het feit dat het vertrouwen in politie en justitie in zijn algemeenheid is geschaad en in het feit dat het recht op eerbiediging van het privéleven van verdachte en zijn medeverdachten weer is geschonden.
Het feit dat dit tweemaal achter elkaar is gebeurd maakt de schending structureel.

5.Uitwerkingen ovc- en tapgesprekken

De ovc- en tapgesprekken zijn, al dan niet moedwillig, onjuist uitgewerkt door de politie, dan wel buiten de context geplaatst of niet volledig uitgewerkt waarbij ontlastende delen zijn weggelaten. Dit levert een onherstelbaar vormverzuim op. Hierdoor zijn meerdere normen geschonden, waaronder de integriteit van de opsporing en de waarheidsvinding. Het tappen en opnemen van vertrouwelijke communicatie is een ernstige inbreuk op het recht op privéleven en de persoonlijke levenssfeer van verdachte.
Standpunt van de advocaten-generaal
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te worden verworpen omdat de gestelde vormverzuimen – al dan niet in combinatie beschouwd- geen inbreuk op het recht op een eerlijk proces hebben opgeleverd.
ad 1. Geweld door de politie bij de aanhouding
Het feit dat verdachte door de geweldsuitoefening daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden en in zijn belangen is aangetast, wordt vertaald in het rechtsgevolg strafvermindering. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet kan worden volstaan met de enkele constatering van dat vormverzuim. Dit is in lijn met de jurisprudentie op dit onderwerp.
Het door de verdediging bepleite rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie komt pas in beeld als er sprake is van vormverzuimen die het recht op een eerlijk proces in het geding hebben gebracht en die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Er dient daarbij gekeken te worden naar het concrete nadeel voor een verdachte in zijn belangen en verdedigingsmogelijkheden. De rechter heeft niet de taak en verantwoordelijkheid om de rechtmatigheid en de integriteit van het optreden van politie en justitie als geheel te bewaken.
Het in artikel 6 EVRM neergelegde recht op een eerlijk proces omvat onder meer: de toegang tot een onafhankelijke rechter, de redelijke termijn, een eerlijke behandeling, het recht op informatie en rechtsbijstand en voldoende mogelijkheden een goede verdediging voor te bereiden.
De onrechtmatige geweldsaanwending bij de aanhouding heeft geen invloed gehad op het verloop van het proces. Daarbij komt dat compensatie van het ontstane nadeel op een andere wijze al plaatsvindt.
ad 2. Opvragen historische telefoon- en persoonsgegevens (Prokuratuur)
De verdediging bepleit dat in de zaak van verdachte rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan het gestelde onrechtmatig opvragen van verkeersgegevens gedurende de gehele looptijd van het onderzoek Ultegra. In de systematiek van artikel 359a Sv dient echter gekeken te worden naar het concrete nadeel dat de verdachte door de normschending heeft ondervonden (Schutznorm). De inzet van BOB-middelen inzake de verdachte vond plaats vanaf januari 2020. Uit het proces-verbaal van verdenking (map 18, pagina 402 en verder) en de BOB-stukken vanaf nummer 164 (map 36, pagina 2522 en verder) blijkt van concrete verdenkingen tegen verdachte ten aanzien van wapenhandel en het deelnemen aan een criminele organisatie.
De rechter-commissaris heeft de aanvraag (spoed)tap op verdachte in januari 2020 getoetst en geoordeeld dat voldaan is aan de criteria in artikel 126m Sv. Daarmee heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat er sprake was van voldoende verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv, dat gezien de aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Er is dus in de zaak van verdachte hoe dan ook sprake van een verdenking van een ‘serious crime’.
ad 3. Pseudokoop 1
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv omdat niet is gemotiveerd waarom een dringende noodzaak bestond dat het mondelinge bevel tot pseudokoop van 20 januari 2020 rechtvaardigt.
Er kan worden volstaan met de enkele constatering van het verzuim nu de verdediging door het verzuim niet in enig rechtens te respecteren belang is geschaad. Binnen drie dagen na het mondelinge bevel is het schriftelijke bevel gegeven en is aan het vereiste van controleerbaarheid voldaan.
ad 4. Pseudokoop 2
Voorafgaand aan de pseudokoop is het bevel op schrift gesteld. Er is derhalve geen sprake van een vormverzuim.
ad 5. Uitwerkingen ovc- en tapgesprekken
De audio-opnamen van de ovc- en tapgesprekken zijn in een vroeg stadium bij de processtukken gevoegd. Naar aanleiding van de betwisting van de juistheid van de uitwerkingen zijn voorts gesprekken deels opnieuw uitgewerkt en/of zijn de uitwerkingen aangevuld. Daarnaast is in hoger beroep nogmaals een uitwerking gevoegd opgemaakt door diverse tolken. In de visie van het openbaar ministerie is bij het uitwerken van de gesprekken geen sprake van een vormverzuim en is het recht op een eerlijk proces niet geschonden nu steeds sprake is geweest van adequate verdedigingsmogelijkheden voor de verdachte.
Het feit dat alle uitwerkingen en audiobestanden deel uitmaken van het procesdossier maakt dat elke procesdeelnemer er zijn visie op kan vormen en deze ter zitting kan presenteren.
De uitwerkingen van de interceptietolken (uitwerkingen in hoger beroep) zijn tot stand gekomen zonder contextinformatie en dossierkennis. Dat is met name terug te zien op plaatsen waar namen/merken/bedrijven in gesprekken worden aangeduid. Ook bepaalde geluiden die door de verbalisanten worden herkend, worden door de interceptietolken niet benoemd of geduid.
Verder valt op dat, gemiddeld genomen, de via ovc-apparatuur opgenomen gesprekken moeilijk verstaanbaar zijn, onder meer in verband met bijgeluiden en de afstand tot de apparatuur. De politie beschikt bij het uitwerken over het hulpmiddel EasyQ; de toepassing ervan is te herkennen aan de aanduiding EasyQ in de kenmerkregel van de gesprekken. EasyQ is een hoogwaardige hoofdtelefoonversterker met ingebouwde spraakfilter en is speciaal ontwikkeld voor toepassing bij het uitluisteren van ovc- en tapgesprekken. Het helpt bepaalde bijgeluiden weg te filteren of te verzwakken, waardoor het spraakgeluid duidelijker wordt.
Voor zover door de verdediging is betoogd dat bij het verrichten van het opsporingsonderzoek sprake was van tunnelvisie of vooringenomenheid is daarvan in de visie van het openbaar ministerie niet gebleken. Er is op een redelijke wijze een schifting gemaakt in het verkregen onderzoeksmateriaal om tot een behapbaar en overzichtelijk strafdossier te komen.
Dat er bewust gemanipuleerd is met het uitwerken van ovc- en tapgesprekken is een vergaande beschuldiging van de verdediging die in de visie van het openbaar ministerie volstrekt onvoldoende onderbouwd wordt. De enkele constatering van verschillen in de uitwerkingen biedt die onderbouwing niet. Het feit dat in een zeer vroeg stadium de audiobestanden zijn verstrekt mag als een contra-indicatie worden aangemerkt. Er is steeds sprake geweest van transparantie en volop controlemogelijkheden voor de procesdeelnemers.
Overwegingen en het oordeel van het hof
Met betrekking tot de verweren over de vormverzuimen overweegt het hof als volgt.
Juridisch kader
De Hoge Raad heeft in zijn arresten uiteengezet wanneer sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv en aan welke (wettelijke) voorwaarden moet worden voldaan, voordat toepassing kan worden gegeven aan één van de in artikel 359a Sv genoemde rechtsgevolgen.
Artikel 359a Sv luidt:
1. De rechtbank kan, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen hiervan niet uit de wet blijken, bepalen dat:a. de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim, zal worden verlaagd, indien het door het verzuim veroorzaakte nadeel langs deze weg kan worden gecompenseerd;b. de resultaten van het onderzoek die door het verzuim zijn verkregen, niet mogen bijdragen aan het bewijs van het telastegelegde feit;c. het openbaar ministerie niet ontvankelijk is, indien door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet.2. Bij de toepassing van het eerste lid, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.3. Het vonnis bevat de beslissingen vermeld in het eerste lid. Deze zijn met redenen omkleed.
Artikel 359a Sv is niet van toepassing bij vormverzuimen die betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende dwangmiddelen welke kunnen worden voorgelegd aan de rechter-commissaris die krachtens de wet belast is met het toezicht op de toepassing dan wel de voortduring van bepaalde tijdens het voorbereidend onderzoek bevolen vrijheidsbenemende dwangmiddelen en die aan dergelijke verzuimen rechtsgevolgen kan verbinden ten aanzien van de voortzetting van de vrijheidsbeneming. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou op onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting opnieuw of alsnog een beroep zou kunnen worden gedaan op verzuimen die bij de inverzekeringstelling aan de rechter-commissaris zijn of hadden kunnen worden voorgelegd.
Artikel 359a Sv formuleert een bevoegdheid en niet een plicht om rechtsgevolgen te verbinden aan vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek, en biedt de mogelijkheid te volstaan met de constatering dat een vormverzuim is begaan. Uitgangspunt is dat het rechtsgevolg in verhouding moet staan tot de aard en de ernst van het vormverzuim en het door de verdachte als gevolg van het vormverzuim geleden nadeel. Dat betekent ook dat, waar mogelijk, wordt volstaan met het – vanuit het perspectief van de met vervolging en berechting van strafbare feiten gemoeide belangen bezien – minst verstrekkende rechtsgevolg.
Strafvermindering, in die zin dat de hoogte van de op te leggen straf in verhouding tot de ernst van het verzuim wordt verlaagd, komt slechts in aanmerking, indien aannemelijk is dat a) de verdachte daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden,
b) dit nadeel is veroorzaakt door het verzuim,
c) het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering, en
d) strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is.
Door het verbinden van strafvermindering als rechtsgevolg aan een vormverzuim, wordt tot uitdrukking gebracht dat het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet kan worden volstaan met de enkele constatering van dat vormverzuim.
Gelet op het uitgangspunt van subsidiariteit is het aangewezen dat indien grond bestaat voor het verbinden van een rechtsgevolg aan het vormverzuim en het door het vormverzuim veroorzaakte nadeel zich laat compenseren door strafvermindering, daarmee wordt volstaan.
De Hoge Raad onderscheidt categorieën van gevallen waarin bewijsuitsluiting als rechtsgevolg kan worden verbonden aan een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv. Allereerst gaat het om gevallen waarin het uitsluiten van bepaalde resultaten van het opsporingsonderzoek van het gebruik voor het bewijs, noodzakelijk is om een schending van artikel 6 EVRM te voorkomen.
Ten tweede betreft het gevallen waarin sprake is van een vormverzuim inhoudende een ernstige schending van een strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel. In dergelijke gevallen kan onder omstandigheden toepassing van bewijsuitsluiting noodzakelijk worden geacht als rechtsstatelijke waarborg en als middel om met de opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en daarmee als middel om te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden.
Voor het bepalen van de ernst van het vormverzuim kan mede betekenis toekomen aan het verwijt dat aan politie en justitie kan worden gemaakt en aan de omstandigheid dat een vormverzuim zich bij herhaling blijkt voor te doen, maar ook aan de omstandigheid dat door politie en justitie al maatregelen zijn getroffen om (verdere) herhaling tegen te gaan.
In het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM, is niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie aan de orde. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – “the proceedings as a whole were not fair”.
Het hof overweegt, toegepast op de onderhavige zaak, het volgende.
ad 1. Geweld door de politie bij aanhouding
Het hof constateert op grond van de voorhanden zijnde stukken dat verdachte tijdens zijn aanhouding door een politieambtenaar is beschoten terwijl er geen schietwaardige situatie was. Verdachte werkte mee aan zijn aanhouding. De betreffende politieambtenaar heeft verklaard ongewild een schot te hebben gelost. Verdachte heeft hierdoor zwaar lichamelijk letsel aan zijn knie opgelopen. Het hof stelt vast dat bedoelde politieambtenaar bij de aanhouding van de verdachte heeft gehandeld in strijd met artikel 7 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en andere opsporingsambtenaren.
Ter zake deze gebeurtenis is door verdachte een klacht ex artikel 12 Sv ingediend die zich richt tegen de beslissing van de officier van justitie om de betreffende politieambtenaar niet strafrechtelijk te vervolgen voor dit feit. Bij beschikking van 25 november 2021 heeft het hof Arnhem- Leeuwarden geconcludeerd dat, hoewel verdachte als gevolg van het handelen van de politieambtenaar zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, de klacht wordt afgewezen, omdat een civielrechtelijke afdoening in de vorm van een schadevergoeding in dezen veeleer voor de hand ligt.
Ter zitting van het hof op 14 juni 2023 heeft verdachte verklaard dat er momenteel een civielrechtelijke procedure gaande is en hij in afwachting is van een schikkingsvoorstel met betrekking tot de hoogte van de schadevergoeding.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het een vormverzuim betreft dat de verdediging aan de rechter-commissaris had dienen voor te leggen en waarop artikel 359a Sv niet van toepassing is. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken zou immers op onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting opnieuw of alsnog een beroep zou kunnen worden gedaan op verzuimen die aan de rechter-commissaris zijn of hadden kunnen worden voorgelegd.
In het feit dat er bij de aanhouding gehandeld is in strijd met de Ambtsinstructie ligt besloten dat er sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding. Dit vormverzuim is bij toetsing door de rechter-commissaris niet aangevoerd, maar had daar wel aangevoerd kunnen worden. Op dit vormverzuim is naar het oordeel van het hof artikel 359a Sv daarom niet van toepassing.
Ten overvloede merkt het hof op dat ingeval hier wel sprake zou zijn van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet in aanmerking komt als sanctie. Schending van het recht op lichamelijke integriteit of schending van het vertrouwen in de politie door het vormverzuim, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, maakt niet dat er geen sprake meer is van een eerlijke berechting of dat het wettelijk systeem in de kern is geraakt.
Ook strafvermindering zou niet aan de orde zijn, want het voor verdachte ontstane nadeel (letsel) gaat gecompenseerd worden door middel van een financiële tegemoetkoming via de lopende procedure bij de civiele rechter. Compensatie in de vorm van strafvermindering zou een dubbele compensatie betekenen.
ad 2. Opvragen historische telefoon- en persoonsgegevens (Prokuratuur)
In het Prokuratuur-arrest (HvJ EU, C-748/18, ECLI:EU:C:2021:152,
NJ2022/140) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een prejudiciële vraag beantwoord over de uitleg van artikel 15, eerste lid, van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), zoals later gewijzigd, gelezen tegen de achtergrond van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het doel van de richtlijn is de bescherming van de gegevens van gebruikers van elektronische-communicatiediensten. In dat kader wordt in artikel 15 van de richtlijn geregeld onder welke voorwaarden autoriteiten toegang kunnen krijgen tot deze gegevens voor, onder andere, de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Uit het Prokuratuur-arrest volgt dat het aan de nationale wetgever is om de voorwaarden vast te stellen waaronder de aanbieders van elektronische communicatiediensten aan de bevoegde nationale instanties toegang moeten verlenen tot de persoonsgegevens waarover zij beschikken. Van belang is dat die toegang onderworpen is aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een andere onafhankelijke bestuurlijke entiteit. Gelet op de vereiste onafhankelijkheid, mag de instantie die die toetsing verricht niet betrokken zijn bij de uitvoering van het betrokken strafrechtelijk onderzoek en moet zij neutraal zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure. Dat is niet het geval bij een openbaar ministerie dat strafrechtelijke onderzoeken leidt en in voorkomend geval ook optreedt als openbaar aanklager tijdens strafprocedures. Een latere toetsing van het besluit van de officier van justitie is niet voldoende om aan het onafhankelijkheidsvereiste te voldoen, omdat de controle door een onafhankelijke autoriteit moet plaatsvinden voorafgaand aan de machtiging.
In het onderzoek Ultegra zijn de historische verkeers- en locatiegegevens van de telefoons van verdachte opgevraagd en is dit gebeurd na machtiging daarvoor van de officier van justitie. Dit zijn gegevens die kunnen worden aangemerkt als verkeers- en locatiegegevens in de zin van de Richtlijn. De bewaarde gegevens zijn weliswaar opgevraagd in overeenstemming met de wettelijke regeling, maar daarbij is – achteraf bezien – in strijd gehandeld met het Unierecht, omdat geen controle door een onafhankelijke autoriteit heeft plaatsgevonden. De onrechtmatige toegang tot deze historische verkeers- en locatiegegevens moet worden beschouwd als een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv.
Het belang dat met het geschonden voorschrift wordt gediend is de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 8 EVRM van de gebruiker van telecommunicatie.
Wat de ernst van het verzuim betreft geldt dat het openbaar ministerie de toen geldende voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering heeft gevolgd. Snel na het Prokuratuur-arrest is de procedure inzake het vorderen van verkeers- en locatiegegevens in lijn gebracht met het geldende Unierecht. Het ging hier voorts om de verdenking van ernstige strafbare feiten. Het hof gaat ervan uit dat indien een machtiging aan de rechter-commissaris zou zijn gevraagd, deze zonder meer zou zijn verleend. Immers, de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) inzake de verdachte vonden plaats vanaf 21 januari 2020. Uit het proces-verbaal van verdenking en de BOB-stukken ter zake verdachte blijkt van concrete verdenkingen tegen verdachte ten aanzien van wapenhandel en het deelnemen aan een criminele organisatie. De rechter-commissaris heeft de aanvraag (spoed)tap op de verdachte op 24 januari 2020 getoetst en geoordeeld dat voldaan is aan de criteria in artikel 126m Sv. Daarmee heeft de rechter-commissaris geoordeeld dat er sprake was van voldoende verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv, dat gezien de aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Daarna is pas sprake van opvragen van de verkeers- en locatiegegevens ten aanzien van de telecommunicatie van de verdachte. Naar het oordeel van het hof is de ernst van het verzuim daarom als gering te kwalificeren.
Het eventuele nadeel van de schending voor de verdachte, veroorzaakt door het vormverzuim, is gelet op het voorgaande ook zeer beperkt.
Gelet op de geringe ernst van het verzuim en het zeer beperkte nadeel daarvan voor de verdachte, is het hof met de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat sprake is van een vormverzuim, zonder daaraan een rechtsgevolg te verbinden.
Ten overvloede merkt het hof op dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter zake van dit vormverzuim niet als sanctie in aanmerking komt. Schending van de persoonlijke levenssfeer in de zin van artikel 8 EVRM, maakt namelijk niet dat er geen sprake meer is van een eerlijke berechting of dat het wettelijk systeem in de kern is geraakt, terwijl door de verdediging ook niet gemotiveerd is aangevoerd dat van een dergelijk gevolg sprake is geweest.
ad 3. Pseudokoop 1
Ingevolge artikel 126i jo artikel 126g, zesde lid, Sv dient een bevel tot pseudokoop schriftelijk te worden gegeven door de officier van justitie en kan bij dringende noodzaak het bevel mondeling worden gegeven. De officier van justitie stelt in dat geval het bevel binnen drie dagen op schrift.
De eerste pseudokoop (op 20 januari 2020) is voorafgegaan door een mondeling bevel van de officier van justitie. Op 17 januari 2020 is met de pseudokopers via Telegram een koopovereenkomst gesloten, waarbij is afgesproken dat op 20 januari 2020 de wapens zouden worden geleverd. Vervolgens is op 21 januari 2020 – na levering van de wapens – een schriftelijk bevel opgemaakt door de officier van justitie. Van een dringende noodzaak om het bevel eerst mondeling te geven is niets gebleken.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dit een vormverzuim is in het voorbereidend onderzoek.
Het hof stelt voorop dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar-ministerie niet als gevolg verbonden kan worden aan het door de verdediging aangevoerde belang van het recht op eerbiediging van het privéleven van verdachte, noch aan het algemeen geformuleerde belang bij vertrouwen in politie en justitie.
Het hof stelt voorts vast dat het belang dat met het geschonden voorschrift wordt gediend, ziet op de controleerbaarheid en transparantie van het gegeven bevel tot pseudokoop. Het bevel is achteraf meteen op schrift gesteld en daarmee is de transparantie en controleerbaarheid van het bevel gegeven. Het vormverzuim is daarom van geringe ernst. Het hof concludeert daarom dat er geen noodzaak tot uitsluiting van bewijs of strafvermindering is en dat kan worden volstaan met de constatering van het vormverzuim.
ad 4. Pseudokoop 2
Het schriftelijke bevel tot de tweede pseudokoop is afgegeven op 26 februari 2020. Daaraan voorafgaand is een mondeling bevel afgegeven op 24 februari 2020. Op 24 februari 2020 is de deal van de pseudokoop gemaakt en op 27 februari 2020 zou de levering plaatsvinden. Het schriftelijk bevel is derhalve wel voorafgaand aan de pseudokoop opgemaakt, maar van een dringende noodzaak om daarvoor nog een mondeling bevel te geven is niet gebleken.
Ook in dit geval is er sprake van een vormverzuim. Vergelijkbaar met het ten aanzien van het vormverzuim bij pseudokoop 1 overwogene, concludeert het hof dat er geen sprake is van een ernstig verzuim en dat verdachte niet in zijn belangen is geschaad. Door het tijdig gegeven schriftelijke bevel tot pseudokoop is de pseudokoop controleerbaar. Er is geen nadeel ontstaan voor de verdachte.
Er kan derhalve worden volstaan met de constatering van het vormverzuim.
ad 5. Uitwerkingen ovc- en tapgesprekken
De audio-opnamen van de ovc- en tapgesprekken zijn in een vroeg stadium bij de processtukken gevoegd. Naar aanleiding van het betwisten van de uitwerkingen zijn voorts gesprekken deels opnieuw uitgewerkt en/of zijn de uitwerkingen aangevuld door de politie. Daarnaast zijn in hoger beroep nogmaals de door de rechtbank in haar vonnis voor het bewijs gebezigde tap- en ovc-gesprekken uitgeluisterd en uitgewerkt door diverse interceptietolken. Alle uitwerkingen en audiobestanden maken deel uit van het procesdossier.
Het hof constateert dat de diverse uitwerkingen niet steeds met elkaar overeenstemmen. Er zijn verschillen. Een behoorlijke procesorde brengt met zich mee dat er vertrouwd moet kunnen worden op de door de politie gepresenteerde uitwerkingen van de ovc- en tapgesprekken. Daarbij is van belang mee te wegen dat de politieambtenaren die de ovc- en tapgesprekken hebben uitgeluisterd, veelal de ontwikkeling in het onderzoek mee hebben gemaakt en kennis hebben uit het onderzoek. Dat brengt als risico met zich dat de uitluisterende verbalisant bij een onduidelijkheid in het gesprek het gehoorde associeert met hem bekende onderzoeksresultaten en vervolgens noteert wat hij denkt te horen. Van het door de verdediging gestelde moedwillig verkeerd weergeven en selecteren van de gesprekken door de politie, is het hof niets gebleken.
Het hof zal met de nodige behoedzaamheid omgaan met de uitwerkingen van de ovc- en tapgesprekken en zal bij gebruikmaking daarvan bekijken of de inhoud ervan inbedding vindt in overig bewijs. Het hof concludeert dat het op deze wijze voldoende tegemoet komt aan de belangen van verdachte in het kader van artikel 6 EVRM.
Er is naar het oordeel van het hof geen sprake van een vormverzuim. Het recht op een eerlijk proces is niet geschonden nu steeds sprake is geweest van adequate verdedigingsmogelijkheden voor de verdachte.
Conclusie
Door de verdediging is betoogd dat alle vormverzuimen tezamen maken dat er geen sprake meer is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM en dat daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
Het hof heeft hiervoor steeds bij elk onderdeel geoordeeld of er sprake is van een vormverzuim en zo ja, wat daarvan het gevolg moet zijn.
Er is naar het oordeel van het hof telkens geen sprake van een schending van het recht op een eerlijk proces, ook niet als de vormverzuimen tezamen worden bezien. Het onderzoek is zorgvuldig geweest. Het beroep op niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging wordt dan ook verworpen.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs [1]
Algemeen
Telefoongebruik
Door enkele verdachten in het onderzoek Ultegra is verklaard dat zij en hun medeverdachten hun telefoons regelmatig uitleenden dan wel uitwisselden en dat de daarmee gevoerde gesprekken en/of uitgewisselde informatie daarom niet van de bezitter/eigenaar van de telefoon/het telefoonnummer afkomstig behoeven te zijn.
Het hof acht dit niet aannemelijk geworden. In het dossier is een enorme hoeveelheid telefoongesprekken en met telefoons verstuurde en ontvangen berichten weergegeven. In die gesprekken wordt niet gevraagd met welke persoon men nu in gesprek is. Kennelijk weten de onderscheiden gebruikers meteen met wie men aan het communiceren is en dus wie bij welk telefoonnummer/telefoon hoort. Daar bestaat geen enkele onduidelijkheid over. Daarom gaat het hof er vanuit dat de bezitter/eigenaar van een telefoon ook de gebruiker ervan is, tenzij het tegendeel blijkt.
Gebruiker van de telefoon BQ Aquarius X2
Door de politie wordt waargenomen dat [verdachte] op 27 februari 2020 als bestuurder in een VW-T-ROC in [plaats 6] rijdt. [verdachte] zit alleen in de auto. Hij wordt aangehouden en in deze auto wordt een ontgrendelde PGP-telefoon (BQ Aquarius X2) aangetroffen. [2]
[verdachte] heeft geen verklaring willen afleggen over het gebruik van de BQ Aquarius. Hij heeft ter zitting van het hof op 14 juni 2023 wel verklaard dat de VW-T-ROC zijn auto was. [3]
Gelet op het feit dat deze telefoon in ontgrendelde toestand bij [verdachte] in het bezit is in zijn auto waar alleen hij op dat moment in aanwezig was, gaat het hof er vanuit dat het zijn telefoon is. Er zijn geen aanwijzingen dat de telefoon van iemand anders zou zijn. Het hof stelt derhalve vast dat de inhoud van deze telefoon aan [verdachte] is toe te schrijven.
Gebruiker van het Telegram-account [accountnaam 1] (NHT)
Door verbalisanten is gezien dat medeverdachte [medeverdachte H.H.] bij zijn aanhouding op 27 februari 2020 voor zijn woning iets van zich afgooit, naar later blijkt een iPhone X. [4]
Deze iPhone is onderzocht door de politie. Uit het onderzoek blijkt dat [medeverdachte H.H.] deze iPhone heeft gebruikt vanaf 10 oktober 2017 tot aan zijn aanhouding. De geregistreerde eigenaar van de iPhone is: [afkorting tatoeage tekst] . [medeverdachte H.H.] heeft “ [tatoeage tekst] ” op zijn arm getatoeëerd. De eerste letters van deze tekst vormen het woord [afkorting tatoeage tekst] . Een foto van [medeverdachte H.H.] met deze tatoeage op zijn arm wordt ook in de iPhone aangetroffen.
De Apple ID in de iPhone is [e-mailadres 1] ; dit is het e-mailadres van het bedrijf van [medeverdachte H.H.] .
In de iPhone zit een simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In de periode 10 oktober 2018 tot en met 27 maart 2020 is dit nummer getapt. Hieruit blijkt dat [medeverdachte H.H.] alleengebruiker is van dit nummer. Op het imei-nummer van de iPhone liep ook een tap. Hieruit blijkt dat de iPhone enkel in gebruik is in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [5] Op het Whatsapp-profiel van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt bij de info de tekst [afkorting tatoeage tekst] vermeld en de naam: ‘ [medeverdachte H.H.] [bijnaam] ’ met een profielfoto van [medeverdachte H.H.] met een wapen in zijn hand.
Verder wordt er op de iPhone onder andere het Telegram-account ' [accountnaam 1] ' (NHT) aangetroffen. NHT chat veelvuldig over wapens. Het Telegram-account NHT heeft dezelfde profielfoto als het Whatsapp-account, maar bij het Telegram-account zijn de tatoeages en het gezicht weggekrast. [6]
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat [medeverdachte H.H.] de gebruiker is van het Telegram-account NHT.
Feiten 2 en 4 – handel en bezit van wapens
Onderdeel [plaats 4]
[verdachte] heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte H.H.] wapens had gekocht en op ging halen in [plaats 4] . Hij was in de veronderstelling dat het om het ophalen van een elektrische hondenhalsband ging toen hij door [medeverdachte H.H.] gevraagd werd om te chauffeuren. Achteraf had hij pas door dat het om wapens ging, aldus [verdachte] . De raadsvrouw heeft daarom vrijspraak van dit onderdeel bepleit.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.
Vanaf 17 februari 2020 heeft [medeverdachte H.H.] via het Telegram-account [accountnaam 1] (NHT) contact met het account ‘ [chatnaam 1] ’ (naar later blijkt: [betrokkene 12] ). [7] Vanaf 20 februari 2020 wordt tussen hen onderhandeld over een aankoop van een Uzi-machinepistool met demper en een TT33-pistool voor een prijs van 4400 door [medeverdachte H.H.] . [8] Op 23 februari 2020 spreken zij via de chat af dat [medeverdachte H.H.] de wapens de volgende dag komt ophalen bij [betrokkene 12] op het adres [adres 1] in [plaats 4] . [9]
[verdachte] heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij op 24 februari 2020 met [medeverdachte H.H.] in zijn eigen auto – de VW-T-ROC- vanuit [plaats 1] naar [plaats 4] is gereden. [10] Uit de peilbakengegevens van de VW T-ROC blijkt dat hij op maandag 24 februari 2020 arriveert bij de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] in [plaats 1] . Vervolgens vertrekken [verdachte] en [medeverdachte H.H.] in de VW T-ROC richting [plaats 4] . [11]
[medeverdachte H.H.] onderhoudt onderweg via Telegram contact met [betrokkene 12] over de route en de aankomsttijd. Om 16:03 uur stuurt hij een foto van de garage aan de [adres 1] te [plaats 4] aan [betrokkene 12] en vraagt of hij goed staat. [12]
Omdat er nog op iemand gewacht moet worden in verband met het geld, vertrekken [verdachte] en [medeverdachte H.H.] weer. ’s Avonds om 19:48 uur bericht [medeverdachte H.H.] aan [betrokkene 12] dat hij er over vijf minuten weer is. [betrokkene 12] instrueert [medeverdachte H.H.] de garage in te rijden. [13]
Blijkens de peilbakengegevens van de VW-T-ROC komen zij om 20:02 uur weer aan op de [adres 1] in [plaats 4] . [14]
De telefoonnummers die bij [medeverdachte H.H.] ( [telefoonnummer 1] ) en [verdachte] ( [telefoonnummer 2] ) in gebruik zijn volgen de hele route van het peilbaken in de VW T-ROC. [15]
[betrokkene 12] heeft bij de politie verklaard dat NHT bij hem een Uzi met een demper en een TT33 (Tokarev) heeft gekocht. Hij had met NHT afgesproken op 24 februari 2020 in de middag in de garage aan de [adres 1] in [plaats 4] . NHT was er ’s middags al, maar toen had hij nog maar de helft van het geld. ’s Avonds kwam NHT weer terug, samen met een donkere jongen. Zijn auto stond voor de garage. [betrokkene 12] is bij hen in de auto gestapt en in de auto heeft zowel de overdracht van het wapen als de afhandeling van het geld plaatsgevonden. [16]
De politie heeft de PGP-telefoon van [verdachte] (BQ Aquarius X2) onderzocht en heeft daarin een aantal chats aangetroffen. Tussen 22 en 27 februari 2020 worden er een aantal chatberichten uitgewisseld over wapens tussen [verdachte] en een gebruiker met de naam “ [chatnaam 2] ”. Op 22 februari 2020 chat [verdachte] aan [chatnaam 2] : “Na weekend komen onze wapens bro ok” en “Maar gped zodra na weekend er is stuur ik chauf jou kant met wapen ok”.
Op 24 februari 2020 tussen 23:39 en 23:42 uur zegt [verdachte] in de chat tegen “ [chatnaam 2] ”: “We hebben vandaag uzi met demper gehaald (…) Echt mooi ding.”. [17]
Door de politie is gerelateerd dat de TT33 een halfautomatisch pistool is. [18]
Een Uzi-machinepistool is een automatisch vuurwapen.
Een automatisch vuurwapen is een vuurwapen van de categorie II onder 2 en een halfautomatisch vuurwapen is een vuurwapen van de categorie III onder 1.
Het verweer dat verdachte slechts de onwetende chauffeur was bij deze wapenhandel die, tot de terugreis, in de veronderstelling verkeerde dat de hele ingewikkelde gang van zaken van die dag op touw was gezet voor de aanschaf van een hondenhalsband, is pas in hoger beroep voor het eerst aangevoerd door verdachte. Nog daargelaten dat het voor de hand had gelegen dit verweer, zo niet onmiddellijk, dan in ieder geval op een eerder moment naar voren te brengen, is het hof van oordeel dat het wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Niet alleen uit de voorafgaande chats van verdachte over de wapens die na het weekend komen, het feit dat de overdracht van de wapens en het geld in de auto in aanwezigheid van verdachte plaatsvindt, maar ook uit het chatbericht kort na de overdracht van de wapens dat “we vandaag uzi met demper” hebben gehaald (er wordt geen blijk gegeven van schrik of verrassing), blijkt wetenschap bij verdachte van wat het doel van de reis naar [plaats 4] was.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen met betrekking tot het onderdeel [plaats 4] bewezen.
Onderdelen Pseudokoop 27 februari 2020 (Pseudokoop 2), Opel Combo en [plaats 2]
Door de verdediging is gesteld dat [verdachte] niet wist wat er ging gebeuren op 27 februari 2020 en geen wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over de betreffende wapens. De raadsvrouw heeft derhalve vrijspraak van dit onderdeel bepleit.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.
Via Telegram krijgt de politie-pseudokoper met codenaam S141 (gebruikersnaam: [chatnaam 3] ) contact met [medeverdachte H.H.] (NHT). [19] [medeverdachte H.H.] chat op 28 januari 2020 aan S141 dat hij vijf leveranciers heeft. Van twee leveranciers zijn er volle auto’s op weg. De buizen komen van een andere leverancier. Er komen auto’s binnen met korte en lange. [20] [medeverdachte H.H.] weet nooit van tevoren wat er precies in zit. [21]
Op vrijdag 21 februari 2020 chat [medeverdachte H.H.] aan S141 dat zij dinsdag misschien al dingen kunnen regelen. [22] Op maandag 24 februari 2020 vraagt [medeverdachte H.H.] via de chat aan S141 wat hij nodig heeft, zodat hij dat apart kan leggen. [23] [medeverdachte H.H.] geeft aan dat hij een buis, een AK en een HK 180 schots met demper voor S141 heeft. [24] [medeverdachte H.H.] geeft aan S141 aan dat hij een foto zal sturen van de HK 180 shots. [25] Deze foto stuurt hij ook aan S141. [26]
[verdachte] chat op maandag 24 februari 2020 tussen 23:21 en 23:33 uur aan [chatnaam 2] dat hij donderdag zijn CZ krijgt, dat woensdag de eerste lading binnenkomt en de volgende week de tweede lading, maar dat hij [chatnaam 2] alvast de CZ geeft. [27]
Op 24 februari 2020 om 23:29 uur stuurt [verdachte] een foto naar [chatnaam 2] . [verdachte] bericht vervolgens aan [chatnaam 2] : “Deze krijgen we ook. (…) Bro gaan 180 kogels in eem trommel”. [28]
Op 24 februari 2020 tussen 23:34 en 23:36 uur bericht [verdachte] aan [chatnaam 2] : “Ga morgem bij een oude molukse man een buis kopen voor 2 kop. Raketwerper. Hij had geld nodig. (….) Mijn maat gaat mee. (…) Die wapenkenner. Nee gewoon een echte buis. Die Russische. Die hadden wij toen ook. Die bood ik je ook aam destijds. (..) Ik verkoop die buis meteen door voor 3800”. [29]
Pseudokoper S141 relateert dat binnen het criminele circuit een ‘buis’ bekend staat als een raketwerper. [30]
Op 24, 25 en 26 februari 2020 onderhandelen [medeverdachte H.H.] en S141 via Telegram over de verkoop door [medeverdachte H.H.] aan S141 van een buis, een AK en een 180-shots HK nieuw model met ssd demper. Afgesproken wordt dat [medeverdachte H.H.] deze zal leveren voor
€ 9.000,00. [medeverdachte H.H.] bericht op woensdag 26 februari 2020 dat de wapens de komende nacht door een maat worden opgehaald. [31]
Op 27 februari 2020 om 09.34 uur spreken [medeverdachte H.H.] en S141 af die avond om 21.00 uur op dezelfde plek als de vorige keer. [32] De vorige keer (pseudokoop 1) was op 20 januari 2020 op het parkeerterrein van [hotel] gevestigd aan de [adres 3] te [plaats 6] . [33]
De camera bij de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] te [plaats 1] registreert dat de auto van [verdachte] (VW-T-ROC) op 27 februari 2020 tussen 09.38 en 09.40 uur naast de woning van [medeverdachte H.H.] staat. [34]
[verdachte] chat om 10.48 uur aan [chatnaam 2] dat de wapens vannacht zijn opgehaald door “die [bijnaam 2] van ons”, dat hij straks de tijd doorgeeft hoe laat de CZ gehaald kan worden en dat hij die CZ voor hem apart heeft gelegd. [35]
Om 14.00 uur komt [verdachte] aan bij de kringloopwinkel aan de [adres 4] te [plaats 1] . [36] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij eigenaar is van deze kringloopwinkel, maar het per 1 januari 2020 heeft verhuurd aan [medeverdachte H.H.] . [37] [verdachte] runt samen met [medeverdachte H.H.] deze kringloopwinkel. Medeverdachte [medeverdachte J.B.] is de bedrijfsleider van de kringloopwinkel. [38]
Om 15:32 uur heeft [verdachte] in de kringloopwinkel een gesprek met medeverdachte [medeverdachte J.J.] . Dit gesprek is door de politie opgenomen. [verdachte] hoort van [medeverdachte J.J.] dat de afspraak die avond bij [hotel] is. [verdachte] wordt boos omdat er bij [hotel] is afgesproken omdat daar sprake is van kentekenregistratie. [39] Het hof merkt hierbij op dat dit ovc-gesprek meerdere keren is uitgewerkt en dat het niet exact woord voor woord overeenkomt, maar dat in alle uitwerkingen het gesprek wordt weergegeven zoals hiervoor is beschreven.
Het peilbaken van de auto van [verdachte] geeft aan dat [verdachte] om 17.45 uur van de kringloopwinkel vertrekt en via [plaats 3] naar zijn woning in [plaats 2] rijdt en daar om 20:20 uur aankomt. [40]
Om 18:26 uur heeft [verdachte] Whatsappcontact met [medeverdachte H.H.] . Hij appt [medeverdachte H.H.] : “Aub geen [hotel] ”. [medeverdachte H.H.] antwoordt dat dit al is afgesproken. [41]
Uit de camerabeelden bij de kringloopwinkel in [plaats 1] blijkt dat op 27 februari 2020 omstreeks 19:09 uur [medeverdachte J.B.] in zijn auto aan komt rijden met [medeverdachte H.H.] als passagier. Beiden gaan de kringloopwinkel binnen. [42]
Op de iPhone van [medeverdachte H.H.] zijn foto’s aangetroffen van 27 februari 2020 tussen 19:16 en 19:18 uur. Het betreffen detailopnames van twee machinegeweren en twee pistolen. [43]
Om 19.23 uur is er een gesprek hoorbaar in de kringloopwinkel tussen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte H.H.] . In de geluidsopnames daarvan zijn geluiden van handelingen met een wapen hoorbaar en wordt er door [medeverdachte H.H.] gezegd dat ze er zo meteen negenduizend voor betalen. [44]
Om 19.29 uur stuurt [medeverdachte H.H.] het volgende bericht aan pseudokoper S141: “Men maat komt weer, ben er zelf niet”. [45]
[verdachte] stuurt om 20:40 uur een foto naar [chatnaam 2] en chat aan hem: “Ppsst… jou wapen”. [chatnaam 2] vraagt [verdachte] waar het gehaald moet worden en dat hij dan morgen iemand stuurt. [verdachte] antwoordt dat het in [plaats 2] gehaald kan worden. [46]
Het peilbaken geeft aan dat [verdachte] om 20.47 uur in zijn auto wegrijdt uit [plaats 2] en op 20:58 uur aankomt in [plaats 6] en daar stil staat op [adres 5] . [47] Het observatieteam ter plaatse neemt de auto van [verdachte] waar daar, herkent [verdachte] en ziet dat hij alleen in de auto zit. [48]
Het observatieteam van de politie neemt waar dat op 27 februari 2020 omstreeks 20.34 uur [medeverdachte G.S.] en [medeverdachte J.J.] de kringloopwinkel in [plaats 1] uitlopen. [medeverdachte J.J.] heeft een langwerpige tas in zijn hand. Zij lopen naar de personenauto BMW met kenteken [kenteken 1] . Er wordt iets op de achterbank gelegd. Zij rijden samen in de BMW weg. [medeverdachte J.J.] bestuurt de BMW.
Om 21:00 uur parkeert [medeverdachte J.J.] de BMW aan [adres 5] te [plaats 6] . [medeverdachte J.J.] stapt uit en loopt naar de VW-T-ROC van [verdachte] , die daar al stond. [medeverdachte J.J.] stapt bij [verdachte] in de VW-T-ROC en ze rijden weg. De VW-T-ROC stopt om 21.05 uur op de parkeerplaats van [hotel] aan de [adres 3] te [plaats 6] . [medeverdachte J.J.] en [verdachte] maken daar contact met de inzittenden van een blauwe personenauto en vertrekken weer.
Zij gaan terug naar [adres 5] in [plaats 6] . Daar stapt [medeverdachte J.J.] uit de VW-T-ROC en stapt weer in de BMW. Beide auto’s rijden weg.
De BMW rijdt vervolgens naar de parkeerplaats van [hotel] aan de [adres 3] te [plaats 6] en stopt daar. De VW-T-ROC staat dan geparkeerd aan de [adres 3] ter hoogte van perceel [nummer] . [49]
Pseudokopers S141 en S142 relateren dat zij op 27 februari 2020 omstreeks 20:58 uur op de parkeerplaats van [hotel] aan de [adres 3] te [plaats 6] zijn. S141 heeft via Telegram aan de kopers door dat zij er zijn. Omstreeks 21:04 uur zien zij de VW-T-ROC aankomen en naast hen parkeren. Ze herkennen de bijrijder als [medeverdachte J.J.] . Ze herkenden hem van de vorige pseudokoop op 20 januari 2020.
Op aangeven van de bestuurder van de VW-T-ROC ( [verdachte] ) stappen zij in de VW-T-ROC. S141 vraagt dan aan de verdachten of de spullen achterin de auto liggen. [verdachte] antwoordt hierop dat de spullen op een andere parkeerplaats liggen en dat de locatie [hotel] niet goed is vanwege camera’s en politie. [verdachte] zegt dat de buis in [plaats 7] ligt.
S141 en S142 geven dan aan niet naar een andere locatie te willen gaan en dat [medeverdachte J.J.] en [verdachte] die dingen moeten gaan halen. S141 en S142 zien [medeverdachte J.J.] en [verdachte] dan vertrekken in de VW-T-ROC.
Enkele minuten later komt [medeverdachte J.J.] terug. Hij rijdt dan in de BMW. Op de bijrijdersstoel zien S141 en S142 een persoon met de capuchon over het hoofd ( [medeverdachte G.S.] ). [medeverdachte J.J.] stapt uit, wijst dan naar twee donkere zakken op de grond achter de bijrijdersstoel en zegt: “het ligt daar”. [medeverdachte J.J.] maakt vervolgens de zakken open. [medeverdachte J.J.] haalt dan een langwerpig apparaat, gelijkend op een automatisch vuurwapen merk AK-47, uit een zak. Op het moment dat [medeverdachte J.J.] de andere zak pakt, vindt aanhouding door de politie plaats. [50] Ook [verdachte] wordt aangehouden. [51]
In de BMW waarin [medeverdachte J.J.] reed worden door de politie de volgende wapens aangetroffen:
  • een machinepistool merk Gorenje, type MGV-176, kaliber .22 LR, voorzien van geluiddemper en een 161-shots patroonmagazijn (trommelmagazijn);
  • een aanvalsgeweer merk Norinco, type 56-1, kaliber 7,62x39, voorzien van een 30-shots patroonmagazijn;
  • een knalpatroon merk Geco, kaliber 9 mm, PA Blanc;
  • een huls merk Igman, kaliber 9x19 mm;
De woning van [verdachte] in [plaats 2] wordt door de politie doorzocht op 27 februari 2020. Daar wordt in een slaapkamer in een doos met kleding een pistool CZ99, 9mm para met magazijn en munitie aangetroffen. [53] Na onderzoek blijkt dit een vuurwapen van de categorie III te zijn. [54]
Op het patroonmagazijn van het pistool CZ99 is een DNA-mengprofiel aangetroffen, gelabeld [code 1] , van minimaal vier personen, waaronder [medeverdachte J.J.] , [verdachte] en minimaal twee onbekenden. De kans dat dit mengprofiel DNA bevat van [medeverdachte J.J.] en drie willekeurige onbekenden, is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan de kans dat dit mengprofiel DNA bevat van vier willekeurige onbekenden. De kans dat dit mengprofiel DNA bevat van [verdachte] en drie willekeurige onbekenden, is meer dan 280 duizend keer waarschijnlijker dan de kans dat dit mengprofiel DNA bevat van vier willekeurige onbekenden.
Op ruwe delen van het pistool CZ99 is een DNA-mengprofiel aangetroffen, gelabeld [code 2] , van minimaal drie personen, waaronder [medeverdachte H.H.] , [verdachte] en minimaal één onbekende. De kans dat dit mengprofiel DNA bevat van [medeverdachte H.H.] en twee willekeurige onbekenden, is meer dan 10 miljoen keer waarschijnlijker dan de kans dat dit mengprofiel DNA bevat van drie willekeurige onbekenden. De kans dat dit mengprofiel DNA bevat van [verdachte] en twee willekeurige onbekenden, is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan de kans dat dit mengprofiel DNA bevat van drie willekeurige onbekenden. [55]
Op 28 februari 2020 wordt een Opel Combo in beslag genomen die voor de kringloopwinkel in [plaats 1] staat. In de laadruimte worden wapens en pakketten met amfetamine aangetroffen.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat met betrekking tot de onderdelen Pseudokoop 2 en [plaats 2] sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Het verweer van de verdediging dat [verdachte] niet op de hoogte was van de wapenhandel op 27 februari 2020 wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Immers, [verdachte] heeft voorafgaand aan de ontmoeting met de pseudokopers een discussie met [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte H.H.] over de locatie van de afspraak. Deze locatie zou niet goed zijn wegens gevaar op ontdekking omdat bij [hotel] sprake is van beveiligingscamera’s en kentekenregistratie. Ook chat hij met [chatnaam 2] over de levering van de wapens en bericht hij [chatnaam 2] dat hij de ontvangen CZ voor hem apart heeft gelegd en de volgende dag kan ophalen in [plaats 2] . In zijn woning in [plaats 2] is daarop deze CZ ook aangetroffen.
[verdachte] gaat vervolgens mee naar [plaats 6] voor de afhandeling van de wapendeal met de pseudokopers en heeft daar ook daadwerkelijk contact met de pseudokopers. Ook tegen de pseudokopers zegt [verdachte] dat de locatie bij [hotel] niet goed is. Als de pseudokopers vervolgens vasthouden aan de afgesproken locatie, wacht [verdachte] in de nabijheid daarvan in zijn auto tot [medeverdachte J.J.] de wapens aflevert. Op die plek wordt hij aangehouden.
Het hof merkt hierbij op dat er, in weerwil van het door de verdediging gestelde, er geen aanleiding is om hetgeen door S141 en S142 is gerelateerd, als niet betrouwbaar te beschouwen. Dat er op ondergeschikte punten onnauwkeurigheden in het relaas zijn geslopen, maakt dit niet anders. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan de processen-verbaal en de waarnemingen van de verbalisanten. Voorts geeft verdachte zijn zorg over kentekenregistratie bij [hotel] aan dat hij heel goed wist dat wat er ging gebeuren het daglicht niet kon verdragen en dat zijn stelling dat hij slechts ter plaatse was uit hulpvaardigheid zodoende niet aannemelijk is.
Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen met betrekking tot de onderdelen Pseudokoop 2 en [plaats 2] wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onderdeel Opel Combo overweegt het hof dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van verdachte bij de in de Opel Combo aangetroffen wapens. Van dit onderdeel zal het hof verdachte vrijspreken.
“in de uitoefening van een bedrijf”
Artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (WWM) (het artikel waarop het onder 2 tenlastegelegde is toegespitst) luidt, voor zover in deze zaak van belang:
“Het is verboden zonder erkenning een wapen of munitie [...] in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren, of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen, te beproeven of te verhandelen.”
Uit Hoge Raad 27 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1693) blijkt dat ook natuurlijke personen van wie de activiteiten (mede) bestaan uit professionele en/of commerciële wapenhandel, binnen de reikwijdte van het verbod van artikel 9, eerste lid, WWM vallen.
De hierboven weergegeven handelingen van verdachte en zijn medeverdachten (onderdelen [plaats 4] , Pseudokoop 2 en [plaats 2] ) getuigen van het (zonder erkenning) gezamenlijk commercieel handelen in wapens. Het hof acht derhalve het verhandelen van wapens in de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, WWM wettig en overtuigend bewezen.
“een beroep of gewoonte maken”
Artikel 55, vierde lid, WWM luidt, voor zover in deze zaak van belang:
“Met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft: hij die handelt in strijd met de artikelen 9, eerste lid, […] en van het in strijd met de wet vervaardigen, transformeren, uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van wapens of munitie een beroep of een gewoonte maakt.”
Het hof ziet zich hier voor de vraag gesteld hoe het “in de uitoefening van een bedrijf verhandelen van wapens” als omschreven in artikel 9, eerste lid, WWM, zich verhoudt tot de strafverzwarende omstandigheid om van dit bedrijfsmatige strafbare verhandelen “een beroep of gewoonte te maken” als omschreven in artikel 55, vierde lid, WWM. Deze strafverzwarende omstandigheid levert in casu een verdubbeling van het strafmaximum op. De wetgever heeft daarmee een groot verschil gemaakt tussen “verhandelen van wapens in de uitoefening van een bedrijf” (m.b.t. vuurwapens categorie II maximaal 4 jaar gevangenisstraf) en “verhandelen van wapens in de uitoefening van een bedrijf èn hiervan een beroep of gewoonte maken” (maximaal 8 jaar gevangenisstraf).
De wetsgeschiedenis geeft geen invulling aan het begrip “beroep of gewoonte maken” in het kader van artikel 55, vierde lid, WWM.
In het arrest van de Hoge Raad van 3 juli 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA5040) is voor de uitleg van het begrip ‘een beroep maken van’ als bedoeld in artikel 55, vierde lid, WWM aansluiting gezocht bij de Memorie van Toelichting die heeft geleid tot artikel 137c, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hieruit volgt dat het bij ‘beroep’ gaat om “
de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag of om in het onderhoud te voorzien, te begaan. Daarvoor kan één daad voldoende zijn, mits deze wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin”.
Het hof is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte binnen zeer korte tijd tweemaal als medepleger betrokken was bij bedrijfsmatige wapenhandel zonder vergunning (onderdeel [plaats 4] en onderdeel Pseudokoop 2). Verdachte runt samen met [medeverdachte H.H.] de kringloopwinkel waar vanuit de betreffende wapenhandel wordt georganiseerd. Het handelen van de verdachte getuigt van stelselmatigheid en een vast voornemen om samen met zijn medeverdachten wapens te blijven verhandelen uit winstbejag. Verdachte immers meldt [chatnaam 2] dat hij (ook) een raketwerper gaat kopen voor 2 kop.
Het hof is daarom van oordeel dat het handelen van de verdachte gekwalificeerd kan worden als een beroep of gewoonte maken van het bedrijfsmatig verhandelen van wapens als bedoeld in artikel 55, vierde lid, WWM.
Conclusie
Het hof is derhalve van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde, met de strafverzwarende omstandigheid van ‘beroep of gewoonte maken’, wettig en overtuigend bewezen is.
Met betrekking tot het onder 4 tenlastegelegde spreekt het hof verdachte vrij van het onderdeel ‘Opel Combo’ en acht het hof de onderdelen ‘pseudokoop 27 februari 2020’ en ‘woning [plaats 2] ’ wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1- criminele organisatie
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van feit 1 omdat er onvoldoende bewijs is voor het bestaan van een criminele organisatie en omdat er onvoldoende bewijs is voor deelname van [verdachte] aan een dergelijke organisatie, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Artikel 140, eerste lid, Sr luidt:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Onder het bestanddeel "organisatie" moet worden verstaan: "Een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is" (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Het oogmerk van de organisatie ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. (vgl. HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Als uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten. (vlg. HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814).
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Start criminele organisatie-internationale wapenhandel
Kroatië
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte J.J.] blijkt dat hij vanaf 5 juni 2018 telefonische contacten heeft met [medeverdachte H.H.] . Vanaf 10 juni 2018 straalt de telefoon van [medeverdachte J.J.] naast telefoonmasten in [plaats 9] telefoonmasten in [plaats 10] aan. [medeverdachte H.H.] verbleef in de zomer van 2018 aan de [adres 6] te [plaats 10] . [56]
[medeverdachte M.V.] verklaart bij de politie dat hij in juli 2018 [medeverdachte J.J.] leerde kennen in [plaats 9] . [57] Uit de historische verkeergegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte J.J.] blijkt dat op 8 juli 2018 het eerste telefonische contact is tussen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte M.V.] . [58]
Vanaf 4 september 2018 is er sms-contact tussen [medeverdachte M.V.] (in Nederland) en [betrokkene 1] (in Kroatië) over levering van wapens. [59] Op 7 september 2018 meldt [betrokkene 1] aan [medeverdachte M.V.] dat het geregeld is voor € 500,00. [60] Vanaf 15 september 2018 straalt de telefoon van [medeverdachte M.V.] dagelijks telefoonmasten in [plaats 10] aan. [61]
Uit de verklaring van [medeverdachte M.V.] en de telefoon van [medeverdachte M.V.] blijkt dat [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte M.V.] op 21 september 2018 samen naar Kroatië reizen. [62]
[medeverdachte M.V.] heeft onderweg sms-contact met [betrokkene 2] over wapens. [betrokkene 1] heeft hen verwezen naar [betrokkene 2] voor de aankoop van wapens. [medeverdachte M.V.] en [medeverdachte J.J.] gaan vervolgens naar [betrokkene 2] in Kroatië. [medeverdachte J.J.] en [betrokkene 2] spreken elkaar daar over aankopen van wapens en prijzen. [63]
Op 23 september 2018 vraagt [medeverdachte M.V.] aan [betrokkene 1] of ze elkaar vandaag zien. [betrokkene 1] bevestigt dit. [64]
Op 25, 26 en 27 september 2018 maakt [medeverdachte M.V.] foto's in [plaats 11] (Kroatië). Deze foto’s zijn later door de politie gezien op zijn telefoon. Op één van de foto’s staat een witte ronde tafel en daarop 28 handgranaten, een groen blok met nummer [nummer 1] en twee leren tasjes. Deze foto is ook op de telefoon van [medeverdachte H.H.] aangetroffen. [65] Er is ook een foto bij met een witte emmer met handgranaten in granaatkokers. [medeverdachte M.V.] verklaart dat deze foto's bij [betrokkene 1] in Kroatië zijn gemaakt, dat er 20 tot 25 handgranaten in de emmer zaten en dat [betrokkene 1] granaten op de tafel had gelegd om deze aan [medeverdachte J.J.] te laten zien. [medeverdachte J.J.] wilde geweren kopen en [betrokkene 1] had ook nog granaten. [66]
Er stonden nog drie andere foto's op de telefoon van [medeverdachte M.V.] : foto 8 datum 26-09-2018: [medeverdachte J.J.] met 2 handgranaten, foto 9 datum 27-09-2018: [medeverdachte J.J.] met shotgun en foto 10 datum 27-09-2018: [medeverdachte J.J.] met shotgun. [67] [medeverdachte M.V.] verklaart dat ook deze foto's bij [betrokkene 1] in [plaats 11] (Kroatië) zijn gemaakt. [68] Deze drie foto's zijn ook via Whatsapp naar [medeverdachte J.J.] gestuurd. [69]
[medeverdachte L.Z. ] maakt op 28 september 2018 € 1.445,00 over aan [medeverdachte M.V.] . Op 2 oktober 2018 maakt [medeverdachte L.Z. ] € 665,00 over aan [medeverdachte M.V.] en € 755,00 aan [medeverdachte J.J.] . [70] [medeverdachte L.Z. ] verklaart dit in opdracht van [medeverdachte H.H.] te hebben gedaan. [71]
Uit de historische verkeersgegeven van de telefoons van [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte M.V.] blijkt dat zij vanaf 6 oktober 2018 gezamenlijk terugreizen naar Nederland en daar op 7 oktober 2018 weer zijn. [72]
Op 8 oktober 2018 zijn in [plaats 10] met het telefoontoestel van [medeverdachte H.H.] foto’s gemaakt. [73] De foto's van [medeverdachte M.V.] gemaakt in Kroatië bij [betrokkene 1] zijn daarmee vergeleken. Op de foto's 1 en 6 staat een vrijwel identiek aantal granaten (28 versus 29), een identiek groen blok met opschrift [nummer 1] en dezelfde leren etuis met daarin handgranaten. Op de foto's 4, 5 en 7 staat een identiek vuurwapen. Op de foto's 3 en 8 staat een zelfde handgranaat. [74]
[medeverdachte M.V.] herkent op de foto's op de telefoon van [medeverdachte H.H.] de wapens die hij heeft gefotografeerd in Kroatië. Het zijn dezelfde. [75] De politie ziet de volgende overeenkomsten:
- 8 groene, ronde handgranaten, waarvan de leesbare nummers op de veiligheidslepels overeenkomen, namelijk twee keer [nummer 2] en één keer [nummer 3] ;
- 1 groene, ronde handgranaat met een soort draaidop;
- 3 goud-/koperkleurige handgranaten;
- 1 groen blok met nummer [nummer 1] ;
- 16 zwarte handgranaten in [plaats 10] versus 17 zwarte handgranaten in Kroatië;
- 2 leren hoesjes. [76]
Een zelfde groen blok met nummer [nummer 1] is op 27 februari 2020 bij de doorzoeking in de loods aan de [adres 7] in [plaats 9] aangetroffen. [77] Dit is een explosief, dat 500 gram TNT bevat en valt onder artikel 2, eerste lid, categorie II onder 7 WWM. [78] Over die loods hebben [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] later verklaard dat dit een opslagplaats was voor de wapens. [79]
Op 15 oktober 2018 vertrekt [medeverdachte M.V.] met [medeverdachte H.H.] en met [medeverdachte J.J.] naar Kroatië. [80] Op 16 oktober 2018 heeft [medeverdachte M.V.] weer contact met [betrokkene 2] . [81] Op 17 oktober 2018 straalt de telefoon van [medeverdachte M.V.] weer aan in [plaats 10] . [82] Uit de berichten tussen [betrokkene 2] en [medeverdachte M.V.] blijkt dat de levering kennelijk niet is gelukt [83] en dat [betrokkene 2] geld heeft terugbetaald aan [medeverdachte L.Z. ] (€ 966,65). [84]
Op 18 oktober 2018 heeft [medeverdachte M.V.] weer contact met [betrokkene 1] . [medeverdachte M.V.] wil foto's van datgene. Op 19 oktober 2018 sms’t [betrokkene 1] aan [medeverdachte M.V.] : "
Bij datgene wat ik heb gefotografeerd geeft hij nog 4kg explo... En dat is in totaal 1000€ ... en datgene wordt uitgeschoven en één emmer mun. voor dat grote dat ik heb gefotografeerd is 400€ ... en de foto's van die andere krijg je over een paar dagen... ze hebben mij nog niet gebeld." [85]
Op 26 november 2018 stuurt [medeverdachte H.H.] een Whatsappbericht aan [medeverdachte M.V.] , inhoudende dat [medeverdachte M.V.] nu voor hem werkt. Uit de berichten blijkt dat [medeverdachte M.V.] en [medeverdachte J.J.] dan onderweg zijn. [86] Op 2 en 3 december 2018 maakt [medeverdachte L.Z. ] € 56,- en € 216,- over aan [medeverdachte M.V.] in [plaats 11] . [87] [medeverdachte L.Z. ] verklaart dat hij dit deed in opdracht van [medeverdachte H.H.] . [medeverdachte H.H.] beheerde het geld. [88]
Vanaf 19 tot en met 23 december 2018 vraagt [medeverdachte H.H.] via Whatsapp aan [medeverdachte M.V.] wanneer hij terugkomt. Volgens [medeverdachte H.H.] bellen de Belgen elke dag en lijdt hij gezichtsverlies. [89]
[medeverdachte M.V.] is op 9 januari 2019 weer in [plaats 10] [90] en [medeverdachte M.V.] gaat op 10 januari 2019 met [medeverdachte J.J.] en [betrokkene 13] naar België. [91]
Op 1 februari 2019 appt [medeverdachte H.H.] aan [medeverdachte M.V.] dat het hem te lang duurt. Op 5 februari 2019 appt [medeverdachte M.V.] aan [medeverdachte H.H.] dat hij geen geld heeft om te onderhandelen. [medeverdachte H.H.] antwoordt dat hij [medeverdachte M.V.] 180 gram heeft gegeven, dat hij [medeverdachte M.V.] vertrouwde en dat hij nu niks heeft. Hun laatste contact is op 19 februari 2019. [92]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte M.V.] , [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte L.Z. ] hebben samengewerkt om 29 handgranaten, 500 gram TNT en twee automatische vuurwapens in Kroatië aan te kopen en vervolgens in Nederland in te voeren. [medeverdachte M.V.] heeft [medeverdachte J.J.] in contact gebracht met de wapenleverancier [betrokkene 1] . [medeverdachte M.V.] is twee keer met [medeverdachte J.J.] naar Kroatië gereisd om te bemiddelen bij de aankoop van wapens. De tweede keer ging [medeverdachte H.H.] ook mee. [medeverdachte H.H.] was de financier van de wapenaankopen en [medeverdachte L.Z. ] zorgde dat het geld in Kroatië kwam.
België: onderdeel [plaats 12]Op 20 april 2019 krijgt de Belgische politie de melding dat [betrokkene 3] , wonend aan de [adres 8] te [plaats 12] (België), een kogel door haar voet heeft gekregen. Zij is de vriendin van [betrokkene 4] , wonend aan de [adres 9] te [plaats 17] . Haar woning in [plaats 12] is doorzocht door de politie. [93]
Het volgende wordt onder meer aangetroffen.
-handgranaten
In een reiskoffer treft de politie een plastic tas aan van de [supermarkt] met daarin vijf handgranaten in groene granaatkokers. De politie heeft deze handgranaten vergeleken met de foto's van de handgranaten op de iPhone X van [medeverdachte H.H.] . De foto's, gemaakt op 8 oktober 2018 in [plaats 10] , vertonen overeenkomsten met de in [plaats 12] aangetroffen handgranaten, namelijk:
- 1 M50 handgranaat:
De combinatie lichaamsnummer en veiligheidsbeugelnummer is dezelfde als de foto van de granaat aangetroffen op het telefoontoestel van [medeverdachte H.H.] . Qua verdere uiterlijke kenmerken zijn er ook overeenkomsten: egaal/geen beschadigingen waarneembaar.
- 4 stuks M75 handgranaat:
De veiligheidsbeugelnummers komen met elkaar overeen, de granaten zijn verpakt in granaatkokers. [94]
Er is ook onderzoek gedaan naar de plastic tas van de [supermarkt] waarin de handgranaten zaten. De opdruk "95 jaar" correspondeert met het jubileum van de [supermarkt] op 16 januari 2018. In de iPhone X van [medeverdachte H.H.] is een foto aangetroffen waarop hij te zien is met twee handgranaten in zijn handen. Op de achtergrond van deze foto is ook een plastic tas met het opschrift "95 jaar" van de [supermarkt] te zien. De [supermarktketen] zit alleen in Noord-Nederland. [95]
Er is een DNA-match met DNA van [medeverdachte M.V.] en DNA op één van de vijf aangetroffen granaatkokers. Zijn DNA-profiel heeft met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bijgedragen aan het DNA-sporenprofiel dat werd teruggevonden op de granaatcontainer. [96]
- vuurwapenEr worden wapens gevonden. Eén van de gevonden wapens is een semi-automatisch pistool, Walther P38, kaliber 9mm. Op dit pistool is een DNA-mengprofiel aangetroffen waarvan het DNA van [medeverdachte J.J.] deel uitmaakt. [97]
- explosievenIn een slaapkamer is een Action-tas aangetroffen met daarin een Adidas-schoenendoos met daarin zes staven dynamiet van het merk Austrogel G1. [98] Dit is dezelfde springstof als het explosief dat later (op 1 juni 2019) door de politie in Nederland wordt aangetroffen in [plaats 13] , waarbij DNA-sporen van [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte H.P.] , [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] zijn aangetroffen (zie hieronder bij nationale wapenhandel). [99]
- slagpijpjes en gsm-telefoons met connectoren ten behoeve van ontstekersIn de Adidas-schoenendoos (zie hierboven bij ‘explosieven’) zit ook een plastic zakje met twee elektrische slagpijpjes. Op de knoop van het plastic zakje is een DNA-spoor aangetroffen. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heeft [medeverdachte J.J.] bijgedragen tot het DNA-sporenprofiel dat is teruggevonden op de knoop van het plastic zakje. [100]
Ook worden er twee gsm-telefoons met bedrading aangetroffen. [101]
[medeverdachte H.P.] verklaart hierover dat [medeverdachte H.H.] hem heeft gevraagd om een afstandsbediening te maken voor explosieven. Daarvoor waren oude telefoons nodig. In de nacht van 1 op 2 april 2019 hebben mannen, waaronder [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte L.Z. ] , hiervoor twee of drie telefoons bij [medeverdachte H.P.] thuis afgeleverd. [medeverdachte H.P.] heeft, na confrontatie met de foto van de slagpijpjes en telefoons die zijn aangetroffen in [plaats 12] , bekend dat hij deze heeft geprepareerd om een explosief te laten ontploffen. Hij heeft de slagpijpjes gemonteerd en kruit in de slagpijpjes gedaan. De slagpijpjes en de telefoons zijn tegelijk meegenomen. [102]
De GSM-telefoons waren een witte Samsung ( [IMEI nummer 1] ) en een zwarte Samsung ( [IMEI Nummer 2] ). [103] Op de witte Samsung zijn DNA-sporen van [medeverdachte J.J.] [104] , van [medeverdachte H.P.] [105] en van [medeverdachte L.Z. ] [106] aangetroffen. Op de zwarte Samsung zijn DNA-sporen aangetroffen van [medeverdachte J.J.] [107] , van [medeverdachte H.P.] [108] en van [medeverdachte R.H.] [109] .
De historische gegevens van deze IMEI-nummers zijn gevorderd. Hieruit blijkt dat beide telefoons vrijwel tegelijkertijd op dezelfde locatie van een nieuw telefoonnummer zijn voorzien, te weten op 2 april 2019 omstreeks 03:29 en 03:33 uur, waarbij telkens de mast aan de [adres 10] te [plaats 5] werd aangestraald. Deze mast ligt op 200 meter van het adres van [medeverdachte H.P.] . [110] De zwarte Samsung werd tot 2 april 2019 gebruikt voor een simkaart op naam van [bedrijfsnaam 2] . Ook andere telefoonnummers op naam van [bedrijfsnaam 2] waren ooit geplaatst in deze zwarte Samsung. [111]
De Audi A4 met kenteken [kenteken 2] staat op naam van [bedrijf] . Dit bedrijf staat op naam van [medeverdachte H.H.] . In deze auto zijn door de politie ovc-geluidsopnames gemaakt. [112] Ook is deze auto voorzien van een peilbaken. [113] Dit peilbaken is op 16 februari 2019 geactiveerd.
Op 1 april 2019 omstreeks 21:07 uur rijden [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] in de Audi A4 ( [kenteken 2] ) van de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] in [plaats 1] naar de woning van [medeverdachte H.P.] aan de [adres 11] te [plaats 5] . [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] spreken over explosieven en de prijzen ervan.
Omstreeks 21:42 uur stoppen zij nabij de woning van [medeverdachte H.P.] . [medeverdachte J.J.] stapt uit en [medeverdachte R.H.] blijft zitten. Omstreeks 22:25 uur stappen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] bij [medeverdachte R.H.] in de auto en rijden zij naar [plaats 14] . Onderweg bespreken zij dat er drie mobiele telefoons van een ouder type nodig zijn. [medeverdachte J.J.] belt [medeverdachte L.Z. ] en geeft hem opdracht een telefoon te regelen. [medeverdachte L.Z. ] moet naar [plaats 15] komen bij [restaurant] . [medeverdachte J.J.] herhaalt dat hij de oude Nokia bedoelt zonder camera. [medeverdachte J.J.] vraagt ook of er nog andere oude telefoons thuis zijn. Er is haast bij, want ze hebben de telefoon vannacht al nodig. [114]
Omstreeks 22:58 uur stapt [medeverdachte A.G.] in [plaats 14] eerst uit en vervolgens weer in; hierna blijkt hij een telefoon met lader te hebben opgehaald. Om 23:18 uur is de auto weer in de buurt van de woning van [medeverdachte H.P.] . [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] stappen uit en [medeverdachte R.H.] zegt: "Zie ik jullie zo weer".
[medeverdachte R.H.] rijdt naar [plaats 15] en komt om 23:44 uur aan bij restaurant [restaurant] . Op 2 april 2019 omstreeks 00:00 uur zijn [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte L.Z. ] in de auto te horen. Vervolgens rijdt [medeverdachte R.H.] terug naar de woning van [medeverdachte H.P.] .
Om 01:15 uur stappen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] weer bij [medeverdachte R.H.] in de auto. [medeverdachte J.J.] spreekt over België en zegt dat [medeverdachte R.H.] niet mee kan. Om 02:00 uur is de auto in [plaats 10] en arriveert om 02:42 uur weer bij de woning van [medeverdachte H.P.] . [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] spreken onderweg af dat zij morgen naar België gaan. [115]
[medeverdachte A.G.] wordt afgezet in [plaats 14] , waarna [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] terugrijden naar de woning van [medeverdachte H.P.] . Om 04:25 uur stappen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] weer in de auto. [medeverdachte R.H.] zegt dan: "Ik heb op internet gelezen dat als je een explosief met een telefoon af wil laten gaan, dan moet dat met de trilfunctie". [116]
Op 2 april 2019 om 13:51 uur rijden [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] in dezelfde auto van [plaats 10] naar [plaats 1] . Van 14:09 tot 15:50 uur staat de auto aan het [adres 2] . Daarna vertrekken [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] weer. In de auto gaat het gesprek over “een hele rit voor de boeg hebben” en “een rijdende tijdbom”. Er volgt een gesprek tussen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] over trekkoord-ontstekers, 9-voltsbatterijen en lampjes van 3 volt. Rond 16:05 uur stopt de auto bij [restaurant 2] in [plaats 6] . [117]
Het hof merkt op dat bovengenoemde ovc-gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
[medeverdachte J.J.] stapt bij [medeverdachte A.G.] in een Ford Focus ( [kenteken 3] ). De Ford Focus passeert op 2 april 2019 om 19:15 uur de Belgische grens bij [plaats 16] . Deze Ford Focus is vervolgens twee keer vastgelegd in [plaats 17] . Om 22:29 uur rijdt de Ford Focus Nederland weer in. [118]
Uit de telecom gegevens is gebleken dat het IMEI nummer [IMEI nummer 3] naar België afreist op 2 april 2019. Uit onderzoek is gebleken dat het IMEI nummer toebehoort aan een zogenaamd PGP toestel in gebruik bij [medeverdachte J.J.] . Op 2 april 2019 omstreeks 15:44 uur verlaat het toestel [plaats 1] en het is op 3 april 2019 omstreeks 02:24:12 uur weer terug. [119]
[betrokkene 4] verklaart dat [betrokkene 3] (in haar woning zijn de wapens aangetroffen) zijn vriendin is. Hij heeft de wapens ontvangen en vervolgens in de woning van zijn vriendin bewaard. De Adidas-schoenendoos met inhoud is in [plaats 18] geleverd en heeft hij daarna naar [plaats 12] gebracht. [120]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte H.H.] en andere medeverdachten hebben samengewerkt om een vuurwapen, handgranaten, explosieven, slagpijpjes, ontstekers en gsm-toestellen voor die ontstekers in Nederland te organiseren en vervolgens uit te voeren naar België.
België: onderdeel [adres 12]
De blauwe Audi A6 Avant, met kenteken [kenteken 4] , op naam van [bedrijfsnaam 2] , is door de politie voorzien van een peilbaken. Dit peilbaken is op 21 mei 2019 geactiveerd. [121] Uit de peilbakengegevens blijkt onder meer dat deze auto op 4 juni 2019 in België is geweest. [122]
Op 3 juni 2019 om 14:55 uur komt de Audi A6 aan bij de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] te [plaats 1] . Op de beelden van de daar geplaatste camera’s is te zien dat [medeverdachte R.H.] uit de Audi A6 stapt en naar de woning loopt. Vijf minuten later loopt ook [medeverdachte L.Z. ] van de Audi A6 naar de woning.
Om 15.24 uur lopen [medeverdachte H.H.] , [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte L.Z. ] richting de Audi A6. [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte L.Z. ] lopen weer terug. Omstreeks 15:33 uur vertrekt [medeverdachte R.H.] met deze Audi en rijdt via [plaats 19] (de toenmalige verblijfplaats van [medeverdachte J.J.] ) naar de [adres 7] te [plaats 9] (opslagplaats wapens). Daar staat de Audi A6 tussen 18:12 en 18:19 uur stil.
Om 19:03 uur is de Audi A6 met [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] terug aan het [adres 2] . Om 19:53 uur lopen [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte R.H.] naar de auto. [medeverdachte R.H.] opent de kofferbak. Er ligt een zwarte tas in en iets dat lijkt op een blauw dekzeil. [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte H.H.] tillen dit uit de auto. Zij kijken vervolgens samen een poosje in de kofferbak. [medeverdachte R.H.] heeft daarna handschoenen aan. Hij pakt de zwarte tas, legt deze terug in de kofferbak en dekt deze af met het blauwe zeil. [medeverdachte H.H.] loopt intussen al bellend naar de woning.
Om 20:00 uur herhaalt zich het proces. [medeverdachte R.H.] zit in de auto op de bestuurdersstoel. [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] komen aanlopen. [medeverdachte R.H.] stapt uit, opent de kofferbak en haalt het dekzeil en de zwarte tas eruit. [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] kijken mee. [medeverdachte R.H.] pakt daarna de spullen weer in. De zwarte tas gaat de kofferbak in, daarna het blauwe dekzeil, de handschoenen gaan uit en de kofferbak gaat dicht.
Om 20:05 uur vertrekken [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] in de auto. Ze maken een stop van 6 minuten aan de [adres 7] in [plaats 9] en rijden dan naar [plaats 5] . Om 21:40 uur zijn zij bij [medeverdachte H.P.] thuis aan de [adres 11] in [plaats 5] . Als zij vertrekken staat [medeverdachte H.P.] in de deuropening van zijn werkplaats. Vervolgens rijden [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte J.J.] rechtstreeks naar [plaats 17] waar zij op 4 juni 2019 om 01:00 uur aankomen. [123] Op 4 juni 2019 om 07:59 uur belt [medeverdachte J.J.] met [medeverdachte G.S.] dat ze daar moeten blijven. [124] Op 4 juni 2019 tussen 16:27 uur en 19:29 uur staat de Audi A6 stil aan de [adres 12] te [plaats 17] . [125]
De Belgische politie heeft camera’s geplaatst in het appartementencomplex van [adres 12] en heeft afluisterapparatuur geplaatst in het appartement [adres 12] . De Belgische politie heeft vastgelegd wat zij heeft waargenomen. Dit is het volgende.
Op 4 juni 2019 om 16:53 uur worden [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] in het appartement aan de [adres 12] te [plaats 17] ontvangen door [betrokkene 5] . Tussen 17:17 uur en 18:01 uur is er ook een onbekende, licht getinte man binnen. Tussen 18:35 uur en 19:16 uur is [naam 4] ook daar. [126]
[medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] hebben in het appartement een gesprek met [betrokkene 5] . Het afgeluisterde gesprek heeft de volgende strekking:
Zij bespreken dat iets aan en uit gaat, dat een knopje groen blijft, dat iets erin gedrukt wordt, dat het papier eraf gaat, en dat balletjes geknipt worden en in een handschoen gaan. De folie moet daar weer op, anders krijg je die rommel niet meer uit je kleren. Het heeft een sterke lucht. Besproken wordt dat een ontsteker op de computer wordt aangesloten om de tijd in te stellen. [betrokkene 5] vraagt om dit te testen op 3 minuten. [medeverdachte J.J.] antwoordt dat het lampje gelijk gaat branden als ze hem aanzetten. Volgens [medeverdachte J.J.] branden deze op hetzelfde moment één keer.
(…) [medeverdachte R.H.] zegt dat je eigenlijk knopjes moet hebben, waar je draadjes aan kunt solderen. Volgens [medeverdachte J.J.] kun je de plaatjes extern installeren op hoeveel tijd je wilt. Op de site staat dat ze dat tussen één en drie minuten doen. Volgens [medeverdachte J.J.] heeft hij gezegd: als jij een jongen hebt die het nog nooit heeft gedaan ... 3 minuten ... of een beetje traag is ..... dan gaat hij zelf ook de lucht in. Volgens [medeverdachte R.H.] moet het sowieso niet langer dan 5 minuten. Volgens [medeverdachte J.J.] heb je dan kans dat één van de batterijen leeg is, en er staat advies op die legersite van 1 of 3 minuten. Het leger doet alles op één minuut. Volgens [medeverdachte J.J.] moet de simkaart erin, en is er sprake van een netwerk. Er zijn drie wachtwoorden. Eén wachtwoord activeert, het andere wachtwoord stuurt de GPS-locatie en de derde zet het de lucht in. [medeverdachte J.J.] zegt: je verkoopt zo’n ding, stelt hem in op 30 seconden, met het idee dat zij hem gaan plaatsen, en tijdens het plaatsen gaan ze de lucht in. [betrokkene 5] en [medeverdachte J.J.] moeten lachen. [betrokkene 5] en [medeverdachte R.H.] zeggen beiden: BOEM. [medeverdachte J.J.] spreekt af dat de ander ervoor zorgt dat de handschoenen weg worden gegooid. [127]
Het hof merkt op dat bovengenoemde ovc-gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Om 19.27 uur verlaten [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] het appartement aan de [adres 12] . Zij komen aan bij de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] te [plaats 1] omstreeks 23.38 uur. Op 5 juni 2019 omstreeks 00.25 uur rijdt de Audi A6 via [plaats 9] naar [plaats 19] . [128]
[medeverdachte H.P.] verklaart dat hij een kastje heeft gemaakt met een batterij, printplaatjes en een relais. Het was de bedoeling dat dit kastje zou werken als vertrager om een slagpijpje tot ontploffing te brengen. Hij heeft er een stuk of drie gemaakt. Bij het aanzetten loopt een timer af die was ingesteld op 1 minuut. [129] Geconfronteerd met het afgeluisterde gesprek tussen [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] en [betrokkene 5] in de [adres 12] te [plaats 17] verklaart [medeverdachte H.P.] dat de uitspraak over aansluiten op de computer betrekking heeft op de kastjes die hij heeft gemaakt, en dat de genoemde drie minuten hiermee overeenkomen. Over het ‘lampje dat gelijk gaat branden’, verklaart [medeverdachte H.P.] dat het ledje direct gaat branden wanneer je de schakelaar omzet. De uitspraken over ‘plaatjes die extern geïnstalleerd worden op de gewenste tijd’, over een simkaart en een netwerk, en over drie wachtwoorden, hebben volgens [medeverdachte H.P.] betrekking op de apparaatjes waar hij eerder mee bezig was. [130]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] , [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte H.P.] samen hebben gewerkt om explosieven met ontstekers en bijbehorende tijdschakelaars in Nederland te organiseren en uit te voeren naar België.
Immers, voorafgaand aan de reis naar [plaats 17] wordt de Audi A6 twee keer opnieuw ingepakt, waarbij [medeverdachte R.H.] , onder toeziend oog van [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] , handschoenen draagt. Het achterlaten van vingerafdrukken of DNA moet kennelijk voorkomen worden, hetgeen duidt op wetenschap van illegale activiteiten. Vervolgens wordt zowel de loods aan de [adres 7] als de woning van [medeverdachte H.P.] – de maker van de ontstekers- bezocht, voordat naar België wordt gereden.
In het appartement aan de [adres 12] spreken [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] met [betrokkene 5] evident over de werking van een explosief en van een ontsteker met bijbehorende TPU. Uit hun gesprek is af te leiden dat deze voorwerpen op dat moment voor hen liggen. Aan het begin en einde van het gesprek blijkt dat zij handschoenen dragen en dat die adequaat moeten worden weggegooid. Ook dat duidt op het voorkomen van het achterlaten van sporen van betrokkenheid hierbij.
Nationale wapenhandel
Onderdeel [betrokkene 7]
Uit de peilbakengegevens en de ovc-gesprekken met betrekking tot de Audi A4 [kenteken 2] blijkt het volgende.
[medeverdachte J.J.] , [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] rijden op 16 maart 2019 rond 16.00 uur in de Audi A4 ( [kenteken 2] ) naar de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] in [plaats 1] . Omstreeks 23.32 uur vertrekt de Audi weer richting [plaats 9] en stopt daar rond 00.20 uur. Omstreeks 00.32 uur zegt [medeverdachte J.J.] dat de telefoons op vliegtuigstand moeten. [medeverdachte J.J.] zegt: “Het is grappig…we knallen gewoon de 4 kogels hier af en dan rijden we weg.” De Audi is dan aan de [adres 7] te [plaats 9] . [medeverdachte J.J.] stapt uit. [medeverdachte R.H.] zegt: “hij zegt ook nog heel mooi…weet je wat grappig is … we schieten gewoon daar achter”. [medeverdachte J.J.] stapt weer in de auto. [131]
Omstreeks 00.41 uur zegt [medeverdachte J.J.] dat hij wil schieten. [medeverdachte L.Z. ] zegt: “Breng hem gewoon in, hij komt er wel achter, joh. Hij krijgt al een vet koopje he, met zijn -600 van mij.”
[medeverdachte L.Z. ] vraagt of dat ding echt zo goedkoop is. [medeverdachte J.J.] zegt dat hij er 300 of 400 voor heeft betaald. De Audi vertrekt tijdens dit gesprek.
De Audi stopt en [medeverdachte J.J.] stapt uit. [medeverdachte R.H.] zegt: “Ik dacht dat het een pistool was.” [medeverdachte L.Z. ] reageert: “Nee, joh … dit is zo’n … ding ja.” De Audi rijdt verder en staat weer stil. [medeverdachte R.H.] zegt: “Ik heb gewoon pistoolkogels, ja”. [medeverdachte L.Z. ] zegt dat die hier ook in gaan. [medeverdachte R.H.] bevestigt desgevraagd dat het 9-mm’s zijn. [medeverdachte J.J.] stapt weer in en [medeverdachte L.Z. ] vraagt hem: “Deze gun is voor 9 mm, toch?” [medeverdachte J.J.] vraagt waar de kogels zijn. [medeverdachte R.H.] zegt dat hij ze in de handschoen heeft gedaan. Hij heeft er veertien meegenomen. [medeverdachte L.Z. ] zegt: “hij moest 24 … hij moest 20 hebben. Dat zei [medeverdachte H.H.] ”. [132]
De Audi stopt om 01.03 uur aan de [adres 13] te [plaats 20] . [medeverdachte J.J.] zegt: “Waar ik stop, stap gelijk allebei eruit … trek hem naar achteren en schiet gewoon de lucht in. (…) Maar ga maar naast op die gras staan.” [medeverdachte R.H.] zegt: “Ja, zodat die hulzen in die gras blijft zitten.” [medeverdachte L.Z. ] vraagt: “Je kan hier gewoon twee keer achter elkaar schieten?” [medeverdachte J.J.] zegt: “Schiet maar twee keer”. [medeverdachte R.H.] vraagt: “moet nog wel gevuld worden toch?”
Op instructie van [medeverdachte J.J.] wordt dan geschoten. Er zijn twee knallen kort na elkaar te horen. [medeverdachte J.J.] zegt: “snel snel snel!”. Er zijn weer twee knallen te horen. Daarna rijden zij weg. [133]
Om 01.07 uur rijdt de Audi door de [adres 14] in [plaats 9] . [134] [medeverdachte L.Z. ] zegt: “Volgens mij was het nummer 23”. [medeverdachte R.H.] vraagt: “Moet hij de rest van de kogels hebben?” [medeverdachte J.J.] bevestigt dat. [135] Om 01.16 uur stopt de Audi A4 op 50 meter afstand van de woning [adres 14] . [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte L.Z. ] stappen uit. Om 01.50 uur zijn [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte L.Z. ] terug in de Audi. [medeverdachte L.Z. ] duidt [medeverdachte J.J.] aan als “the boss”. [136]
Het hof merkt op dat bovengenoemde ovc-gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Op 20 maart 2019 treedt de politie de woning aan de [adres 14] te [plaats 9] binnen om de bewoner [betrokkene 7] aan te houden voor verboden wapenbezit. Bij de doorzoeking van de woning wordt een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met magazijn aangetroffen. Dit is een vuurwapen van de categorie III. [137]
De politie heeft bij de [adres 13] in [plaats 20] , waar de Audi A4 op 17 maart 2019 om 01:03 uur is gestopt, gezocht en heeft daar drie hulzen gevonden. [138] Volgens onderzoek door het NFI is het extreem veel waarschijnlijker dat deze hulzen met het bij [betrokkene 7] aangetroffen kogelgeweer zijn verschoten dan dat deze zijn verschoten met een ander vuurwapen van dit kaliber met dezelfde systeemkenmerken. [139]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] , [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte H.H.] samen hebben gewerkt om een wapen te verkopen en af te leveren aan [betrokkene 7] in de periode van 16 tot en met 17 maart 2019.
Onderdeel [plaats 13]
- aantreffen explosief met ontstekerOp 1 juni 2019 omstreeks 00.35 uur wordt op de [adres 15] te [plaats 13] een Ford Fiësta ( [kenteken 5] ) gecontroleerd. Bestuurder en kentekenhouder is [betrokkene 8] . Bij onderzoek wordt in het dashboardkastje een zakje aangetroffen, inhoudend een telefoon (Samsung Galaxy S4, [IMEI nummer 4] ), een 9-volt batterij en een rood/zwarte elektriciteitsdraad met aan één uiteinde een grijs metalen stokje. Dit is volgens het Team Explosieven Verkenning een ontstekingsmiddel voor explosieven. Op de achterbank ligt een Lidl-tas met vier blokken kneedbare springstof van ongeveer 300 gram. [140]
Volgens onderzoek van het NFI zou de telefoon uitsluitend via de jackplug op de schakeling kunnen worden aangesloten. Nu echter de jackplug niet is aangesloten op de rest van de schakeling, kan de telefoon de schakeling niet beïnvloeden. De telefoon kan op deze manier geen rol spelen in de eventuele werking van de schakeling. De aluminium cilinder vertoont overeenkomsten met een slagpijpje, maar functioneert niet als zodanig. De elektronica is niet bruikbaar vanwege een niet-elektrisch verbonden punt A. Punt A is oorspronkelijk verbonden geweest, maar mogelijk losgeraakt. Indien dit klopt, zou dit direct leiden tot ontploffing bij aansluiting van de 9-volt batterij. De cilinder is hoe dan ook niet geschikt om de springstof tot ontploffing te brengen. De schakeling, die zich aan de cilinder bevond, functioneert door een niet elektrisch verbonden punt evenmin. Zou dit punt alsnog elektrisch worden verbonden, dan zal een deugdelijk slagpijpje direct afgaan zodra een 9-volt batterij wordt aangesloten op de schakeling. De circa 0,3 kilogram kneedbare springstof is van het type Austrogel G1. Deze springstof is niet heel gevoelig en heeft een slagpijpje nodig om het tot ontploffing te brengen. [141]
Er zijn DNA-sporen aangetroffen op het slagpijpje, de stekkertjes en delen van het snoer. Het NFI heeft deze DNA-sporen onderzocht en een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte J.J.] . [142] Op de buitenzijde van de pakketjes springstof zijn DNA-sporen aangetroffen. Het NFI heeft deze DNA-sporen onderzocht en een match gevonden met het DNA-profiel van [medeverdachte H.P.] . [143] Voorts zijn DNA-nevenkenmerken aangetroffen van minimaal drie personen, waaronder [medeverdachte L.Z. ] en minimaal twee onbekenden. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA zou bevatten van [medeverdachte L.Z. ] en een willekeurige onbekende, dan wanneer de bemonstering DNA zou bevatten van twee willekeurige onbekenden. [144] Op de binnenzijden van de doorzichtige folies vindt het NFI een DNA-profiel van minimaal één man, dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte L.Z. ] . Op de hengsels van de Lidl-tas wordt een DNA-match gevonden met [medeverdachte L.Z. ] . [145]
Op de binnen- en buitenkant van de Lidl-tas zijn 14 dactyloscopische sporen vastgelegd. Sporen #D07, #D09, #D11 en #D12 zijn geïndividualiseerd op [medeverdachte R.H.] . [146] Spoor #D05 op de buitenzijde van de tas is mogelijk afkomstig van [betrokkene 9] . [147]
Uit historische verkeersgegevens van de IMEI van de Samsung Galaxy S4 telefoon blijkt dat het telefoonnummer van [medeverdachte G.S.] ( [telefoonnummer 3] ), de vriendin van [medeverdachte J.J.] , van 21 april tot en met 19 mei 2019 in dit toestel zat. [148] Ook blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer 4] op 31 mei 2019 om 00.09 uur contact maakt met het toestel. De telefoon straalt dan een mast aan in [plaats 5] nabij de woning van [medeverdachte H.P.] . Uit camerabeelden blijkt dat [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] dan bij [medeverdachte H.P.] zijn. Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , in gebruik bij [medeverdachte J.J.] , komt dan qua locatie overeen met de locatie van nummer [telefoonnummer 4] . [149]
- tijdlijnTussen 30 mei 2019 en 1 juni 2019 zijn de bewegingen van de verdachten beschreven aan de hand van peilbakens, tapgesprekken, camerabeelden en historische verkeersgegevens. [150]
Op 30 mei 2019 om 21.57 uur belt [medeverdachte J.J.] met [medeverdachte H.P.] . [medeverdachte H.P.] zegt dat hij de ontstekers aan de gang heeft, alleen dat tijddingetje nog niet dus het wordt sowieso niet vanavond. [medeverdachte J.J.] zegt: “ohoo, nee, we moeten vanavond doen, moeten die kant op. Ik kom zo bij jou en dan verzinnen we wel snel wat anders…” [medeverdachte H.P.] vindt het best. [151] De telefoon van [medeverdachte J.J.] blijft die nacht in de omgeving van [plaats 5] . [152]
Op 31 mei 2019 om 11.07 uur belt [medeverdachte J.J.] weer met [medeverdachte H.P.] . In dat gesprek vraagt [medeverdachte H.P.] om een lijstje te maken van benodigde elektrische onderdelen om “vijf van die tijd dingen of ietsjes meer van die dingen” te maken. [medeverdachte J.J.] zegt “richting stad ophalen gelijk.” [medeverdachte H.P.] zegt dat hij het zal doorsturen. [153]
Die dag omstreeks 12.00 uur arriveren [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte L.Z. ] in de Audi A6 ( [kenteken 4] ) bij de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] . Vijf minuten later rijden [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] weer weg. De auto rijdt naar het centrum van [plaats 9] . De telefoon van [medeverdachte J.J.] blijft in [plaats 9] , terwijl de auto doorreist. De auto, vermoedelijk enkel bestuurd door [medeverdachte R.H.] , is van 13.35 tot 13.45 in [plaats 21] . [154] De auto rijdt terug via de [adres 7] te [plaats 9] en is om 15.04 uur terug bij de woning van [medeverdachte H.H.] . [medeverdachte H.H.] loopt meerdere keren op en neer naar de oprit. [155]
Om 15.39 uur belt [medeverdachte J.J.] met [medeverdachte R.H.] . [medeverdachte R.H.] zegt dat hij met spoed naar die winkel moet om stekkers te kopen voor [medeverdachte H.P.] . [medeverdachte J.J.] zegt dat hij dat weet en vraagt [medeverdachte R.H.] naar de loods te rijden en hem op de parkeerplek te ontmoeten. [156]
De auto is tussen 16.31 en 16.35 uur weer aan de [adres 7] . Daarna rijdt de auto via het centrum van [plaats 9] naar [plaats 5] . Om 17.46 uur komen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] bij de woning van [medeverdachte H.P.] aan. Ze gaan de schuur bij die woning binnen. [157]
Om 18.06 uur belt [medeverdachte J.J.] met [medeverdachte G.S.] over een telefoon van type SMG531F die een trilfunctie heeft. [158] Omstreeks 18.30 uur vertrekken [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] weer, terwijl [medeverdachte H.P.] in de deuropening van zijn schuur staat. [159]
Omstreeks 19.04 uur komt de auto aan bij de woning van [medeverdachte H.H.] . [medeverdachte H.H.] loopt direct naar de auto toe. Daarna lopen [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte H.H.] gezamenlijk naar de woning. [medeverdachte H.H.] heeft een gele plastic tas in handen.
Om 19.47 uur vertrekken [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte L.Z. ] in de auto. Omstreeks 20.16 uur komen zij bij [medeverdachte H.P.] aan. Om 20.52 uur belt [medeverdachte G.S.] met [medeverdachte J.J.] om te vragen hoe laat hij thuis is. [medeverdachte J.J.] zegt dat hij [medeverdachte L.Z. ] over een kwartier afzet; daarna moet hij naar [plaats 8] . Op de terugweg uit [plaats 8] moet hij nog langs [plaats 22] . [160]
Om 21.01 uur vertrekt de auto vanaf de woning van [medeverdachte H.P.] . Om 21.08 uur stopt de auto bij de verblijfplaats van [medeverdachte G.S.] . [medeverdachte L.Z. ] is hier afgezet. [161]
Om 22.23 uur belt [medeverdachte G.S.] met [medeverdachte J.J.] . [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte R.H.] zitten samen in de auto en rijden richting [plaats 13] . Rond 23.15 uur gaan zij op de terugreis. [medeverdachte R.H.] wordt op 1 juni 2019 rond 00.13 uur afgezet bij zijn vriendin in [plaats 22] . De auto arriveert op 1 juni 2019 om 00.36 uur bij de woning van [medeverdachte H.H.] . [medeverdachte J.J.] loopt naar de woning en komt twintig minuten later met [medeverdachte H.H.] naar buiten. [162]
- [betrokkene 9]De bestuurder van de Ford Fiësta, [betrokkene 8] , heeft verklaard dat hij bij iemand in [plaats 13] was geweest. [163] Uit gegevens van één van zijn telefoons blijkt dat slechts één van zijn contacten een relatie heeft met [plaats 13] , te weten [telefoonnummer 6] op naam van [naam 1] , [adres 16] te [plaats 13] . Op dit adres staat ingeschreven: [betrokkene 9] . [betrokkene 8] heeft contact gehad met zijn nummer op 16 mei, 31 mei en 1 juni 2019. [164]
De connectie tussen [betrokkene 9] uit [plaats 13] en [medeverdachte H.H.] is [betrokkene 10] . [165] Op 20 januari 2019 is [betrokkene 10] gebeld door [betrokkene 9] (gebruik makend van [telefoonnummer 6] ). [166]
Op 17 mei 2019 omstreeks 16.54 uur zijn [medeverdachte R.H.] , [betrokkene 10] , [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte L.Z. ] bij de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] . Om 17.28 uur komen twee mannen aan in een auto op naam van [betrokkene 11] . De twee mannen zijn zeer vermoedelijk [betrokkene 11] en [betrokkene 9] . Om 17.45 uur komt [betrokkene 10] met [betrokkene 9] naar buiten, gevolgd door [medeverdachte H.H.] . [167]
Op 20 mei 2019 komt [betrokkene 10] aan op het [adres 2] om 17.37 uur. Omstreeks 18.39 uur arriveert ook de auto op naam van [betrokkene 11] . De twee inzittenden zijn zeer vermoedelijk [betrokkene 11] en [betrokkene 9] . Omstreeks 19.20 uur vertrekken eerst de beide mannen; vervolgens vertrekt [betrokkene 10] ook. [168]
Op 31 mei 2019 om 18.22 uur belt [betrokkene 9] met [betrokkene 10] . [betrokkene 9] zegt dat hij er helemaal klaar mee is, dat de afspraak elke keer wordt verzet en dat hij het geld nooit van tevoren had moeten geven. Hij vraagt [betrokkene 10] om uit te zoeken wat er gaande is, want hij is via [betrokkene 10] bij hen gekomen. [169] Die dag om 18.33 uur belt [betrokkene 10] met [medeverdachte J.J.] . [betrokkene 10] vraagt of [medeverdachte J.J.] om 7 uur kan gaan rijden naar diegene. Diegene wordt ook aldoor gek gebeld door die mensen. [170]
Op 1 juni 2019 om 17.07 uur belt [betrokkene 9] met [betrokkene 10] . [betrokkene 9] klaagt dat zij pas om elf uur zijn gekomen, terwijl zij de hele dag de tijd hadden. Hij had al een slecht voorgevoel. Hij heeft de tas bekeken en aangeraakt. Toen is de ander weggegaan en gelijk boem. [171]
Op 1 juni 2019 om 23.25 uur belt [betrokkene 9] ook met [medeverdachte J.J.] . [betrokkene 9] zegt dat het fucking shit is, want één zit binnen. [betrokkene 9] zegt ook dat hij die zak heeft aangeraakt. [172]
Op 3 juni 2019 om 19.45 uur belt [medeverdachte H.H.] met [betrokkene 9] . [medeverdachte H.H.] vraagt hoe het gaat. Hij wist van niets en heeft het net gehoord. [betrokkene 9] stelt dat [medeverdachte H.H.] moet komen, maar [medeverdachte H.H.] zegt dat hij op de telex staat en thuis moet blijven. Als [betrokkene 9] hem wil zien, moet [betrokkene 9] maar naar [medeverdachte H.H.] komen. [betrokkene 9] zegt dat dat het nadeel is als je je om kwart voor elf of elf uur gaat bewegen. Dat kan eigenlijk niet. [medeverdachte H.H.] zegt dat van tevoren gezegd moet worden dat je niet op dat soort tijden wilt afspreken, want ‘wij rijden 24 uur per dag’. [173]
Het hof merkt op dat bovengenoemde gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
- verklaringen medeverdachten[medeverdachte R.H.] verklaart dat hij het tasje met explosieven naar [plaats 13] heeft gereden. Het tasje is overgedragen bij [restaurant 2] in [plaats 13] . Hij wist dat dit niet ging werken met die ontsteker, omdat de maker, [medeverdachte H.P.] , hem dat voor de overdracht had verteld. [174]
[medeverdachte L.Z. ] verklaart dat de in [plaats 13] aangetroffen telefoon van hem is en dat “we de kopjes van de draadjes hebben gehaald.” [medeverdachte L.Z. ] verklaart dat hij de in [plaats 13] aangetroffen explosieven in handen heeft gehad. De tas lag in de woning van [medeverdachte H.H.] . [medeverdachte H.P.] werkte in opdracht van [medeverdachte H.H.] . [175]
[medeverdachte H.P.] heeft verklaard dat hij [medeverdachte H.H.] al jaren kent en dat [medeverdachte H.H.] loopjongens had die alles voor hem deden. Het initiatief om voor het eerst naar een wapen te kijken kwam van [medeverdachte H.H.] . [176] [medeverdachte H.P.] verklaart dat hij meestal naar [plaats 1] ging nadat [medeverdachte H.H.] hem appte. Dan vroeg [medeverdachte H.H.] hem ergens naar te kijken. Ook later bepaalde [medeverdachte H.H.] via welke app zij contact hadden. [medeverdachte J.J.] kwam bij [medeverdachte H.P.] (illegale) spullen brengen, omdat [medeverdachte H.H.] niet zo mobiel was. [177] Later appte ook [medeverdachte J.J.] met [medeverdachte H.P.] . [178] [medeverdachte H.H.] heeft [medeverdachte H.P.] gevraagd een afstandsbediening te maken. [179] [medeverdachte H.H.] had die nodig; het ging om explosieven. [medeverdachte H.P.] vond het niet prettig dat in die nacht vier mannen aan zijn deur kwamen; hij belde [medeverdachte H.H.] om te zeggen dat hij niet meer zoveel mensen op de stoep wilde hebben. [180] Uit het dossier volgt dat deze verklaring van [medeverdachte H.P.] ziet op de nacht van 1 april 2019, toen [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte A.G.] , [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte L.Z. ] bij hem thuis kwamen met drie telefoons. [181] [medeverdachte H.P.] verklaart dat hij de explosieven, aangetroffen in [plaats 13] , heeft gezien. [medeverdachte J.J.] liet hem die zien. Hij heeft in de tas met explosieven gekeken en aan de buitenkant geknepen. [medeverdachte R.H.] was er ook bij. “Ze zeiden dat dit boem deed.” [182] [medeverdachte H.P.] is bezig geweest met de aangetroffen telefoon met draadjes en cilinder. De schakeling werkte niet en dat heeft hij hen ook verteld. [183]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte R.H.] , [medeverdachte L.Z. ] , [medeverdachte H.P.] en [medeverdachte H.H.] nauw en bewust hebben samen hebben gewerkt om een ontsteker met explosieven te organiseren, te verhandelen en over te dragen in [plaats 13] in de periode van 16 mei 2019 tot en met 1 juni 2019.
Onderdeel Pseudokoop 1
Pseudokoper S141 is via de zoekfunctie in de applicatie Telegram uitgekomen bij de chatgroep “ [chatgroepnaam] ”. Op 17 januari 2020 ziet S141 dat gebruiker NHT ( [medeverdachte H.H.] ) op 16 januari 2020 omstreeks 19.11 uur een video heeft gepost van een lange-afstandswapen, met de tekst: “Laatste zonder kijker 4200”. [184] Desgevraagd geeft NHT op 17 januari 2020 rond 10.37 uur aan dat hij er nog één heeft liggen met patronen. In het chatgesprek geeft NHT aan dat na de eerste koop ook andere wapens geleverd kunnen worden. Hij stuurt een foto van raketwerpers, AK47’s en handgranaten. [185] Als wapens kapot zijn, kunnen zij die repareren. Er volgt een koopovereenkomst voor dit wapen (Steyr .308) met munitie voor € 3.900,00. [186] De levering zal plaatsvinden op 20 januari 2020 rond 20.30 uur bij het [hotel] Hotel aan de [adres 3] in [plaats 6] . [187]
Blijkens camerabeelden komen op 20 januari 2020 om 18.53 uur twee personen, lijkend op [medeverdachte J.B.] en een vrouw, aanrijden bij de Kringloopwinkel in de VW T-ROC ( [kenteken 6] ). Omstreeks 19.05 uur lopen zij de Kringloopwinkel in. Vervolgens bekijken [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.B.] de Opel Combo ( [kenteken 7] ) met een zaklamp. [medeverdachte J.B.] rijdt de Opel Combo om 19.41 uur dichterbij de Kringloopwinkel en gaat de winkel weer in. [188]
Blijkens camerabeelden verlaten [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.B.] om 19.53 uur de Kringloopwinkel. [medeverdachte J.B.] draagt een langwerpig voorwerp van ongeveer 1,5 meter lengte, dat aan het zicht wordt onttrokken door een zwarte tas of doek. Het voorwerp wordt op de achterbank van de VW T-ROC gelegd. [medeverdachte J.J.] neemt plaats als bestuurder en [medeverdachte J.B.] als bijrijder. [189]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 7] in gebruik bij [medeverdachte J.B.] straalt om 20.16 uur aan in [plaats 6] . Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] in gebruik bij [medeverdachte J.J.] straalt om 20.22 en 20.39 uur aan in [plaats 6] . [190]
Omstreeks 20.25 uur op 20 januari 2020 meldt NHT dat hij ter plaatse is en geeft door: “Grijze vw e Tron”. Rond 20.34 uur geven pseudokopers S141 en S142 door aan NHT dat zij ook ter plekke zijn. Daarop vraagt NHT hen om een foto te sturen van de locatie. Pseudokoper S141 maakt twee foto’s en stuurt die via Telegram aan NHT. [medeverdachte H.H.] stuurt deze twee foto’s om 20.37 uur via WhatsApp door aan [medeverdachte J.B.] . [191]
Na enkele minuten parkeert een grijze VW T-ROC naast de auto van de pseudokopers. De bestuurder, naar later blijkt [medeverdachte J.J.] , maakt contact. De bijrijder blijkt later [medeverdachte J.B.] te zijn. De pseudokopers zien dat [medeverdachte J.J.] op zijn mobiele telefoon een foto van de locatie heeft die S141 eerder had verstuurd aan NHT. [medeverdachte J.J.] geeft de telefoon aan [medeverdachte J.B.] . Op hun vraag wijst [medeverdachte J.J.] naar de achterbank, waar een lang voorwerp onder een deken ligt. Pseudokoper S142 ziet een voorwerp, gelijkend op een lange-afstandswapen. [medeverdachte J.J.] geeft aan dat hij een demper en scope kan regelen, maar ook ‘appels’. [medeverdachte J.B.] overhandigt het wapen aan pseudokoper S141 [192] en [medeverdachte J.J.] telt het door S141 betaalde geld. [193] Tijdens het tellen verschijnt op het display een inkomende oproep met de naam “ [medeverdachte H.H.] ”. [medeverdachte J.B.] pakt zijn telefoon, reageert met “ja” en hangt weer op. [medeverdachte J.J.] vertelt dat het contact via Telegram niet via hem, maar via zijn broer verloopt. [194]
Om 20.57 uur stuurt [medeverdachte H.H.] via WhatsApp aan [medeverdachte J.B.] : “App me als je op terugweg bent”. [medeverdachte J.B.] reageert om 20.58 uur met: “Ben op terugweg”. [195]
De telefoonnummers van [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.B.] stralen om 21.05 uur weer aan in [plaats 1] . Omstreeks 21.08 uur ontvangt [medeverdachte H.H.] blijkens camerabeelden [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.B.] weer in de Kringloopwinkel. [196]
Op de telefoon van [medeverdachte H.H.] is een foto aangetroffen van verscheurde bankbiljetten van 100 euro (nummers X06341496491, X06341496572 en X06341496707) en 50 euro (RC38977309289). Onder meer met deze vier bankbiljetten hebben de pseudokopers voor het vuurwapen betaald. [197] Twee van deze bankbiljetten (X06341496491 en X06341496707) zijn bij doorzoeking ook aangetroffen in de kluis van de Kringloopwinkel.
Het wapen blijkt bij onderzoek een geweer van het merk Steyr-Mannlicher, Elite, kaliber .308 Winchester inclusief magazijn. Dit is een vuurwapen van categorie III, dat Schengen-gesignaleerd is als een gestolen wapen. De munitie is van categorie III, namelijk 44 patronen Sellier & Bellot, full metal jacket, kaliber .308 Winchester. [198]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.B.] en [medeverdachte H.H.] samen hebben gewerkt om een vuurwapen en munitie van de categorie III te verhandelen en over te dragen in [plaats 6] op 20 januari 2020.
Onderdeel [plaats 4]
Het hof stelt op grond van het bewijs zoals hierboven weergegeven bij de feiten 2 en 4 dat [verdachte] en [medeverdachte H.H.] nauw en bewust hebben samengewerkt om een automatisch vuurwapen van de categorie II en een halfautomatisch vuurwapen van de categorie III aan te kopen en op te halen op 24 februari 2020.
Onderdeel Pseudokoop 2
Het hof stelt op grond van het bewijs zoals hierboven weergegeven bij de feiten 2 en 4 dat [verdachte] , [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte H.H.] nauw en bewust hebben samengewerkt om vuurwapens van de categorie II en III te verhandelen op 27 februari 2020.
Fraude
Onderdeel Incassofraude
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel (verder: KvK) blijkt dat [bedrijfsnaam 1] een eenmanszaak is op naam van [medeverdachte L.Z. ] . Het bedrijf is in de ten laste gelegde periode ingeschreven op het adres van [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte L.Z. ] , [adres 17] te [plaats 23] [199] De contactgegevens zijn: [telefoonnummer 9] en [e-mailadres 2] . [200] Voor de inschrijving in het Handelsregister is € 65,00 betaald van rekening [rekeningnummer 1] op naam van [medeverdachte L.Z. ] . Op 3 juli 2018 is van het rekeningnummer van [medeverdachte H.H.] van € 75,00 gestort op het rekeningnummer van [medeverdachte L.Z. ] . [201] Het bedrijf is geregistreerd op 4 juli 2018 en opgericht op 6 juli 2018.
[aangever 3] heeft op 5 november 2018 en 15 mei 2019 namens [bank 1] [plaats 24] aangifte gedaan van oplichting, valsheid in geschrift en/of gekwalificeerde diefstal. [202] [bedrijfsnaam 1] heeft op 27 juli 2018 een zakelijke rekening geopend met nummer [rekeningnummer 2] . [203] Op 28 augustus 2018 heeft [medeverdachte L.Z. ] bij de [bank 1] een incassocontract afgesloten. [204] In september 2018 is door middel van valse incassobatches € 88.012,95 geïncasseerd van 20 rekeninghouders. [205] Daarna zijn van de rekening van [bedrijfsnaam 1] contante geldopnames gedaan en bitcoins aangekocht. Doordat de meeste geïncasseerde bedragen zijn teruggeboekt, is op rekening van [bedrijfsnaam 1] een ongeoorloofde debetstand ontstaan van € 48.248,96. [206] [medeverdachte L.Z. ] is aangeschreven om dit aan te zuiveren, maar hij bleek onvindbaar.
Uit beveiligingsbeelden van pinautomaten blijkt dat [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.G.]
€ 10.800,00 (bestaande uit 8 contante opnames: € 70,-, € 2000,-, € 1500,- , € 980,-, € 2000,-, € 1250,-, € 2000,- en € 1000,-) contant hebben opgenomen van de rekening van [bedrijfsnaam 1] . [207] Uit de rekeningafschriften blijkt verder dat: [208]
- voor € 31.400,00 (bestaande uit 6 bitcoinaankopen: € 2500,-, € 3400,-, € 4000,-, € 10000,-, € 4500,- en € 7000,-) aan bitcoins is gekocht bij Bitonic.nl;
- PayPal is opgewaardeerd met € 188,00;
- op 21 september 2018 € 5.000,00 is overgeboekt naar [rekeningnummer 3] [209] ten name van [accountnaam 2] , en € 50,00 is overgeboekt naar [rekeningnummer 4] ten name van [naam 2] .
[medeverdachte L.Z. ] heeft verklaard dat hij [medeverdachte H.H.] in juni 2018 leerde kennen. [medeverdachte H.H.] vertelde hem dat hij een bedrijf op naam kon zetten. Dit heeft [medeverdachte L.Z. ] gedaan onder de naam [bedrijfsnaam 1] . Voorafgaand aan de inschrijving bij de KvK werd hij gedrild door [medeverdachte H.H.] over wat hij moest zeggen. Vooraf kreeg hij geld van [medeverdachte H.H.] voor die inschrijving. [medeverdachte H.H.] had bedacht om incasso’s te sturen naar bedrijven. [medeverdachte L.Z. ] heeft toen de [bank 1] gebeld voor een incasso-overeenkomst. [medeverdachte H.H.] instrueerde hem over het geschatte jaarinkomen van het bedrijf, te weten
€ 240.000,-. [medeverdachte L.Z. ] heeft de incasso-overeenkomst ondertekend en vervolgens incasso’s verstuurd. Via Google heeft hij gezocht naar bedrijven en hun IBAN-nummer. Hij heeft daarvoor gebruik gemaakt van een geprepareerde laptop van [medeverdachte H.H.] . [210] Het geld zou worden betaald en zou daarna worden opgenomen bij de bank. Als het bedrijf het er niet mee eens was, zou de bank dit geld aan het bedrijf terugbetalen. Zij spraken af dat het geld zou worden gedeeld. [medeverdachte L.Z. ] heeft op die manier tussen de € 20.000,- en € 30.000,- gepind en afgedragen aan [medeverdachte H.H.] . [211]
[medeverdachte R.H.] staat sinds 8 januari 2019 ingeschreven op het adres [adres 18] te [plaats 21] . Op dat adres staat ook Glas ingeschreven. [212] [bedrijfsnaam 2] . is op 31 januari 2019 opgericht met de contactgegevens: [adres 18] te [plaats 21] . [213]
[aangever 4] heeft op 24 april 2020 namens [bank 2] . aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 23 oktober 2019 en 1 november 2019. [214] Op of omstreeks 23 april 2019 heeft [bedrijfsnaam 2] (vertegenwoordigd door [medeverdachte R.H.] ) bij de [bank 2] . de zakelijke rekening [rekeningnummer 5] geopend. [215]
Op 1 augustus 2019 is met [medeverdachte R.H.] gesproken over de mogelijkheden voor een incasso-overeenkomst. [medeverdachte R.H.] heeft gesteld dat de omzet in 2018 een bedrag van € 250.0000,- bedroeg en de verwachting voor 2019 is circa € 300.000,-. De verwachting is 30 klanten per maand, die gemiddeld tussen de € 1.000,- en € 5.000,- besteden. Op 26 augustus 2019 is een SEPA-overeenkomst ondertekend, waarna de incasso-overeenkomst tot stand is gekomen.
Op 23 oktober 2019 is een incassobatch met 1 incasso-opdracht aangeleverd van € 3.699,80. Diezelfde dag hebben twee geldopnames plaatsgevonden voor in totaal € 3.500,00.
De incassobatch is afgekeurd, waardoor een debetstand op de rekening is ontstaan.
Op 1 november 2019 is de paslimiet verhoogd van € 5.000,00 naar € 9.000,00.
Diezelfde dag is een incassobatch met 4 incasso-opdrachten aangeleverd van in totaal
€ 11.907,63. Diezelfde dag hebben er zes geldopnames plaatsgevonden voor in totaal
€ 8.480,00. Ook deze incassobatch is geheel afgekeurd, waardoor opnieuw een debetstand is ontstaan.
Uit de verklaringen van [medeverdachte R.H.] blijkt dat het bedrijf enkel zou worden gebruikt voor criminele doeleinden. Hij heeft [bedrijfsnaam 2] . op naam genomen en bij de [bank 2] een zakelijke rekening geopend. Voorafgaand aan zijn detentie in de [gevangenis] heeft [medeverdachte R.H.] met [medeverdachte H.H.] gesproken over het oprichten van een bedrijf. [216] Op 23 februari 2019 wordt [medeverdachte R.H.] door [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte J.J.] opgehaald uit de [gevangenis] . [217]
Op 25 februari 2019 zitten [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] in de Audi A4 ( [kenteken 2] ). Hun gesprek is afgeluisterd en uitgewerkt. Vanaf 13.01 uur instrueert [medeverdachte L.Z. ] [medeverdachte R.H.] over het plegen van fraude middels zijn bedrijf. [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] bespreken de zakelijke aanvragen bij banken. [medeverdachte R.H.] : “Ik heb dus straks meerdere pasjes. Houden jullie die of hoe gaat dat?”
[medeverdachte L.Z. ] : “Die pasjes bewaar ik waarschijnlijk. Er als er geld komt dan is het gedeeldheid. (…) En dan worden dingen omgezet in Bitcoin. (…) Je kan maar zoveel duizend per dag pinnen.” [218] Omstreeks 14.48 uur belt [medeverdachte L.Z. ] met [medeverdachte H.H.] en koppelt terug wat hij en [medeverdachte R.H.] hebben gedaan in [plaats 21] en welke post er was. De laatste KvK-papieren waren vorige week al gekomen. [219]
Later die dag in de Audi A4 vertelt [medeverdachte L.Z. ] aan [medeverdachte R.H.] dat eerst een zakelijke rekening geopend moet worden, daarna is een SEPA-machtiging nodig, en dan kunnen er zelf incasso’s worden verzonnen. Je doet dat in één keer 10 keer tussen de 3.000 en 4.000 per batch. Overmorgen is het geld dan gestort. [medeverdachte L.Z. ] zegt: “We hebben het een paar weken gedaan. En het was zo dat op een gegeven moment [medeverdachte H.H.] zei dat we er mee gingen stoppen. Maar we gaan het zo aanpakken nu, in plaats van die kleine beetjes dat we in één keer kanker veel kunnen pakken”. [220]
’s Avonds 25 februari 2019 zitten [medeverdachte R.H.] en [betrokkene 13] in de Audi A4. [medeverdachte R.H.] vertelt dat hij de volgende dag een afspraak bij de bank heeft. [medeverdachte R.H.] zegt dat tegen hem is gezegd dat ze € 10.000,00 per week kunnen pinnen en dat ze dit doen totdat ze erachter komen na drie tot vijf maanden. [221]
Op 28 augustus 2019 omstreeks 14.30 uur is [medeverdachte M.M.] in [plaats 25] (Duitsland) gecontroleerd als bestuurder van zijn Audi A4. Vanuit die auto neemt de politie een schoudertas in beslag met onder meer een laptop (Acer), een telefoon (Alcatel) en diverse administratie en bankpassen, die onder meer op naam staan van [medeverdachte R.H.] en [bedrijfsnaam 2] . [222] Op de laptop zijn foto’s aangetroffen van identiteitsbewijzen van [medeverdachte R.H.] , [medeverdachte D.Z.] en [betrokkene 14] , en een rapport jaarrekening 2017 [bedrijfsnaam 2] . [223] In de administratie is een envelop aangetroffen met de SEPA incasso-overeenkomst tussen [bedrijfsnaam 2] . en [bank 2] . Op de envelop is geoefend voor het plaatsen van de handtekening van [medeverdachte R.H.] . [224] [medeverdachte L.Z. ] heeft verklaard dat hij deze laptop moest gebruiken voor fraudedelicten. [225] Op de mobiele telefoon is onder ‘Passwords” aangetroffen: WIFI Account: [afkorting tatoeage tekst] . [226]
Op 28 augustus 2019 omstreeks 18.19 uur belt [medeverdachte M.M.] met [medeverdachte J.J.] . Omstreeks 19.55 uur belt [medeverdachte M.M.] weer met [medeverdachte J.J.] . [227] Omstreeks 20.46 uur belt [medeverdachte H.H.] met [medeverdachte M.M.] . De strekking van hun gesprekken is dat de politie “dat” in beslag heeft genomen, dat die laptop terug moet komen, maar dat zij bij de politie niet kunnen gaan aantonen van wie die laptop is. [228]
In chatgesprekken met het Telegram-account [naam 3] (tussen 16 en 29 januari 2020) vertelt [medeverdachte H.H.] dat hij zakelijke passen heeft waarmee hij fraude laat doen en dat alles is gekoppeld aan bitcoin-accounts. Op 25 januari 2020 stuurt [medeverdachte H.H.] een audiobericht: “Deze passen zijn nog helemaal schoon. Er is nog niks mee gedaan Die BV is ook nog schoon. Die BV ploft straks. Dat duurt een paar maand. In de tussentijd heb ik een paar passen over, ik gebruik zelf altijd maar 1 of 2 passen. Daarmee doe ik incassofraude. Die komen ook terug. Die andere passen zijn nog schoon. 100 procent schoon.” [229] Ook in gesprekken tussen [medeverdachte H.H.] en het Telegram-account [accountnaam 3] geeft [medeverdachte H.H.] aan dat hij passen heeft van verschillende banken op naam van verschillende bedrijven. [medeverdachte H.H.] doet dit al lang en heeft tonnen op zijn “btc”. [230]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte H.H.] , [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] samen hebben gewerkt bij het oplichten van diverse personen en bedrijven, waaronder de [bank 2] en de [bank 1] .
Het hof merkt op dat voor zover bovengenoemde gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Onderdeel Verduistering jacuzzi
Aangever [aangever 5] heeft namens [bedrijfsnaam 3] aangifte gedaan van verduistering van een jacuzzi. Vanaf 4 juli 2019 is aangever in contact met een persoon die zich [medeverdachte R.H.] noemt, wonend [adres 18] te [plaats 21] , telefoonnummer [telefoonnummer 10] , e-mailadres [e-mailadres 3] . Zij komen overeen dat de jacuzzi gehuurd wordt van 8 tot en met 15 juli 2019. De jacuzzi is op 8 juli 2019 afgeleverd op genoemd adres. Vier personen zijn daar aanwezig om de jacuzzi te ontvangen en de huur wordt betaald.
Op 15 juli 2019 om 11.00 uur komen medewerkers van [bedrijfsnaam 3] de jacuzzi weer ophalen op het afleveradres, maar die blijkt er niet meer te staan. De buurman deelt mee dat de jacuzzi kort na het afleveren is opgeladen om die naar elders te brengen. Het is niet meer gelukt met de huurder in contact te komen. [231]
Uit de telefoontap blijkt dat [medeverdachte L.Z. ] op 4 juli 2019 contact opneemt met [bedrijfsnaam 3] . [medeverdachte L.Z. ] vraagt of de mail in goede orde is ontvangen en bevestigt dat het gaat om de jacuzzi in [plaats 21] . [232] Ook het gesprek na het tijdstip waarop de jacuzzi weer opgehaald zou worden, is gevoerd met [medeverdachte L.Z. ] . [233]
Uit peilbakengegevens blijkt dat de Mercedes Vito ( [kenteken 8] ) op 8 juli 2019 om 17.00 uur in [plaats 21] is en omstreeks 19.00 uur bij de woning van [medeverdachte H.H.] op het [adres 2] te [plaats 1] arriveert. Uit camerabeelden blijkt dat de auto aan komt rijden met de jacuzzi op een aanhanger. De jacuzzi is uitgeladen. [234]
In de periode juni-augustus 2019 woont [medeverdachte M.M.] bij [medeverdachte H.H.] . [235] Op 17 juli 2019 post [medeverdachte M.M.] op Instagram foto’s waarop hij met [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] te zien is in een jacuzzi.
[medeverdachte H.H.] heeft de jacuzzi in februari 2020 nog aangeduid als zijn eigendom. De jacuzzi is bij zijn ouders op het erf aangetroffen. [236]
[medeverdachte R.H.] heeft verklaard dat [bedrijfsnaam 2] enkel was opgericht om geld te verdienen en hij de zaak alleen op naam had staan. Hij wist dat er geen goede bedoelingen mee waren. Hij heeft bekend dat hij de jacuzzi heeft opgehaald in [plaats 21] . [237]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat in ieder geval [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte H.H.] samen hebben gewerkt bij de verduistering van de jacuzzi van aangever [aangever 5] .
Geweldsdelicten
Onderdeel [plaats 28]
Op grond van camerabeelden, peilbakengegevens, tapgesprekken en ovc-opnames, mutatierapport van de politie, verklaring van [medeverdachte M.M.] en de aangifte [aangever 2] blijkt het volgende.
Op 30 juli 2019 omstreeks 01.53 uur zijn [medeverdachte H.H.] , [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.W.] en [medeverdachte M.M.] aanwezig op de oprit van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] te [plaats 1] . Om 01.57 uur vertrekken vanaf dat adres de Mercedes Vito met kenteken [kenteken 8] en de Audi A4 met het Servische kenteken [kenteken 9] (in gebruik bij [medeverdachte M.M.] ). [238]
De Mercedes Vito stopt om 03.50 uur op een parkeerplaats langs de [snelweg] voor [plaats 26] . Uit het in de auto gevoerde afgeluisterde gesprek tussen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte M.M.] blijkt dat [medeverdachte M.M.] niet precies weet wat zijn taak is. Zeven minuten later gaat de Mercedes Vito weer rijden om vervolgens om 04.49 uur te parkeren op een carpoolplaats nabij [plaats 27] . De Audi A4 keert om 06.30 uur terug aan het [adres 2] , waar dan in elk geval [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] uit de auto stappen. [239]
Op 30 juli 2019 om 21.37 uur vertrekken [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.W.] en [medeverdachte M.M.] in de Audi A4 vanaf het [adres 2] . [medeverdachte H.H.] doet hen uitgeleide. [240]
Om 21.50 uur belt [medeverdachte R.H.] naar [medeverdachte J.J.] . [medeverdachte R.H.] zegt dat [medeverdachte M.M.] ‘emo’ moet downloaden en dat hij een half uur voordat ze er zijn [medeverdachte H.H.] moet bellen. Dan stuurt die het adres. [241]
Op 31 juli 2019 omstreeks 02.30 uur is op de beelden van de observatiecamera te [plaats 27] te zien dat een Audi, gelijkend op de Audi A4, naast de Mercedes Vito parkeert. Een persoon met een signalement, passend bij het signalement van [medeverdachte M.M.] , loopt naar de zijdeur van de Mercedes Vito en pakt een donkere tas uit het achtergedeelte. De tas wordt overgedragen aan een ander, wiens signalement past bij dat van [medeverdachte J.W.] . De man met het signalement van [medeverdachte M.M.] , stapt in aan de passagierskant in de Mercedes Vito, waarna de Mercedes Vito wegrijdt naar een parkeerplaats in [plaats 28] . Om 03.19 uur is de Mercedes Vito op de [adres 19] te [plaats 28] . [242] Om 03.32 uur stapt [medeverdachte J.J.] in de Mercedes Vito en vraagt aan een ander waarom diegene zo hard loopt. Om 03.34 uur is de Mercedes Vito geparkeerd op enkele minuten rijden van het woonwagenkamp aan de [adres 19] . [243] Om 5.37 uur staan [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte R.H.] te wachten op de oprit van het [adres 2] . [244] Om 5.41 uur arriveert de Audi A4 met [medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.W.] en [medeverdachte M.M.] . Zij spreken nog even met elkaar. [245]
Op 1 augustus 2019 om 01.22 uur vertrekt de Audi A4 vanaf het [adres 2] met drie personen, waaronder [medeverdachte J.J.] . Om 03.45 uur wordt de Mercedes Vito, die nog steeds geparkeerd staat in [plaats 28] , geopend en zijn fluisterende stemmen te horen, van in elk geval [medeverdachte J.J.] . Om 04.00 uur wordt de Mercedes Vito gestart en is ook de stem van [medeverdachte J.W.] te horen.
Om 05.46 uur is de Audi A4 met [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte M.M.] weer retour op het [adres 2] . Om 06.11 uur arriveert daar ook de Mercedes Vito. [246]
Op 1 augustus 2019 om 9.42 uur is melding gedaan van een hele harde knal die nacht omstreeks 04.00 uur aan de [adres 19] te [plaats 28] . Volgens de melder zijn daar drie auto’s beschadigd geraakt. Verbalisanten nemen ter plaatse de schade op. Op diverse plekken worden inslagen gezien, waaronder in de voorzijde van de woning van perceel [nummer 4] . Van een grijze VW Polo (kenteken [kenteken 10] ) zijn twee banden aan de rechterkant lekgeslagen. Ook zijn inslagen geconstateerd bij een rode Peugeot 108 ( [kenteken 11] ) en een grijze VW Golf ( [kenteken 12] ). [247] Uit de aangifte van [aangever 2] , eigenaar van de rode Peugeot 108, blijkt dat zijn auto op 31 juli 2019 omstreeks 13.00 uur nog in goede staat verkeerde. [248]
Uit ovc-gesprekken van 1 augustus 2019 tussen [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte M.M.] blijkt onder meer: [medeverdachte M.M.] : “
zag je mij daar… toen ik gooide … als ik die zwaai maakte en dat gooide … (…) daarna hebben ze iets gevonden … vanochtend … en … ik kwam en maakte een zwaai … ik kon dat niet zo ver genoeg gooien … ik sprong een aantal keer op … op een been … om dat te gooien … en Poef! (…) Ik maakte een zwaai en … Toef! Ik gooide het! (…) Ik kon niet slapen … van die knal en van dat witte … (…) ik pakte de krant … Toen kwam die van ons … ik zag, dat die ene schreef drie mannen … Verdomde Kerel! ... ik zie… staat granaat geschreven … je weet wel? (…) Wat is dat nu? Waar zagen ze drie? Het zou toch niet zo zijn … dat ze iets hebben door gekregen…
[medeverdachte M.M.] zegt later in hetzelfde gesprek: “
Maar we gingen, broeder … zelfs erg laat in de avond … we gingen met onze auto’s … [249]
In een afgeluisterd gesprek op 3 augustus 2019 tussen [medeverdachte M.M.] en zijn vriendin vertelt [medeverdachte M.M.] onder meer dat hij van het rennen helemaal buiten adem was. [medeverdachte M.M.] zegt: “
Er was ooit iets…ik, [medeverdachte J.J.] (hof: (roepnaam van [medeverdachte J.J.] ) , [medeverdachte J.W.] [[medeverdachte J.W.] ]
… eerst was er een optie om Pop … eerst zouden [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] op een motor aan komen rijden…toe…en gassen maar! Maar het was niet zo eenvoudig want achter het huis van die man was een enorm bos.” [medeverdachte M.M.] vertelt dat hij toen heeft gezegd: “
laat mij maar, ik zal het doen!”. [medeverdachte M.M.] vertelt vervolgens dat [medeverdachte J.J.] bang was voor camera’s, maar dat kon [medeverdachte M.M.] niets schelen. “
Ik heb toen gezegd: een muts aan en een helm eroverheen, de kraag helemaal omhoog, handschoenen aan – er is niemand die mij kan herkennen. Er is geen enkel detail die zij aan mij kunnen herkennen. (…) Toen zei ik: we gooien het in het huis, bij die man door het raam… maar hij zegt tegen mij: “we gaan niemand doden, hoor, alleen om ze bang te maken…” hahaha (…) Wat maakt het mij nu uit, zelfs als er iemand in het huis zou zitten, wat dan, het laat me volkomen koud!”. [250]
Het hof merkt op dat bovengenoemde inhoud van de ovc-gesprekken meerdere keren is uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Uit het bovenstaande stelt het hof de volgende gang van zaken vast.
De Mercedes Vito is eerst door verschillende personen gezamenlijk naar [plaats 27] gebracht op 30 juli 2019. Op 31 juli 2019 is de Mercedes Vito vervolgens verplaatst en heeft [medeverdachte H.H.] het adres van het woonwagenkamp aan [medeverdachte M.M.] en anderen gestuurd. Daarna is de omgeving van het woonwagenkamp verkend en is besproken hoe op 1 augustus 2019 het explosief gegooid zou worden, wie dat zou doen en hoe zij zouden wegkomen. In de nacht van 1 augustus 2019 hebben [medeverdachte M.M.] , [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] een explosief voorhanden gehad in [plaats 28] en deze daar laten ontploffen.
De inhoud van de gesprekken komt overeen met de situatie ter plaatse in [plaats 28] , te weten het bos naast het woonwagenkamp [251] en komt ook overeen met de werkwijze in de nacht van 1 augustus 2019. Ook benoemt [medeverdachte M.M.] in de gesprekken nadien een ‘granaat’ en later de dodelijke kracht daarvan. [medeverdachte J.J.] heeft ook gewaarschuwd hier niet over te spreken.
Uit het bovenstaande leidt het hof af dat in de nacht van 1 augustus 2019 [medeverdachte M.M.] , [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] samen op pad zijn gegaan met een explosief en dit explosief hebben laten ontploffen bij het woonwagenkamp in [plaats 28] om iemand daar bang te maken, waardoor drie auto’s en een gevel van een woning zijn beschadigd.
Onderdeel mishandeling en bedreiging [aangever 1]
doet op 20 augustus 2018 aangifte bij de politie en verklaart dan dat het volgende is gebeurd:
Hij, [aangever 1] , wonende [adres 20] te [plaats 29] , is op 20 augustus 2018 in zijn woning. Omstreeks 17.15 uur doet hij de deur open en ziet hij de hem bekende [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] voor zijn deur staan. Hij krijgt van beide mannen direct vuistslagen op zijn hoofd en schoppen tegen het been. [medeverdachte H.H.] loopt daarna naar de auto en komt daarna teruglopen met een vuurwapen in zijn hand. Tijdens het lopen laadt [medeverdachte H.H.] het wapen door en roept meerdere keren: “ik maak je dood”. Daarna richt [medeverdachte H.H.] het vuurwapen op [aangever 1] buik en zegt weer: “ik maak je dood”. [medeverdachte H.H.] zegt ook nog dat [aangever 1] iets met die pas moet regelen. Daarmee doelt [medeverdachte H.H.] op de tankpas die hij aan [aangever 1] te leen heeft gegeven. [252]
Een dag later legt [aangever 1] een gedetailleerdere verklaring af. [aangever 1] zegt dat hij meteen bij het naar buiten stappen klappen kreeg van [medeverdachte H.H.] , namelijk twee vuistslagen in het gezicht. [medeverdachte J.J.] sloeg hem drie of vier keer met de vuist in het gezicht. Dit doet [aangever 1] pijn en boven het linker oog heeft hij een bult. De verbalisant ziet deze bult ook. [medeverdachte J.J.] trapte vervolgens tegen het linker scheenbeen van [aangever 1] . De verbalisant constateert een verwonding aan dat scheenbeen. [aangever 1] herhaalt dat [medeverdachte H.H.] een vuurwapen uit de auto pakte en dit tijdens het lopen doorlaadde. [medeverdachte H.H.] stond daarbij voor hem en richt het wapen op zijn buik en roept meermalen: “Ik maak je dood”. [aangever 1] is erg bang. [253]
Getuige [getuige 1] ziet op 20 augustus 2018 omstreeks 17.15 uur, een fysieke interactie als hij langs de woning van [aangever 1] rijdt. Hij ziet dat de hem bekende [medeverdachte H.H.] en een andere man [aangever 1] slaan en schoppen. De mannen nemen een dreigende houding aan tegenover [aangever 1] . [aangever 1] is zeker zes keer geslagen en geschopt door beide mannen. [254]
[aangever 1] heeft een beveiligingscamera bij zijn woning actief. De daarmee gemaakte opnames zijn door [aangever 1] aan de politie gegeven. Verbalisant [verbalisant 1] neemt het volgende waar bij het bekijken van de camerabeelden die zijn gemaakt op 20 augustus 2018 omstreeks 17:15 uur:
Er staat een auto op de oprit van [aangever 1] geparkeerd. De man die [medeverdachte J.J.] wordt genoemd door [aangever 1] staat buiten en steekt een sigaret op. [medeverdachte H.H.] lijkt iets uit de auto te pakken en loopt richting [aangever 1] voordeur. Daarna maakt [medeverdachte J.J.] een schoppende beweging richting de woning, wat klinkt alsof hij tegen de voordeur schopt. Daarna maakt [medeverdachte J.J.] een slaande beweging in diezelfde richting. Daarna zegt [medeverdachte H.H.] : “Luister, ik maak je dood”. [medeverdachte J.J.] wijst naar de camera en zegt: “Bel de politie en je gaat er aan”. [255]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] samen [aangever 1] hebben mishandeld en bedreigd met de dood en daarbij nauw en bewust hebben samengewerkt.
Mensenhandel/uitbuiting
Uitbuiting van [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte R.H.] is tenlastegelegd aan twee medeverdachten. Het hof ziet onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om vast te stellen dat het oogmerk van de criminele organisatie ook gericht was op uitbuiting in het algemeen dan wel in het bijzonder op uitbuiting van [medeverdachte L.Z. ] of [medeverdachte R.H.] .
Samenwerkingsverband met een zekere structuur en duurzaamheid
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.
Het hof stelt vast dat er een vaste kern was, bestaande uit [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] , waar zich anderen in wisselende samenstellingen bij aansloten in verband met het plegen van de misdrijven: wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld. De samenstelling van de organisatie wijzigde in de loop der tijd, maar de vaste kern ( [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] ) bleef hetzelfde.
De structuur komt mede tot uiting in de relaties die de diverse deelnemers met elkaar hadden waarbij uiteenlopende aspecten van de gepleegde en te plegen misdrijven (wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld) steeds terugkerende onderwerpen van gesprek waren.
De woning van [medeverdachte H.H.] is eerst de centrale locatie van het samenwerkingsverband. Dit is de uitvalsbasis en het centrale ontmoetingspunt waar de deelnemers vaak zijn en waar de plannen worden gesmeed. Later is de Kringloopwinkel in [plaats 1] het centrale ontmoetingspunt en de uitvalsbasis.
De loods aan de [adres 7] in [plaats 9] is de opslagplaats van de organisatie, waar wapens, explosieven en andere zaken betreffende de criminele activiteiten werden bewaard voor later gebruik of verkoop.
Oogmerk van de organisatie
Gelet op de op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van de door de criminele organisatie gepleegde misdrijven, blijkt dat de organisatie zich op gestructureerde, stelselmatige en planmatige wijze bezig heeft gehouden met internationale wapenhandel, nationale wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld. Hieruit blijkt dat het oogmerk van de organisatie op het plegen van deze misdrijven was gericht.
Rolverdeling binnen de organisatie
Wat betreft de rolverdeling binnen de organisatie kan worden vastgesteld:
- dat [medeverdachte H.H.] het initiatief en de leiding neemt en leden voor de organisatie werft;
- dat [medeverdachte J.J.] mede betrokken is bij de planning en degene is die bijna altijd meedoet bij de uitvoering van de plannen (door de politie als ‘de wegkapitein’ bestempeld);
- dat [medeverdachte H.P.] de wapenspecialist is en wordt ingezet als zijn expertise nodig is bij een klus (maken van ontstekers (met tijdsmechanisme), herstellen van wapens);
- dat [medeverdachte M.V.] de contactpersoon met en in Kroatië is bij de internationale wapenhandel;
- dat [medeverdachte L.Z. ] , [medeverdachte R.H.] , [medeverdachte M.M.] en [verdachte] betrokken zijn bij de planning en uitvoering van misdrijven.
Aandeel van [verdachte] in de organisatie
Het hof komt bij [verdachte] tot een bewezenverklaring van feit 2 (wapenhandel in Nederland: [plaats 4] en Pseudokoop 2) en feit 4 (het voorhanden hebben van wapens (Pseudokoop 2 en woning [plaats 2] ).
Uit de camerabeelden van de woning van [medeverdachte H.H.] aan het [adres 2] blijkt dat [verdachte] op 25 juni 2019 daar hartelijk wordt begroet door [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] . Vanaf 7 juli 2019 komt [verdachte] daar vrijwel dagelijks. [256]
Per 1 januari 2020 is de kringloopwinkel in [plaats 1] verhuurd aan [medeverdachte H.H.] . [257] [verdachte] is voor 49% en [medeverdachte H.H.] voor 51% aandeelhouder van deze kringloopwinkel. [258]
Uit de camerabeelden van de kringloopwinkel blijkt dat [medeverdachte H.H.] , [medeverdachte J.J.] en [verdachte] hier vaak aanwezig zijn. [259]
Op 12 januari 2020 belt [medeverdachte H.H.] naar [verdachte] en zegt hem dat hij vlug moet komen. Er moet iets besproken worden over die Belg. [verdachte] draait meteen om en komt eraan. [260]
Op 5 februari 2020 zijn [medeverdachte J.J.] en [verdachte] in de kringloopwinkel. Zij bellen ’s middags met [medeverdachte H.H.] . De telefoon staat op de speakerstand. [medeverdachte H.H.] geeft hen dan de opdracht om met een andere jongen naar België te gaan. [261] Daarna blijkt uit een sms dat [verdachte] op 5 februari 2020 ’s avonds daadwerkelijk in België is. [262]
Uit chatgesprekken met [naam 5] blijkt dat [medeverdachte H.H.] 60 kogels heeft verkocht aan [naam 5] . [naam 5] stuurt iemand in een Audi om de kogels op te halen op 16 februari 2020. [medeverdachte H.H.] zegt hem dat hij aan de [adres 21] in [plaats 1] moet zijn. Uit een afgeluisterd telefoongesprek tussen [medeverdachte J.J.] en [verdachte] blijkt dat [medeverdachte J.J.] op dat moment op zoek is naar die Audi en deze niet kan vinden. [medeverdachte J.J.] zegt dat [verdachte] het aan [medeverdachte H.H.] moet vragen. De telefoon van [medeverdachte J.J.] straalt op dat moment aan bij de [adres 21] .
[medeverdachte H.H.] chat later aan [naam 5] dat hij iemand had gestuurd om de kogels af te leveren. [263]
Uit de chatgesprekken tussen [verdachte] en [chatnaam 2] blijkt dat [verdachte] op 22 februari 2020 een pistool (”Glock 17 full”) heeft gekocht voor drieduizend euro. [verdachte] heeft dit wapen met een ander opgehaald. [264] Hij zegt ook tegen [chatnaam 2] dat na het weekend de eerste lading wapens komt en dat het niet eerder kon omdat één van hun chauffeurs in Spanje of Duitsland was gepakt met hun geld en wiet. [265]
Op 24 februari 2020 deelt [verdachte] aan [chatnaam 2] mee dat hij die donderdag zijn CZ krijgt. Woensdag komt de eerste lading en de week erna de tweede. [verdachte] zegt dat beide ladingen worden geruild tegen drugs. Als [chatnaam 2] hem vraagt of hij al weet wat er bij de tweede lading zit, antwoordt [verdachte] dat hij vandaag contact heeft gehad met jongens uit Kroatië en dat hij daar een goede leverancier heeft. [verdachte] zegt ook dat zijn maat veel C4 (springstof) verkoopt. Zijn maat maakt de ontstekers zelf. Uit de chats met [chatnaam 2] blijkt verder dat [verdachte] bang is voor het optreden van informanten en dat hij wil
sweepen(controleren of er geen afluistermicrofoons zijn). [266]
Conclusie feit 1 (deelname verdachte criminele organisatie)
Het hof concludeert uit het voorgaande dat [verdachte] actief heeft deelgenomen aan het criminele samenwerkingsverband en dat hij een wezenlijk aandeel heeft gehad in gedragingen en gedragingen heeft ondersteund die mede strekten tot dan wel verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk tot het plegen van misdrijven. Hij deed mee aan de wapenhandel, hij had zelf contact met wapenleveranciers in Kroatië, hij ging in opdracht van [medeverdachte H.H.] naar België en sprak over ladingen wapens die komen uit het buitenland.
Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2019 tot en met 27 februari 2020 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachten [medeverdachte H.H.] en [medeverdachte J.J.] en [medeverdachte L.Z. ] en [medeverdachte H.P.] en [medeverdachte M.M.] en [medeverdachte R.H.] en [medeverdachte M.V.] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
  • internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en munitie van categorie II en III van en naar het buitenland, en
  • wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking stellen en verhandelen en overdragen van diverse wapens en munitie van categorie II en categorie III, en
  • wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie II en categorie III, en
  • fraude, als bedoeld in artikel 225 en artikel 321 en artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk verduistering en oplichting, en
  • geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met dodelijk geweld en mishandeling.
2.
hij in de periode van 1 november 2019 tot en met 27 februari 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, zonder erkenning wapens van categorie II en categorie III en munitie van categorie III, te weten
 op 24 februari 2020 vuurwapens van categorie II en III, te weten een Uzi-pistoolmitrailleur en een Tokarev TT33 (aankoop [plaats 4] ) en
 op 27 februari 2020 een automatisch vuurwapen van categorie II, namelijk een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 met bijbehorende en werkende geluiddemper en een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn), kaliber .22 LR, en een vuurwapen van categorie II, namelijk een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren en voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk, en munitie van categorie III, namelijk een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm (pseudokoop 27 februari 2020),
in de uitoefening van een bedrijf heeft verhandeld, van welk feit verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op 27 februari 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II en categorie III en munitie van categorie III, te weten
(pseudokoop 27 februari 2020)
  • een automatisch vuurwapen van categorie II, namelijk een randvuur machinepistool Gorenje, MGV-176 met bijbehorende en werkende geluiddemper en een 161-schots patroonmagazijn (trommelmagazijn), kaliber .22 LR, en
  • een vuurwapen van categorie II, namelijk een aanvalsgeweer Norinco, 56-1, kaliber 7, 62x39, dat geschikt is om automatisch te vuren en voorzien van een 30-schots patroonmagazijn van hetzelfde merk, en
  • munitie van categorie III, namelijk een knalpatroon van het merk Geco, kaliber 9mm PA Blanc en een huls van het merk Igman, kaliber 9x19 mm (pseudokoop 27 februari 2020), en
(woning [plaats 2] )
 een vuurwapen van categorie III, namelijk een pistool CZ, 99, kaliber 9mm para type 99 met bijbehorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens een beroep of gewoonte maken.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
met betrekking tot de munitie:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
met betrekking tot het machinepistool Gorenje en het aanvalsgeweer Norinco:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
met betrekking tot het pistool CZ:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende enkele maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van bedrijfsmatige wapenhandel (internationaal en nationaal), wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld.
Deze organisatie was een duurzaam en goed georganiseerd samenwerkingsverband, waarin iedere verdachte een eigen, specifieke rol vervulde. Er was dagelijks intensief contact in wisselende samenstelling. Verdachte had in de organisatie een belangrijke rol. Hij was aandeelhouder van de kringloopwinkel (de ontmoetingsplaats van de organisatie), hij bemoeide zich met de planning van de misdrijven en hij ging mee bij de levering van wapens. Daarnaast kocht en verkocht hij zelf een vuurwapen en had hij dit vuurwapen voorhanden.
Deze criminele organisatie heeft gehandeld in (onder meer) zware vuurwapens. Met dergelijke wapens kan in de samenleving grote schade worden aangericht. Ieder ongeoorloofd bezit of gebruik van een wapen werkt ondermijnend ten aanzien van de openbare orde en de veiligheid in de openbare ruimte. Verdachte heeft door zijn handelen een grote bijdrage geleverd aan de beschikbaarheid van illegale wapens. Uit de chats van verdachte blijkt zelfs dat de aangekochte Uzi de volgende dag gebruikt moest worden om iemand ‘te laten slapen’. Verdachte was zich er dus zeer wel van bewust wat het gevolg kon zijn van het verhandelen van dergelijke wapens.
Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2023 blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Door de reclassering is gerapporteerd over de persoon van de verdachte. In het rapport van 19 mei 2023 staat beschreven dat verdachte sinds december 2022 een arbeidscontract heeft van 40 uur per week, dat hij nog schulden heeft maar ook al veel heeft afgelost, dat hij afstand heeft genomen van het criminele netwerk waar hij in zat, dat hij inmiddels al twee jaren geen drugs meer gebruikt en dat hij goed heeft meegewerkt aan het contact met de reclassering.
Door de verdachte is ter zitting van het hof op 14 juni 2023 naar voren gebracht dat het goed met hem gaat, dat zijn werkgever niet op de hoogte is van deze strafzaak en dat als hij weer de gevangenis in zou moeten, alles teniet wordt gedaan wat hij inmiddels heeft opgebouwd.
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof op 21 juni 2023 bepleit, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, om een straf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet langer is dan het reeds ondergane voorarrest (zijnde 695 dagen). De raadsvrouw heeft verzocht om daarbij als strafverminderende factor mee te wegen dat verdachte zonder reden in zijn knie is geschoten door de politie.
Ten aanzien van het feit dat verdachte door de politie in zijn knie is geschoten, heeft het hof reeds overwogen dat het voor verdachte ontstane nadeel (letsel) gecompenseerd gaat worden door middel van een financiële tegemoetkoming via de lopende procedure bij de civiele rechter. Compensatie in de vorm van strafvermindering zou een dubbele compensatie betekenen en is naar het oordeel van het hof dan ook niet aan de orde.
Ten aanzien van het tijdsverloop overweegt het hof als volgt.
De termijn van berechting in hoger beroep bedraagt ruim twee jaar en twee maanden, berekend vanaf het moment van instellen van hoger beroep op 11 augustus 2021. Het hof is evenwel van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De duur van de behandeling vindt zijn rechtvaardiging in de omstandigheid dat onderhavige zaak deel uitmaakt van een groot onderzoek, het een zeer omvangrijk dossier betreft en dat door diverse raadslieden in de met elkaar samenhangende strafzaken in verschillende stadia van het geding onderzoekswensen zijn ingediend die voor een deel ook zijn toegewezen en zijn uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat dit alles de nodige tijd in beslag heeft genomen.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat – gelet op de aard en de bijzondere ernst van de gepleegde feiten - oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane delicten, noodzakelijk is. Met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest zou de ernst en de aard van de feiten miskend worden. Daarom komt het hof tot oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis was bij beschikking van het hof van 1 augustus 2022 geschorst tot aan de datum van de einduitspraak in hoger beroep. De schorsing is nu dus beëindigd.
Verbeurdverklaring
Het onder 1, 2, 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de hierna te noemen inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen:
- telefoon Samsung (01.005);
- telefoon BQ Aquarius;
- telefoon Samsung (01.007).
Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 1 en 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp: wapen met patroonhouder en munitie.
Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- telefoon Samsung (01.005);
- telefoon BQ Aquarius;
- telefoon Samsung (01.007).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
wapen met patroonhouder en munitie.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 30 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de Politie Noord-Nederland met het nummer 2018229308, genaamd Ultegra, bestaande uit het eindproces-verbaal van 37 mappen, nagekomen stukken d.d. 8 januari 2020, 22 februari 2021, 22 maart 2021 en 24 mei 2023.
2.Map 4, pagina 709-710 en map 8, pagina 319.
3.Verklaring verdachte ter zitting van het hof op 14 juni 2023.
4.Map 8, pagina 14.
5.Map 8, pagina 15-16.
6.Map 8, pagina 28-34 en map 4, pagina 696-698.
7.Map 4, pagina 595 en Map nagekomen stukken t/m 22 maart 21, bijlage 1, pagina. 4.
8.Map 4, pagina 596-597.
9.Map 4, pagina 598.
10.Verklaring verdachte ter zitting van het hof op 14 juni 2023.
11.Map 4, pagina 600-601.
12.Map 4, pagina 599 en 601.
13.Map 4, pagina 599
14.Map 4, pagina 602.
15.Map 4, pagina 604-605.
16.Map nagekomen stukken t/m 22 maart 2021, bijlage 1, pagina 22-24 en 39-45.
17.Map 8, pagina 320-322 en 327.
18.Map 4, pagina 594.
19.Map 4, pagina 680.
20.Map 4, pagina 792.
21.Map 4, pagina 793.
22.Map 4, pagina 796.
23.Map 4, pagina 797.
24.Map 4, pagina 798.
25.Map 4, pagina 800-801.
26.Map 4, pagina 711 en 714.
27.Map 8, pagina 324.
28.Map 8, pagina 325.
29.Map 8, pagina 326.
30.Map 4, pagina 711.
31.Map 4, pagina 798-812.
32.Map 4, pagina 813.
33.Map 4, pagina 644.
34.Map 22, pagina 231.
35.Map 8, pagina 329-330.
36.Map 4, pagina 634.
37.Map 19, pagina 43.
38.Map 18, pagina 443 en 451-455.
39.Map 29, p. 759-760 en uitwerking nummer 16 interceptietolk [tolk] .
40.Map 4, pagina 634.
41.Map 4, pagina 672.
42.Map 4, pagina 656.
43.Map 8, pagina 20 en pagina 98-100.
44.Map 29, pagina 766-767 en uitwerking nummer 68 en 113 interceptietolk [tolk] .
45.Map 4, pagina 659.
46.Map 8, pagina 331.
47.Map 8, pagina 321.
48.Map 8, pagina 321.
49.Map 4, pagina 709-710.
50.Map 4, pagina 711-712.
51.Map 18, pagina 410.
52.Map 4, pagina 715-718.
53.Map 20, pagina 480 en 470.
54.Map 15, pagina 197-198.
55.Map 15, pagina 258-260 en map 16, pagina 437-438.
56.Map 4, pagina 409.
57.Map 4, pagina 427.
58.Map 4, pagina 471.
59.Map 4, pagina 577.
60.Map 4, pagina 410.
61.map 4, pagina 495.
62.Map 4, pagina 333-335 en 448.
63.Map 4, pagina 454-455.
64.Map 4, pagina 410 en 577.
65.Map 4, pagina 411-413.
66.Map 4, pagina 411 en 450-451.
67.Map 8, pagina 339.
68.Map 4, pagina 450-451.
69.Map 4, pagina 412.
70.Map 10, pagina 350.
71.Map 4, pagina 484.
72.Map 4, pagina 414.
73.Map 8, pagina 52-66 en 339-342.
74.Map 4, pagina 411-415.
75.Map 4, pagina 415.
76.Map 4, pagina 415-417.
77.Map 21, pagina 274-277 en map 15, pagina 81, 174-175 en 187.
78.Map 16, pagina 448 en 451-451.
79.Map 17, pagina 574, 666, 675, 679, 683 en 574.
80.Map 4, pagina 417.
81.Map 8, pagina 347.
82.Map 4, pagina 417.
83.Map 8, pagina 347.
84.Map 10, pagina 350-351.
85.Map 8, pagina 345-346.
86.Map 8, pagina 343.
87.Map 4, pagina 576.
88.Map 4, pagina 484.
89.Map 8, pagina 343.
90.Map 4, pagina 563.
91.Map 8, pagina 336-337.
92.Map 8, pagina 343-345.
93.Map 5, pagina 960-964.
94.Map 4, pagina 834-837.
95.Map 4, pagina 838.
96.Map 4, pagina 839 en map 5, pagina 1196 en 1277.
97.Map 4, pagina 842 en map 5, pagina 1274.
98.Map 4, pagina 841 en map 5, pagina 1142.
99.Map 3, pagina 185-200 en 208.
100.Map 5, pagina 1210 en 1275.
101.Map 5, pagina 964.
102.Map 18, pagina 258-261, 264 en 269-273.
103.Map 4, pagina 840.
104.Map 5, pagina 1275.
105.Map 5, pagina 1276.
106.Map 5, pagina 1277.
107.Map 5, pagina 1275.
108.Map 5, pagina 1276.
109.Map 5, pagina 1236 en 1276.
110.Map 4, pagina 847.
111.Map 4, pagina 847.
112.Map 22, pagina 291.
113.Map 22, pagina 24.
114.Map 4, pagina 844-845, map 28, pagina 288-301 en uitwerkingen interceptietolk nummers 72-78 en uitwerkingen Servische tolk nummer 74.
115.Map 4, pagina 846, map 28, pagina 302-319 en uitwerkingen interceptietolk nummers 79-88 en uitwerkingen Servische tolk nummers [nummer 4] -88.
116.Map 4, pagina 847 en map 28, pagina 322 en uitwerkingen interceptietolk nummer 89.
117.Map 4, pagina 848 en map 28, pagina 323-328 en uitwerkingen interceptietolk nummers 90-93.
118.Map 4, pagina 848 en 850.
119.Map 22, pagina 309.
120.Map 5, pagina 1168-1172.
121.Map 22, pagina 274.
122.Map 22, pagina 295.
123.Map 4, pagina 852-854.
124.TAP026, pagina 103, sessie 1868 en uitwerkingen interceptietolk nummer 94.
125.Map 4, pagina 855.
126.Map 4, pagina 855.
127.Map nagekomen stukken t/m 22 maart 2021, pagina 53-60 en de uitwerkingen van de interceptietolk nummer 95.
128.Map 4, pagina 856-857.
129.Map 18, pagina 274.
130.Map 18, pagina 279-282.
131.Map 3, pagina 149 en map 28, pagina 233 en uitwerkingen interceptietolk nummer 98.
132.Map 3, pagina 150 en map 28, pagina 235-236 en uitwerkingen interceptietolk nummer 99.
133.Map 3, pagina 152 en map 28, pagina 240-241 en uitwerkingen interceptietolk nummer 101.
134.Map 3, pagina 153.
135.Map 28, pagina 242 en uitwerkingen interceptietolk nummer 102.
136.Map 3, pagina 154 en map 28, pagina 245 en uitwerkingen interceptietolk nummer 103.
137.Map 3, pagina 172-173 en map 16, pagina 513.
138.Map 3, pagina 156 en Map 16, pagina 511-512.
139.Map 3, pagina 178 en 183.
140.Map 3, pagina 188.
141.Map 3, pagina 201-211.
142.Map 3, pagina 213 en 215.
143.Map 3, pagina 214, 215, 227 en 235.
144.Map 3, pagina 215-216.
145.Map 3, pagina 214-215.
146.Map 3, pagina 238-239, 242-243 en 246-261.
147.Map 3, pagina 238-239 en 243.
148.Map 3, pagina 189-190.
149.Map 3, pagina 190.
150.Map 3, pagina 191.
151.Map 28, pagina 399 en uitwerkingen interceptietolk nummer 3.
152.Map 3, pagina 191.
153.Map 28, pagina 400 en uitwerkingen interceptietolk nummer 4.
154.Map 3, pagina 191.
155.Map 3, pagina 192.
156.Map 29, pagina 411 en uitwerkingen interceptietolk nummer 5.
157.Map 3, pagina 192.
158.Map 28, pagina 393 en uitwerkingen interceptietolk nummer 6.
159.Map 3, pagina 192.
160.Map 3, pagina 193, map 28, pagina 394 en uitwerkingen interceptietolk nummer 7.
161.Map 3, pagina 194.
162.Map 3, pagina 194-195.
163.Map 3, pagina 195.
164.Map 3, pagina 196.
165.Map 3, pagina 196.
166.Map 28, pagina 121.
167.Map 22, pagina 108.
168.Map 22, pagina 110.
169.Map 28, pagina 386 en uitwerkingen interceptietolk nummer 11.
170.Map 29, pagina 413 en uitwerkingen interceptietolk nummer 12.
171.Map 28, pagina 387 en uitwerkingen interceptietolk nummer 13.
172.Map 29, pagina 414 en uitwerkingen interceptietolk nummer 14.
173.Map 29, pagina 415 en uitwerkingen interceptietolk nummer 15.
174.Map 17, pagina 568 en 574-575.
175.Map 17, pagina 667, 678 en 685.
176.Map 18, pagina 256.
177.Map 18, pagina 257.
178.Map 18, pagina 258.
179.Map 18, pagina 264 en 269.
180.Map 18, pagina 258.
181.Map 18, pagina 258-259.
182.Map 18, pagina 260.
183.Map 18, pagina 261 en 274-275.
184.Map 4, pagina 684.
185.Map 4, pagina 685.
186.Map 4, pagina 680-681.
187.Map 4, pagina 644.
188.Map 23, pagina 572.
189.Map 23, pagina 573.
190.Map 4, pagina 647.
191.Map 4, pagina 670.
192.Map 4, pagina 681.
193.Map 4, pagina 686-691.
194.Map 4, pagina 682.
195.Map 4, pagina 670-671.
196.Map 4, pagina 645-646.
197.Map 4, pagina 675-676.
198.Map 4, pagina 694-695.
199.Map 2, pagina 3,
200.Map 10, pagina 38.
201.Map 12, pagina 898.
202.Map 2, pagina 66-67 en 108-109.
203.Map 2, pagina 151-154.
204.Map 2, pagina 156-158.
205.Map 2, pagina 112.
206.Map 2, pagina 69.
207.Map 2, pagina 86-107 en pagina 4.
208.Map 2, pagina 4 en 69-78.
209.Map 2, pagina 75.
210.Map 17, pagina 672-673 en 716.
211.map 17, pagina 665.
212.Map 2, pagina 6.
213.Map 2, pagina 202-206.
214.Map 2, pagina 226-236.
215.Map 2, pagina 208.
216.Map 17, pagina 568-569 en 574 en de verklaring van [medeverdachte R.H.] afgelegde bij de rechter-commissaris op 2 februari 2021.
217.Map 6, pagina 26-27.
218.Map 17, pagina 689 en map 28, pagina 174-175 en uitwerkingen interceptietolk nummer 20.
219.Map 28, pagina 179 en uitwerkingen interceptietolk nummer 21.
220.Map 28, pagina 181 en uitwerkingen interceptietolk nummer 22.
221.Map 1, pagina 72 en uitwerkingen interceptietolk nummer 116.
222.Map 9, pagina 30-31 en map 20, pagina 629-657.
223.Map 9, pagina 34.
224.Map 9, pagina 107.
225.Map 17, pagina 717-718.
226.Map 9, pagina 40 en map 4, pagina 696.
227.Map 29, pagina 458-459.
228.Map 28, pagina 71, map 29, pagina 456-457 en uitwerkingen interceptietolk nummers 24, 25, 26.
229.Map 8, pagina 34 en 293-301.
230.Map 8, pagina 34 en 307-313.
231.Map 2, pagina 330-331.
232.Map 2, pagina 320 en map 22, pagina 332-341.
233.Map 2, pagina 322 en map 29, pagina 563.
234.Map 2, pagina 21.
235.Map 2, pagina 21-22.
236.Map 2, pagina 23.
237.Map 17, pagina 568-569 en 572.
238.Map 18, pagina 378 en map 7, pagina 139.
239.Map 7, pagina 139-140.
240.Map 7, pagina 140.
241.Map 28, pagina 60 en uitwerkingen interceptietolk nummer 46.
242.Map 7, pagina 141.
243.Map 7, pagina 142.
244.Map 7, pagina 142.
245.Map 7, pagina 143.
246.Map 7, pagina 143.
247.Map 7, pagina 136-137, 153 en 155.
248.Map 7, pagina 151.
249.Map 7, pagina 144-145 en uitwerkingen Servische interceptietolk nummer 211.
250.Map 7, pagina 146-147 en uitwerkingen Servische interceptietolk nummer 213.
251.Map 7, pagina 146.
252.Map 7, pagina 14-15.
253.Map 7, pagina 19-20.
254.Map 7, pagina 24.
255.Map 7, pagina 28.
256.Map 22, pagina 68, 127, 131 en verder.
257.Map 19, pagina 43.
258.Map 18, pagina 443 en 451-455 en map 23, pagina 419-426.
259.Map 23, pagina 544-606.
260.Map 29, pagina 679 en uitwerkingen interceptietolk nummer 52.
261.Map 22, pagina 329.
262.Map 29, pagina 709.
263.Map 8, pagina 29 en map 8, pagina 154-170.
264.Map 8, pagina 321.
265.Map 8, pagina 322.
266.Map 8, pagina 323-325 en map nagekomen stukken tot en met 8 januari 2021, pagina 13.