ECLI:NL:GHARL:2023:9068

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
26 oktober 2023
Zaaknummer
21-003513-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie met oogmerk op wapenhandel, wapenbezit, fraude en geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met internationale en nationale wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat zich gedurende een periode van bijna negen maanden bezighield met deze strafbare feiten. De organisatie had een duidelijke rolverdeling, waarbij de verdachte een actieve bijdrage heeft geleverd aan de criminele activiteiten. Het hof heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de verduistering van een springkussen en een jacuzzi. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een lagere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn poging om zijn leven te beteren na zijn aanhouding. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding van €3.000,00 voor materiële schade. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten voor het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003513-21
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-750019-20 en 18-730000-21, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 18-820215-19, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 23 juni 2022, 21 juli 2022, 15 mei 2023, 22 mei 2023, 23 mei 2023, 15 juni 2023, 19 juni 2023, 22 juni 2023, 30 oktober 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 veroordeling van verdachte ter zake te feiten 1 tot en met 5 en het feit met parketnummer 18-730000-21 tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
 teruggave van het inbeslaggenomen mes aan verdachte;
 afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 18-820215-19;
 toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot een bedrag van € 3.000,00 met rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
 niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [benadeelde 1] in het meer gevorderde.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.P. Snorn, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake de feiten 1 tot en met 5 en het feit met parketnummer 18-730000-21 tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest. Het inbeslaggenomen mes is door de rechtbank aan de verdachte teruggegeven. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] is door de rechtbank tot een bedrag van € 3.000,00 toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van schadevergoedingsmaatregel. In het meer gevorderde is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard en verwezen naar de burgerlijke rechter. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak met parketnummer 18-820215-19 is door de rechtbank afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1
november 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 4] en/of
[plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachte(n) [Medeverdachte H.H.] en/of [Medeverdachte J.J.] en/of [Medeverdachte M.K.] en/of [Medeverdachte H.P.] en/of [Medeverdachte J.B.] en/of [Medeverdachte M.M.] en/of [Medeverdachte D.Z.] en/of [Medeverdachte L.Z.] en/of [Medeverdachte R.G.] en/of [Medeverdachte M.H.] en/of [Medeverdachte G.S.] en/of [Medeverdachte M.V.] en/of een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
- internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie,
namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of III van en/of naar het buitenland, en/of
- wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en/of artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning vervaardigen en/of transformeren en/of in de uitoefening van een bedrijf uitwisselen en/of verhuren en/of (anderszins) ter beschikking stellen en/of herstellen en/of beproeven en/of verhandelen en/of overdragen van diverse wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, en/of
- wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en/of munitie van categorie 1 en/of categorie II en/of categorie III, en/of
- fraude, als bedoeld in artikel 225 en/of artikel 321 en/of artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk valsheid in geschrifte en/of verduistering en/of oplichting, en/of
- geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en/of artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met (dodelijk) geweld en/of mishandeling(en), en/of
- mensenhandel, als bedoeld in artikel 273f van Wetboek van Strafrecht, namelijk (arbeids)uitbuiting;
2.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1
november 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 4] en/of
[plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland, en/of
te [plaats 8] en/of [plaats 9] , althans (elders) in Kroatië en/of
te [plaats 28] , althans (elders) in Servië, en/of
te Bosnië en/of
te Duitsland, en/of
te [plaats 10] en/of [plaats 11] en/of [plaats 12] , althans (elders) in België, en/of
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III heeft/hebben doen uitgaan naar België, in elk geval naar het buitenland, te weten (onder meer en/of in ieder geval)
( [plaats 11] )
- acht, althans een of meer handgra(a)nat(en), en/of
- vier, althans een of meer vuurwapen(s) (met munitie en/of laders) en/of
- zes, althans een of meer dynamietstaven, en/of
- twee, althans een of meer gsm-toestellen met connectoren ten behoeve van ontstekers, en/of
( [plaats 12] , [straat 1] )
- een pistool (Beretta, met munitie), en/of
( [plaats 12] , [straat 2] )
- een explosief en/of explosieven, althans springstof en/of voorzien van een of meer ontsteker(s) met bijbehorende TPU;
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1
november 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of
[plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een (vuur)wapen van categorie III, namelijk een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [betrokkene 7] , AH-011), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1juni 2019 een explosief en/of
explosieven van categorie II, althans springstof en/of een ontsteker met Samsung telefoon,
zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief [plaats 2] , AH-058-01), en/of
heeft/hebben vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf
heeft/hebben uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderzins ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of heeft/hebben hersteld en/of heeft/hebben beproefd en/of heeft/hebben verhandeld,
van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 november 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een (vuur)wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [betrokkene 7] , AH-011), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 een explosief en/of explosieven van categorie II, althans springstof en/of een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief [plaats 2] , AH-058-01),
heeft/hebben overgedragen,
van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 1 november 2019 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] en/of [plaats 2] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of munitie van categorie II en/of III, te weten (onder meer)
- in of omstreeks de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een (vuur)wapen van categorie III, te weten een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [betrokkene 7] , AH-011), en/of
- in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 een explosief en/of explosieven van categorie II, althans springstof en/of een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief [plaats 2] , AH-058-01),
voorhanden heeft/hebben gehad;
parketnummer 18-730000-21:hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2019 tot en met 23 juli 2019 te [plaats 13] en/of [plaats 1] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een springkussen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder van dat springkussen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2019 tot en met 15 juli 2019 te [plaats 2] en/of [plaats 1] , althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een jacuzzi, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder van dat springkussen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs [1]

Algemeen

Inleiding
De politie Noord-Nederland heeft in verband met verdenkingen van wapenhandel een groot en langdurig onderzoek (onderzoek Ultegra) verricht in de periode september 2018 tot en met februari 2020. Tijdens dit onderzoek is de politie ook gestuit op verdenkingen van andere strafbare feiten. Verdachte is één van de personen die is aangehouden naar aanleiding van het onderzoek Ultegra. Verdachte wordt onder meer verweten in de periode 1 oktober 2018 tot en met 1 november 2019 deel te hebben uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband (CSV) dat het oogmerk had het plegen van (internationale) wapenhandel, wapenbezit, fraude, geweldsdelicten en mensenhandel.
Onderdelen waarvan verdachte door de rechtbank is vrijgesproken
Met instemming van de advocaten-generaal en de verdediging zijn in hoger beroep de onderdelen van een tenlastegelegd feit waarvan verdachte door de rechtbank is vrijgesproken en die als afzonderlijk feit ten laste gelegd hadden kunnen worden, onbesproken gebleven. Dit betreft het onderdeel ‘ [plaats 12] , [straat 1] ’ in feit 2. Op dit onderdeel wordt daarom in dit arrest ook niet verder ingegaan. Het hof zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
Telefoongebruik
Door enkele verdachten in het onderzoek Ultegra is verklaard dat zij en hun medeverdachten hun telefoons regelmatig uitleenden, dan wel uitwisselden en dat de daarmee gevoerde gesprekken en/of uitgewisselde informatie daarom niet van de bezitter/eigenaar van de telefoon/het telefoonnummer afkomstig behoeven te zijn.
Het hof acht dit niet aannemelijk geworden. In het dossier is een enorme hoeveelheid telefoongesprekken en met telefoons verstuurde en ontvangen berichten weergegeven. In die gesprekken wordt niet gevraagd met welke persoon men nu in gesprek is. Kennelijk weten de onderscheiden gebruikers meteen met wie men aan het communiceren is en dus wie bij welk telefoonnummer/welke telefoon hoort. Daar bestaat geen enkele onduidelijkheid over. Daarom gaat het hof er vanuit dat de bezitter/eigenaar van een telefoon ook de gebruiker ervan is, tenzij het tegendeel blijkt.
Gebruiker van de telefoon BQ Aquarius X2
Door de politie wordt waargenomen dat medeverdachte [Medeverdachte M.K.] op 27 februari 2020 als bestuurder in een VW-T-ROC in [plaats 13] rijdt. Het is zijn auto en hij zit er alleen in. Hij wordt aangehouden en in deze auto wordt een ontgrendelde PGP-telefoon (BQ Aquarius X2) aangetroffen. [2] [Medeverdachte M.K.] heeft geen verklaring willen afleggen over het gebruik van deze PGP-telefoon (BQ Aquarius X2).
Gelet op het feit dat deze telefoon in ontgrendelde toestand bij [Medeverdachte M.K.] in het bezit is in zijn auto, waar alleen hij op dat moment in aanwezig was, gaat het hof er vanuit dat het zijn telefoon is. Er zijn geen aanwijzingen dat de telefoon van iemand anders zou zijn. Het hof stelt derhalve vast dat de inhoud van deze telefoon aan [Medeverdachte M.K.] is toe te schrijven.
Gebruiker van het Telegram-account [accountnaam 1] (NHT)
Door verbalisanten is gezien dat medeverdachte [Medeverdachte H.H.] bij zijn aanhouding op 27 februari 2020 voor zijn woning iets van zich afgooit, naar later blijkt een iPhone X. [3]
Deze iPhone is onderzocht door de politie. Uit het onderzoek blijkt dat [Medeverdachte H.H.] deze iPhone heeft gebruikt vanaf 10 oktober 2017 tot aan zijn aanhouding. De geregistreerde eigenaar van de iPhone is: [afkorting tatoeage tekst] . [Medeverdachte H.H.] heeft “ [tatoeage tekst] ” op zijn arm getatoeëerd. De eerste letters van deze tekst vormen het woord [afkorting tatoeage tekst] . Een foto van [Medeverdachte H.H.] met deze tatoeage op zijn arm wordt ook in de iPhone aangetroffen.
De Apple ID in de iPhone is [e-mailadres 1] ; dit is het e-mailadres van het bedrijf van [Medeverdachte H.H.] .
In de iPhone zit een simkaart met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In de periode 10 oktober 2018 tot en met 27 maart 2020 is dit nummer getapt. Hieruit blijkt dat [Medeverdachte H.H.] alleengebruiker is van dit nummer. Op het imei-nummer van de iPhone liep ook een tap. Hieruit blijkt dat de iPhone enkel in gebruik is in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [4] Op het Whatsapp-profiel van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] wordt bij de info de tekst [afkorting tatoeage tekst] vermeld en de naam: ‘ [Medeverdachte H.H.] Het Beest’ met een profielfoto van [Medeverdachte H.H.] met een wapen in zijn hand.
Verder wordt er op de iPhone onder andere het Telegram-account ' [accountnaam 1] ' (NHT) aangetroffen. NHT chat veelvuldig over wapens. Het Telegram-account NHT heeft dezelfde profielfoto als het Whatsapp-account, maar bij het Telegram-account zijn de tatoeages en het gezicht weggekrast. [5]
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat [Medeverdachte H.H.] de gebruiker is van het Telegram-account NHT.

Feit 2 -internationale wapenhandel

Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.
Uitvoer wapens en munitie naar België
België: onderdeel [plaats 11]Op 20 april 2019 krijgt de Belgische politie de melding dat [betrokkene 3] , wonend aan de [adres 1] te [plaats 11] (België), een kogel door haar voet heeft gekregen. Zij is de vriendin van [betrokkene 4] , wonend aan de [straat 1] 36/3 te [plaats 12] . Haar woning in [plaats 11] is doorzocht door de politie. [6]
Het volgende wordt onder meer aangetroffen:
-handgranaten
In een reiskoffer treft de politie een plastic tas aan van de [supermarkt 1] met daarin vijf handgranaten in groene granaatkokers. De politie heeft deze handgranaten vergeleken met de foto's van de handgranaten op de iPhone X van [Medeverdachte H.H.] . De foto's, gemaakt op 8 oktober 2018 in [plaats 2] , vertonen overeenkomsten met de in [plaats 11] aangetroffen handgranaten, namelijk:
- 1 M50 handgranaat:
De combinatie lichaamsnummer en veiligheidsbeugelnummer is dezelfde als de foto van de granaat aangetroffen op het telefoontoestel van [Medeverdachte H.H.] . Qua verdere uiterlijke kenmerken zijn er ook overeenkomsten: egaal/geen beschadigingen waarneembaar.
- 4 stuks M75 handgranaat:
De veiligheidsbeugelnummers komen met elkaar overeen, de granaten zijn verpakt in granaatkokers. [7]
Er is ook onderzoek gedaan naar de plastic tas van de [supermarkt 1] waarin de handgranaten zaten. De opdruk "95 jaar" correspondeert met het jubileum van de [supermarkt 1] op 16 januari 2018. In de iPhone X van [Medeverdachte H.H.] is een foto aangetroffen waarop hij te zien is met twee handgranaten in zijn handen. Op de achtergrond van deze foto is ook een plastic tas met het opschrift "95 jaar" van de [supermarkt 1] te zien. [supermarktketen] zit alleen in Noord-Nederland. [8]
Er is een DNA-match met DNA van [Medeverdachte M.V.] en DNA op één van de vijf aangetroffen granaatkokers. Zijn DNA-profiel heeft met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bijgedragen aan het DNA-sporenprofiel dat werd teruggevonden op de granaatcontainer. [9]
- vuurwapenEr worden wapens gevonden. Eén van de gevonden wapens is een semi-automatisch pistool, Walther P38, kaliber 9mm. Op dit pistool is een DNA-mengprofiel aangetroffen waarvan het DNA van [Medeverdachte J.J.] deel uitmaakt. [10]
- explosievenIn een slaapkamer is een [winkel] -tas aangetroffen met daarin een Adidas-schoenendoos met daarin zes staven dynamiet van het merk Austrogel G1. [11] Dit is dezelfde springstof als het explosief dat later (op 1 juni 2019) door de politie in Nederland wordt aangetroffen in [plaats 2] , waarbij DNA-sporen van [Medeverdachte J.J.] , [Medeverdachte H.P.] , [Medeverdachte L.Z.] en [verdachte] zijn aangetroffen (zie hieronder bij nationale wapenhandel, feit 3, onderdeel [plaats 2] ). [12]
- slagpijpjes en gsm-telefoons met connectoren ten behoeve van ontstekersIn de Adidas-schoenendoos (zie hierboven bij ‘explosieven’) zit ook een plastic zakje met twee elektrische slagpijpjes. Op de knoop van het plastic zakje is een DNA-spoor aangetroffen. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid heeft [Medeverdachte J.J.] bijgedragen tot het DNA-sporenprofiel dat is teruggevonden op de knoop van het plastic zakje. [13]
Ook worden er twee gsm-telefoons met bedrading aangetroffen. [14]
[Medeverdachte H.P.] verklaart hierover dat [Medeverdachte H.H.] hem heeft gevraagd om een afstandsbediening te maken voor explosieven. Daarvoor waren oude telefoons nodig. In de nacht van 1 op 2 april 2019 hebben mannen, waaronder [Medeverdachte J.J.] , [verdachte] en [Medeverdachte L.Z.] , hiervoor twee of drie telefoons bij [Medeverdachte H.P.] thuis afgeleverd. [Medeverdachte H.P.] heeft, na confrontatie met de foto van de slagpijpjes en telefoons die zijn aangetroffen in [plaats 11] , bekend dat hij deze heeft geprepareerd om een explosief te laten ontploffen. Hij heeft de slagpijpjes gemonteerd en kruit in de slagpijpjes gedaan. De slagpijpjes en de telefoons zijn tegelijk meegenomen. [15]
De GSM-telefoons waren een witte Samsung ( [IMEI-nummer 1] ) en een zwarte Samsung ( [IMEI-nummer 2] ). [16] Op de witte Samsung zijn DNA-sporen van [Medeverdachte J.J.] [17] , van [Medeverdachte H.P.] [18] en van [Medeverdachte L.Z.] [19] aangetroffen. Op de zwarte Samsung zijn DNA-sporen aangetroffen van [Medeverdachte J.J.] [20] , van [Medeverdachte H.P.] [21] en van [verdachte] [22] .
De historische gegevens van deze IMEI-nummers zijn gevorderd. Hieruit blijkt dat beide telefoons vrijwel tegelijkertijd op dezelfde locatie van een nieuw telefoonnummer zijn voorzien, te weten op 2 april 2019 omstreeks 03:29 en 03:33 uur, waarbij telkens de mast aan de [adres 2] te [plaats 2] werd aangestraald. Deze mast ligt op 200 meter van het adres van [Medeverdachte H.P.] . [23] De zwarte Samsung werd tot 2 april 2019 gebruikt voor een simkaart op naam van [bedrijf 3] . Ook andere telefoonnummers op naam van [bedrijf 3] waren ooit geplaatst in deze zwarte Samsung. [24]
De Audi A4 met kenteken [kenteken 1] staat op naam van [bedrijf 4] . Dit bedrijf staat op naam van [Medeverdachte H.H.] . In deze auto zijn door de politie ovc-geluidsopnames gemaakt. [25] Ook is deze auto voorzien van een peilbaken. [26] Dit peilbaken is op 16 februari 2019 geactiveerd.
Op 1 april 2019 omstreeks 21:07 uur rijden [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] in de Audi A4 ( [kenteken 1] ) van de woning van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] in [plaats 1] naar de woning van [Medeverdachte H.P.] aan de [adres 4] te [plaats 2] . [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] spreken over explosieven en de prijzen ervan.
Omstreeks 21:42 uur stoppen zij nabij de woning van [Medeverdachte H.P.] . [Medeverdachte J.J.] stapt uit en [verdachte] blijft zitten. Omstreeks 22:25 uur stappen [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] bij [verdachte] in de auto en rijden zij naar [plaats 29] . Onderweg bespreken zij dat er drie mobiele telefoons van een ouder type nodig zijn. [Medeverdachte J.J.] belt [Medeverdachte L.Z.] en geeft hem opdracht een telefoon te regelen. [Medeverdachte L.Z.] moet naar [plaats 14] komen bij het witte huis. [Medeverdachte J.J.] herhaalt dat hij de oude Nokia bedoelt zonder camera. [Medeverdachte J.J.] vraagt ook of er nog andere oude telefoons thuis zijn. Er is haast bij, want ze hebben de telefoon vannacht al nodig. [27]
Omstreeks 22:58 uur stapt [medeverdachte A.G.] in [plaats 29] eerst uit en vervolgens weer in; hierna blijkt hij een telefoon met lader te hebben opgehaald. Om 23:18 uur is de auto weer in de buurt van de woning van [Medeverdachte H.P.] . [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] stappen uit en [verdachte] zegt: "Zie ik jullie zo weer".
[verdachte] rijdt naar [plaats 14] en komt om 23:44 uur aan bij [restaurant 1] . Op 2 april 2019 omstreeks 00:00 uur zijn [verdachte] en [Medeverdachte L.Z.] in de auto te horen. Vervolgens rijdt [verdachte] terug naar de woning van [Medeverdachte H.P.] .
Om 01:15 uur stappen [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] weer bij [verdachte] in de auto. [Medeverdachte J.J.] spreekt over België en zegt dat [verdachte] niet mee kan. Om 02:00 uur is de auto in [plaats 2] en arriveert om 02:42 uur weer bij de woning van [Medeverdachte H.P.] . [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] spreken onderweg af dat zij morgen naar België gaan. [28]
[medeverdachte A.G.] wordt afgezet in [plaats 29] , waarna [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] terugrijden naar de woning van [Medeverdachte H.P.] . Om 04:25 uur stappen [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] weer in de auto. [verdachte] zegt dan: "Ik heb op internet gelezen dat als je een explosief met een telefoon af wil laten gaan, dan moet dat met de trilfunctie". [29]
Op 2 april 2019 om 13:51 uur rijden [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] in dezelfde auto van [plaats 2] naar [plaats 1] . Van 14:09 tot 15:50 uur staat de auto aan het [adres 3] . Daarna vertrekken [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] weer. In de auto gaat het gesprek over “een hele rit voor de boeg hebben” en “een rijdende tijdbom”. Er volgt een gesprek tussen [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] over trekkoord-ontstekers, 9-voltsbatterijen en lampjes van 3 volt. Rond 16:05 uur stopt de auto bij [restaurant 2] in [plaats 13] . [30]
Het hof merkt op dat bovengenoemde ovc-gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
[Medeverdachte J.J.] stapt bij [medeverdachte A.G.] in een Ford Focus ( [kenteken 2] ). De Ford Focus passeert op 2 april 2019 om 19:15 uur de Belgische grens bij [plaats 15] . Deze Ford Focus is vervolgens twee keer vastgelegd in [plaats 12] . Om 22:29 uur rijdt de Ford Focus Nederland weer in. [31]
Uit de telecomgegevens is gebleken dat het IMEI nummer [IMEI-nummer 3] naar België afreist op 2 april 2019. Uit onderzoek is gebleken dat het IMEI nummer toebehoort aan een zogenaamd PGP toestel in gebruik bij [Medeverdachte J.J.] . Op 2 april 2019 omstreeks 15:44 uur verlaat het toestel [plaats 1] en het is op 3 april 2019 omstreeks 02:24:12 uur weer terug. [32]
[betrokkene 4] verklaart dat [betrokkene 3] (in haar woning zijn de wapens aangetroffen) zijn vriendin is. Hij heeft de wapens en explosieven ontvangen en vervolgens in de woning van zijn vriendin bewaard. De Adidas-schoenendoos met inhoud is in [plaats 16] geleverd en heeft hij daarna naar [plaats 11] gebracht. [33]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte betrokken is geweest bij het in Nederland organiseren van explosieven, slagpijpjes, ontstekers en gsm-toestellen voor die ontstekers, waarna deze zaken vervolgens zijn uitgevoerd naar België.
De raadsman heeft de vrijspraak van dit onderdeel bepleit, omdat [verdachte] slechts een zeer beperkte rol heeft gehad in het geheel en alleen betrokken was bij de handelingen in Nederland.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat [verdachte] er zich bewust van is dat ook hij bezig is om [Medeverdachte H.P.] te voorzien van materialen om ontstekers voor explosieven te maken en dat [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte A.G.] vervolgens met het door [Medeverdachte H.P.] geprepareerde materiaal en de explosieven naar België zullen gaan. Er is naar het oordeel van het hof sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachten bij de uitvoer van explosieven, slagpijpjes, ontstekers en gsm-toestellen voor die ontstekers naar België. Dat verdachte niet aanwezig is geweest bij de feitelijke uitvoer naar België doet daaraan niet af.
De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat een ontstekingsmechanisme voor explosieven niet valt onder categorie II onder 7o van de Wet wapens en munitie.
Het hof overweegt hierover het volgende.
In artikel 3, eerste lid, WWM staat dat de bepalingen betreffende wapens mede van toepassing zijn op hulpstukken die specifiek bestemd zijn voor die wapens, de essentiële onderdelen van vuurwapens en op de onderdelen van wapens die van wezenlijke aard zijn.
De slagpijpjes, gsm-toestellen en ontstekers zijn, blijkens de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, hulpstukken dan wel onderdelen van wezenlijke aard van de explosieven. Hiermee kunnen de explosieven tot ontploffing worden gebracht. Het hof is daarom van oordeel dat de slagpijpjes, gsm-toestellen en ontstekers wel onder categorie II onder 7o WWM vallen.
België: onderdeel [straat 2]
De blauwe Audi A6 Avant, met kenteken [kenteken 3] , op naam van [bedrijf 3] , is door de politie voorzien van een peilbaken. Dit peilbaken is op 21 mei 2019 geactiveerd. [34] Uit de peilbakengegevens blijkt onder meer dat deze auto op 4 juni 2019 in België is geweest. [35]
Op 3 juni 2019 om 14:55 uur komt de Audi A6 aan bij de woning van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] te [plaats 1] . Op de beelden van de daar geplaatste camera’s is te zien dat [verdachte] uit de Audi A6 stapt en naar de woning loopt. Vijf minuten later loopt ook [Medeverdachte L.Z.] van de Audi A6 naar de woning.
Om 15.24 uur lopen [Medeverdachte H.H.] , [verdachte] en [Medeverdachte L.Z.] richting de Audi A6. [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte L.Z.] lopen weer terug. Omstreeks 15:33 uur vertrekt [verdachte] met deze Audi en rijdt via [plaats 17] (de toenmalige verblijfplaats van [Medeverdachte J.J.] ) naar de [adres 5] te [plaats 2] (opslagplaats wapens). Daar staat de Audi A6 tussen 18:12 en 18:19 uur stil.
Om 19:03 uur is de Audi A6 met [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] terug aan het [adres 3] . Om 19:53 uur lopen [Medeverdachte H.H.] en [verdachte] naar de auto. [verdachte] opent de kofferbak. Er ligt een zwarte tas in en iets dat lijkt op een blauw dekzeil. [verdachte] en [Medeverdachte H.H.] tillen dit uit de auto. Zij kijken vervolgens samen een poosje in de kofferbak. [verdachte] heeft daarna handschoenen aan. Hij pakt de zwarte tas, legt deze terug in de kofferbak en dekt deze af met het blauwe zeil. [Medeverdachte H.H.] loopt intussen al bellend naar de woning.
Om 20:00 uur herhaalt zich het proces. [verdachte] zit in de auto op de bestuurdersstoel. [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] komen aanlopen. [verdachte] stapt uit, opent de kofferbak en haalt het dekzeil en de zwarte tas eruit. [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] kijken mee. [verdachte] pakt daarna de spullen weer in. De zwarte tas gaat de kofferbak in, daarna het blauwe dekzeil, de handschoenen gaan uit en de kofferbak gaat dicht.
Om 20:05 uur vertrekken [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] in de auto. Ze maken een stop van 6 minuten aan de [adres 5] in [plaats 2] en rijden dan naar [plaats 2] . Om 21:40 uur zijn zij bij [Medeverdachte H.P.] thuis aan de [adres 4] in [plaats 2] . Als zij vertrekken staat [Medeverdachte H.P.] in de deuropening van zijn werkplaats. Vervolgens rijden [verdachte] en [Medeverdachte J.J.] rechtstreeks naar [plaats 12] waar zij op 4 juni 2019 om 01:00 uur aankomen. [36] Op 4 juni 2019 om 07:59 uur belt [Medeverdachte J.J.] met [Medeverdachte G.S.] dat ze daar moeten blijven. [37]
Op 4 juni 2019 tussen 16:27 uur en 19:29 uur staat de Audi A6 stil aan de [straat 2] te [plaats 12] . [38]
De Belgische politie heeft camera’s geplaatst in het appartementencomplex van [adres 6] en heeft afluisterapparatuur geplaatst in het appartement [adres 6] . De Belgische politie heeft vastgelegd wat zij heeft waargenomen. Dit is het volgende.
Op 4 juni 2019 om 16:53 uur worden [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] in het appartement aan de [adres 6] te [plaats 12] ontvangen door [betrokkene 5] . Tussen 17:17 uur en 18:01 uur is er ook een onbekende, licht getinte man binnen. Tussen 18:35 uur en 19:16 uur is [naam 1] ook daar. [39]
[Medeverdachte J.J.] en [verdachte] hebben in het appartement een gesprek met [betrokkene 5] . Het afgeluisterde gesprek heeft de volgende strekking:
Zij bespreken dat iets aan en uit gaat, dat een knopje groen blijft, dat iets erin gedrukt wordt, dat het papier eraf gaat, en dat balletjes geknipt worden en in een handschoen gaan. De folie moet daar weer op, anders krijg je die rommel niet meer uit je kleren. Het heeft een sterke lucht. Besproken wordt dat een ontsteker op de computer wordt aangesloten om de tijd in te stellen. [betrokkene 5] vraagt om dit te testen op 3 minuten. [Medeverdachte J.J.] antwoordt dat het lampje gelijk gaat branden als ze hem aanzetten. Volgens [Medeverdachte J.J.] branden deze op hetzelfde moment één keer.
(…) [verdachte] zegt dat je eigenlijk knopjes moet hebben, waar je draadjes aan kunt solderen. Volgens [Medeverdachte J.J.] kun je de plaatjes extern installeren op hoeveel tijd je wilt. Op de site staat dat ze dat tussen één en drie minuten doen. Volgens [Medeverdachte J.J.] heeft hij gezegd: als jij een jongen hebt die het nog nooit heeft gedaan ... 3 minuten ... of een beetje traag is ..... dan gaat hij zelf ook de lucht in. Volgens [verdachte] moet het sowieso niet langer dan 5 minuten. Volgens [Medeverdachte J.J.] heb je dan kans dat één van de batterijen leeg is, en er staat advies op die legersite van 1 of 3 minuten. Het leger doet alles op één minuut. Volgens [Medeverdachte J.J.] moet de simkaart erin, en is er sprake van een netwerk. Er zijn drie wachtwoorden. Eén wachtwoord activeert, het andere wachtwoord stuurt de GPS-locatie en de derde zet het de lucht in. [Medeverdachte J.J.] zegt: je verkoopt zo’n ding, stelt hem in op 30 seconden, met het idee dat zij hem gaan plaatsen, en tijdens het plaatsen gaan ze de lucht in. [betrokkene 5] en [Medeverdachte J.J.] moeten lachen. [betrokkene 5] en [verdachte] zeggen beiden: BOEM. [Medeverdachte J.J.] spreekt af dat de ander ervoor zorgt dat de handschoenen weg worden gegooid. [40]
Het hof merkt op dat bovengenoemde ovc-gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Om 19.27 uur verlaten [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] het appartement aan de [straat 2] . Zij komen aan bij de woning van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] te [plaats 1] omstreeks 23.38 uur. Op 5 juni 2019 omstreeks 00.25 uur rijdt de Audi A6 via [plaats 2] naar [plaats 17] . [41]
[Medeverdachte H.P.] verklaart dat hij een kastje heeft gemaakt met een batterij, printplaatjes en een relais. Het was de bedoeling dat dit kastje zou werken als vertrager om een slagpijpje tot ontploffing te brengen. Hij heeft er een stuk of drie gemaakt. Bij het aanzetten loopt een timer af die was ingesteld op 1 minuut. [42] Geconfronteerd met het afgeluisterde gesprek tussen [Medeverdachte J.J.] , [verdachte] en [betrokkene 5] in de [adres 6] te [plaats 12] verklaart [Medeverdachte H.P.] dat de uitspraak over aansluiten op de computer betrekking heeft op de kastjes die hij heeft gemaakt, en dat de genoemde drie minuten hiermee overeenkomen. Over het ‘lampje dat gelijk gaat branden’, verklaart [Medeverdachte H.P.] dat het ledje direct gaat branden wanneer je de schakelaar omzet. De uitspraken over ‘plaatjes die extern geïnstalleerd worden op de gewenste tijd’, over een simkaart en een netwerk, en over drie wachtwoorden, hebben volgens [Medeverdachte H.P.] betrekking op de apparaatjes waar hij eerder mee bezig was. [43]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn medeverdachten om explosieven met ontstekers en bijbehorende tijdschakelaars in Nederland te organiseren en uit te voeren naar België.
Immers, voorafgaand aan de reis naar [plaats 12] wordt de Audi A6 twee keer opnieuw ingepakt, waarbij [verdachte] , onder toeziend oog van [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] , handschoenen draagt. Het achterlaten van vingerafdrukken of DNA moet kennelijk voorkomen worden, hetgeen duidt op wetenschap van illegale activiteiten. Vervolgens wordt zowel de loods aan de [adres 5] als de woning van [Medeverdachte H.P.] – de maker van de ontstekers- bezocht, voordat naar België wordt gereden.
In het appartement aan de [straat 2] spreken [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] met [betrokkene 5] evident over de werking van een explosief en van een ontsteker met bijbehorende TPU (tijdschakelaar). Uit hun gesprek is af te leiden dat deze voorwerpen op dat moment voor hen liggen. Aan het begin en einde van het gesprek blijkt dat zij handschoenen dragen en dat die adequaat moeten worden weggegooid. Ook dat duidt op het voorkomen van het achterlaten van sporen van betrokkenheid hierbij.
De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat niet vast te stellen is dat het voorwerpen betreft die onder categorie II onder 7o WWM vallen, nu deze voorwerpen niet door een deskundige zijn onderzocht.
Het hof overweegt hierover het volgende.
In artikel 2, eerste lid, WWM is bepaald dat in de categorie II onder 7o WWM vallen: voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, met uitzondering van explosieven voor civiel gebruik indien met betrekking tot deze explosieven erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik.
Uit de voorgaande bewijsmiddelen blijkt dat het in casu gaat om explosieven met een daarbij behorend ontstekingsmechanisme. Het betreft voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing. Er wordt gesproken over het tot ontploffing brengen ervan met behulp van een ontstekingsmechanisme met een tijdschakelaar. Dergelijke explosieven zijn geen explosieven voor civiel gebruik waarvoor een erkenning is verleend en kunnen derhalve worden bestempeld als wapens van de categorie II onder 7o WWM.
Conclusie feit 2- internationale wapenhandel
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven, is het hof van oordeel dat het door verdachte medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde zonder erkenning uitvoeren van wapens van de categorie II wettig en overtuigend bewezen is.
Feiten 3, 4 en 5 – handel, overdragen en voorhanden hebben van wapens in Nederland
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof het volgende af.
Onderdeel [betrokkene 7]
Uit de peilbakengegevens en de ovc-gesprekken met betrekking tot de Audi A4 [kenteken 1] blijkt het volgende.
[Medeverdachte J.J.] , [Medeverdachte L.Z.] en [verdachte] rijden op 16 maart 2019 rond 16.00 uur in de Audi A4 ( [kenteken 1] ) naar de woning van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] in [plaats 1] . Omstreeks 23.32 uur vertrekt de Audi weer richting [plaats 2] en stopt daar rond 00.20 uur. Omstreeks 00.32 uur zegt [Medeverdachte J.J.] dat de telefoons op vliegtuigstand moeten. [Medeverdachte J.J.] zegt: “Het is grappig…we knallen gewoon de 4 kogels hier af en dan rijden we weg.” De Audi is dan aan de [adres 5] te [plaats 2] . [Medeverdachte J.J.] stapt uit. [verdachte] zegt: “hij zegt ook nog heel mooi…weet je wat grappig is … we schieten gewoon daar achter”. [Medeverdachte J.J.] stapt weer in de auto. [44]
Omstreeks 00.41 uur zegt [Medeverdachte J.J.] dat hij wil schieten. [Medeverdachte L.Z.] zegt: “Breng hem gewoon in, hij komt er wel achter, joh. Hij krijgt al een vet koopje he, met zijn -600 van mij.”
[Medeverdachte L.Z.] vraagt of dat ding echt zo goedkoop is. [Medeverdachte J.J.] zegt dat hij er 300 of 400 voor heeft betaald. De Audi vertrekt tijdens dit gesprek.
De Audi stopt en [Medeverdachte J.J.] stapt uit. [verdachte] zegt: “Ik dacht dat het een pistool was.” [Medeverdachte L.Z.] reageert: “Nee, joh … dit is zo’n … ding ja.” De Audi rijdt verder en staat weer stil. [verdachte] zegt: “Ik heb gewoon pistoolkogels, ja”. [Medeverdachte L.Z.] zegt dat die hier ook in gaan. [verdachte] bevestigt desgevraagd dat het 9-mm’s zijn. [Medeverdachte J.J.] stapt weer in en [Medeverdachte L.Z.] vraagt hem: “Deze gun is voor 9 mm, toch?” [Medeverdachte J.J.] vraagt waar de kogels zijn. [verdachte] zegt dat hij ze in de handschoen heeft gedaan. Hij heeft er veertien meegenomen. [Medeverdachte L.Z.] zegt: “hij moest 24 … hij moest 20 hebben. Dat zei [Medeverdachte H.H.] ”. [45]
De Audi stopt om 01.03 uur aan de [adres 7] te [plaats 18] . [Medeverdachte J.J.] zegt: “Waar ik stop, stap gelijk allebei eruit … trek hem naar achteren en schiet gewoon de lucht in. (…) Maar ga maar naast op die gras staan.” [verdachte] zegt: “Ja, zodat die hulzen in die gras blijft zitten.” [Medeverdachte L.Z.] vraagt: “Je kan hier gewoon twee keer achter elkaar schieten?” [Medeverdachte J.J.] zegt: “Schiet maar twee keer”. [verdachte] vraagt: “moet nog wel gevuld worden toch?”
Op instructie van [Medeverdachte J.J.] wordt dan geschoten. Er zijn twee knallen kort na elkaar te horen. [Medeverdachte J.J.] zegt: “snel snel snel!”. Er zijn weer twee knallen te horen. Daarna rijden zij weg. [46]
Om 01.07 uur rijdt de Audi door de [straat 3] in [plaats 2] . [47] [Medeverdachte L.Z.] zegt: “Volgens mij was het nummer 23”. [verdachte] vraagt: “Moet hij de rest van de kogels hebben?” [Medeverdachte J.J.] bevestigt dat. [48] Om 01.16 uur stopt de Audi A4 op 50 meter afstand van de woning [adres 8] . [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte L.Z.] stappen uit. Om 01.50 uur zijn [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte L.Z.] terug in de Audi. [Medeverdachte L.Z.] duidt [Medeverdachte J.J.] aan als “the boss”. [49]
Het hof merkt op dat bovengenoemde ovc-gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Op 20 maart 2019 treedt de politie de woning aan de [adres 8] te [plaats 2] binnen om de bewoner [betrokkene 7] aan te houden voor verboden wapenbezit. Bij de doorzoeking van de woning wordt een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met magazijn aangetroffen. Dit is een vuurwapen van de categorie III. [50]
De politie heeft bij de [adres 7] in [plaats 18] , waar de Audi A4 op 17 maart 2019 om 01:03 uur is gestopt, gezocht en heeft daar drie hulzen gevonden. [51] Volgens onderzoek door het NFI is het extreem veel waarschijnlijker dat deze hulzen met het bij [betrokkene 7] aangetroffen kogelgeweer zijn verschoten dan dat deze zijn verschoten met een ander vuurwapen van dit kaliber met dezelfde systeemkenmerken. [52]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachten om een wapen te verkopen en af te leveren aan [betrokkene 7] in de periode van 16 tot en met 17 maart 2019.
Onderdeel [plaats 2]
- aantreffen explosief met ontstekerOp 1 juni 2019 omstreeks 00.35 uur wordt op de [straat 4] te [plaats 2] een Ford Fiësta ( [kenteken 4] ) gecontroleerd. Bestuurder en kentekenhouder is [betrokkene 8] . Bij onderzoek wordt in het dashboardkastje een zakje aangetroffen, inhoudend een telefoon (Samsung Galaxy S4, IMEI [IMEI-nummer 4] ), een 9-volt batterij en een rood/zwarte elektriciteitsdraad met aan één uiteinde een grijs metalen stokje. Dit is volgens het Team Explosieven Verkenning een ontstekingsmiddel voor explosieven. Op de achterbank ligt een [supermarkt 2] -tas met vier blokken kneedbare springstof van ongeveer 300 gram. [53]
Volgens onderzoek van het NFI zou de telefoon uitsluitend via de jackplug op de schakeling kunnen worden aangesloten. Nu echter de jackplug niet is aangesloten op de rest van de schakeling, kan de telefoon de schakeling niet beïnvloeden. De telefoon kan op deze manier geen rol spelen in de eventuele werking van de schakeling. De aluminium cilinder vertoont overeenkomsten met een slagpijpje, maar functioneert niet als zodanig. De elektronica is niet bruikbaar vanwege een niet-elektrisch verbonden punt A. Punt A is oorspronkelijk verbonden geweest, maar mogelijk losgeraakt. Indien dit klopt, zou dit direct leiden tot ontploffing bij aansluiting van de 9-volt batterij. De cilinder is hoe dan ook niet geschikt om de springstof tot ontploffing te brengen. De schakeling, die zich aan de cilinder bevond, functioneert door een niet elektrisch verbonden punt evenmin. Zou dit punt alsnog elektrisch worden verbonden, dan zal een deugdelijk slagpijpje direct afgaan zodra een 9-volt batterij wordt aangesloten op de schakeling. De circa 0,3 kilogram kneedbare springstof is van het type Austrogel G1. Deze springstof is niet heel gevoelig en heeft een slagpijpje nodig om het tot ontploffing te brengen. [54]
Er zijn DNA-sporen aangetroffen op het slagpijpje, de stekkertjes en delen van het snoer. Het NFI heeft deze DNA-sporen onderzocht en een match gevonden met het DNA-profiel van [Medeverdachte J.J.] . [55] Op de buitenzijde van de pakketjes springstof zijn DNA-sporen aangetroffen. Het NFI heeft deze DNA-sporen onderzocht en een match gevonden met het DNA-profiel van [Medeverdachte H.P.] . [56] Voorts zijn DNA-nevenkenmerken aangetroffen van minimaal drie personen, waaronder [Medeverdachte L.Z.] en minimaal twee onbekenden. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA zou bevatten van [Medeverdachte L.Z.] en een willekeurige onbekende, dan wanneer de bemonstering DNA zou bevatten van twee willekeurige onbekenden. [57] Op de binnenzijden van de doorzichtige folies vindt het NFI een DNA-profiel van minimaal één man, dat afkomstig kan zijn van [Medeverdachte L.Z.] . Op de hengsels van de [supermarkt 2] -tas wordt een DNA-match gevonden met [Medeverdachte L.Z.] . [58]
Op de binnen- en buitenkant van de [supermarkt 2] -tas zijn 14 dactyloscopische sporen vastgelegd. Sporen #D07, #D09, #D11 en #D12 zijn geïndividualiseerd op [verdachte] . [59] Spoor #D05 op de buitenzijde van de tas is mogelijk afkomstig van [betrokkene 9] . [60]
Uit historische verkeersgegevens van de IMEI van de Samsung Galaxy S4 telefoon blijkt dat het telefoonnummer van [Medeverdachte G.S.] ( [telefoonnummer 2] ), de vriendin van [Medeverdachte J.J.] , van 21 april tot en met 19 mei 2019 in dit toestel zat. [61] Ook blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer 3] op 31 mei 2019 om 00.09 uur contact maakt met het toestel. De telefoon straalt dan een mast aan in [plaats 2] nabij de woning van [Medeverdachte H.P.] . Uit camerabeelden blijkt dat [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] dan bij [Medeverdachte H.P.] zijn. Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , in gebruik bij [Medeverdachte J.J.] , komt dan qua locatie overeen met de locatie van nummer [telefoonnummer 3] . [62]
- tijdlijnTussen 30 mei 2019 en 1 juni 2019 zijn de bewegingen van de verdachten beschreven aan de hand van peilbakens, tapgesprekken, camerabeelden en historische verkeersgegevens. [63]
Op 30 mei 2019 om 21.57 uur belt [Medeverdachte J.J.] met [Medeverdachte H.P.] . [Medeverdachte H.P.] zegt dat hij de ontstekers aan de gang heeft, alleen dat tijddingetje nog niet dus het wordt sowieso niet vanavond. [Medeverdachte J.J.] zegt: “ohoo, nee, we moeten vanavond doen, moeten die kant op. Ik kom zo bij jou en dan verzinnen we wel snel wat anders…” [Medeverdachte H.P.] vindt het best. [64] De telefoon van [Medeverdachte J.J.] blijft die nacht in de omgeving van [plaats 2] . [65]
Op 31 mei 2019 om 11.07 uur belt [Medeverdachte J.J.] weer met [Medeverdachte H.P.] . In dat gesprek vraagt [Medeverdachte H.P.] om een lijstje te maken van benodigde elektrische onderdelen om “vijf van die tijd dingen of ietsjes meer van die dingen” te maken. [Medeverdachte J.J.] zegt “richting stad ophalen gelijk.” [Medeverdachte H.P.] zegt dat hij het zal doorsturen. [66]
Die dag omstreeks 12.00 uur arriveren [Medeverdachte J.J.] , [verdachte] en [Medeverdachte L.Z.] in de Audi A6 ( [kenteken 3] ) bij de woning van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] . Vijf minuten later rijden [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] weer weg. De auto rijdt naar het centrum van [plaats 2] . De telefoon van [Medeverdachte J.J.] blijft in [plaats 2] , terwijl de auto doorreist. De auto, vermoedelijk enkel bestuurd door [verdachte] , is van 13.35 tot 13.45 in [plaats 2] . [67] De auto rijdt terug via de [adres 5] te [plaats 2] en is om 15.04 uur terug bij de woning van [Medeverdachte H.H.] . [Medeverdachte H.H.] loopt meerdere keren op en neer naar de oprit. [68]
Om 15.39 uur belt [Medeverdachte J.J.] met [verdachte] . [verdachte] zegt dat hij met spoed naar die winkel moet om stekkers te kopen voor [Medeverdachte H.P.] . [Medeverdachte J.J.] zegt dat hij dat weet en vraagt [verdachte] naar de loods te rijden en hem op de parkeerplek te ontmoeten. [69]
De auto is tussen 16.31 en 16.35 uur weer aan de [adres 5] . Daarna rijdt de auto via het centrum van [plaats 2] naar [plaats 2] . Om 17.46 uur komen [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] bij de woning van [Medeverdachte H.P.] aan. Ze gaan de schuur bij die woning binnen. [70]
Om 18.06 uur belt [Medeverdachte J.J.] met [Medeverdachte G.S.] over een telefoon van type SMG531F die een trilfunctie heeft. [71] Omstreeks 18.30 uur vertrekken [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] weer, terwijl [Medeverdachte H.P.] in de deuropening van zijn schuur staat. [72]
Omstreeks 19.04 uur komt de auto aan bij de woning van [Medeverdachte H.H.] . [Medeverdachte H.H.] loopt direct naar de auto toe. Daarna lopen [verdachte] en [Medeverdachte H.H.] gezamenlijk naar de woning. [Medeverdachte H.H.] heeft een gele plastic tas in handen.
Om 19.47 uur vertrekken [Medeverdachte J.J.] , [verdachte] en [Medeverdachte L.Z.] in de auto. Omstreeks 20.16 uur komen zij bij [Medeverdachte H.P.] aan. Om 20.52 uur belt [Medeverdachte G.S.] met [Medeverdachte J.J.] om te vragen hoe laat hij thuis is. [Medeverdachte J.J.] zegt dat hij [Medeverdachte L.Z.] over een kwartier afzet; daarna moet hij naar [plaats 19] . Op de terugweg uit [plaats 19] moet hij nog langs [plaats 20] . [73]
Om 21.01 uur vertrekt de auto vanaf de woning van [Medeverdachte H.P.] . Om 21.08 uur stopt de auto bij de verblijfplaats van [Medeverdachte G.S.] . [Medeverdachte L.Z.] is hier afgezet. [74]
Om 22.23 uur belt [Medeverdachte G.S.] met [Medeverdachte J.J.] . [Medeverdachte J.J.] en [verdachte] zitten samen in de auto en rijden richting [plaats 2] . Rond 23.15 uur gaan zij op de terugreis. [verdachte] wordt op 1 juni 2019 rond 00.13 uur afgezet bij zijn vriendin in [plaats 20] . De auto arriveert op 1 juni 2019 om 00.36 uur bij de woning van [Medeverdachte H.H.] . [Medeverdachte J.J.] loopt naar de woning en komt twintig minuten later met [Medeverdachte H.H.] naar buiten. [75]
- [betrokkene 9]De bestuurder van de Ford Fiësta, [betrokkene 8] , heeft verklaard dat hij bij iemand in [plaats 2] was geweest. [76] Uit gegevens van één van zijn telefoons blijkt dat slechts één van zijn contacten een relatie heeft met [plaats 2] , te weten [telefoonnummer 5] op naam van [naam 2] , [adres 9] te [plaats 2] . Op dit adres staat ingeschreven: [betrokkene 9] . [betrokkene 8] heeft contact gehad met zijn nummer op 16 mei, 31 mei en 1 juni 2019. [77]
De connectie tussen [betrokkene 9] uit [plaats 2] en [Medeverdachte H.H.] is [betrokkene 10] . [78] Op 20 januari 2019 is [betrokkene 10] gebeld door [betrokkene 9] (gebruik makend van [telefoonnummer 5] ). [79]
Op 17 mei 2019 omstreeks 16.54 uur zijn [verdachte] , [betrokkene 10] , [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte L.Z.] bij de woning van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] . Om 17.28 uur komen twee mannen aan in een auto op naam van S. [betrokkene 11] . De twee mannen zijn zeer vermoedelijk [betrokkene 11] en [betrokkene 9] . Om 17.45 uur komt [betrokkene 10] met [betrokkene 9] naar buiten, gevolgd door [Medeverdachte H.H.] . [80]
Op 20 mei 2019 komt [betrokkene 10] aan op het [adres 3] om 17.37 uur. Omstreeks 18.39 uur arriveert ook de auto op naam van S. [betrokkene 11] . De twee inzittenden zijn zeer vermoedelijk [betrokkene 11] en [betrokkene 9] . Omstreeks 19.20 uur vertrekken eerst de beide mannen; vervolgens vertrekt [betrokkene 10] ook. [81]
Op 31 mei 2019 om 18.22 uur belt [betrokkene 9] met [betrokkene 10] . [betrokkene 9] zegt dat hij er helemaal klaar mee is, dat de afspraak elke keer wordt verzet en dat hij het geld nooit van tevoren had moeten geven. Hij vraagt [betrokkene 10] om uit te zoeken wat er gaande is, want hij is via [betrokkene 10] bij hen gekomen. [82] Die dag om 18.33 uur belt [betrokkene 10] met [Medeverdachte J.J.] . [betrokkene 10] vraagt of [Medeverdachte J.J.] om 7 uur kan gaan rijden naar diegene. Diegene wordt ook aldoor gek gebeld door die mensen. [83]
Op 1 juni 2019 om 17.07 uur belt [betrokkene 9] met [betrokkene 10] . [betrokkene 9] klaagt dat zij pas om elf uur zijn gekomen, terwijl zij de hele dag de tijd hadden. Hij had al een slecht voorgevoel. Hij heeft de tas bekeken en aangeraakt. Toen is de ander weggegaan en gelijk boem. [84]
Op 1 juni 2019 om 23.25 uur belt [betrokkene 9] ook met [Medeverdachte J.J.] . [betrokkene 9] zegt dat het fucking shit is, want één zit binnen. [betrokkene 9] zegt ook dat hij die zak heeft aangeraakt. [85]
Op 3 juni 2019 om 19.45 uur belt [Medeverdachte H.H.] met [betrokkene 9] . [Medeverdachte H.H.] vraagt hoe het gaat. Hij wist van niets en heeft het net gehoord. [betrokkene 9] stelt dat [Medeverdachte H.H.] moet komen, maar [Medeverdachte H.H.] zegt dat hij op de telex staat en thuis moet blijven. Als [betrokkene 9] hem wil zien, moet [betrokkene 9] maar naar [Medeverdachte H.H.] komen. [betrokkene 9] zegt dat dat het nadeel is als je je om kwart voor elf of elf uur gaat bewegen. Dat kan eigenlijk niet. [Medeverdachte H.H.] zegt dat van tevoren gezegd moet worden dat je niet op dat soort tijden wilt afspreken, want ‘wij rijden 24 uur per dag’. [86]
Het hof merkt op dat bovengenoemde gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
- verklaringen verdachte en medeverdachten[verdachte] verklaart dat hij het tasje met explosieven naar [plaats 2] heeft gereden. Het tasje is overgedragen bij [restaurant 2] in [plaats 2] . Hij wist dat dit niet ging werken met die ontsteker, omdat de maker, [Medeverdachte H.P.] , hem dat voor de overdracht had verteld. [87]
[Medeverdachte L.Z.] verklaart dat de in [plaats 2] aangetroffen telefoon van hem is en dat “we de kopjes van de draadjes hebben gehaald.” [Medeverdachte L.Z.] verklaart dat hij de in [plaats 2] aangetroffen explosieven in handen heeft gehad. De tas lag in de woning van [Medeverdachte H.H.] . [Medeverdachte H.P.] werkte in opdracht van [Medeverdachte H.H.] . [88]
[Medeverdachte H.P.] heeft verklaard dat hij [Medeverdachte H.H.] al jaren kent en dat [Medeverdachte H.H.] loopjongens had die alles voor hem deden. Het initiatief om voor het eerst naar een wapen te kijken kwam van [Medeverdachte H.H.] . [89] [Medeverdachte H.P.] verklaart dat hij meestal naar [plaats 1] ging nadat [Medeverdachte H.H.] hem appte. Dan vroeg [Medeverdachte H.H.] hem ergens naar te kijken. Ook later bepaalde [Medeverdachte H.H.] via welke app zij contact hadden. [Medeverdachte J.J.] kwam bij [Medeverdachte H.P.] (illegale) spullen brengen, omdat [Medeverdachte H.H.] niet zo mobiel was. [90] Later appte ook [Medeverdachte J.J.] met [Medeverdachte H.P.] . [91] [Medeverdachte H.H.] heeft [Medeverdachte H.P.] gevraagd een afstandsbediening te maken. [92] [Medeverdachte H.H.] had die nodig; het ging om explosieven. [Medeverdachte H.P.] vond het niet prettig dat in die nacht vier mannen aan zijn deur kwamen; hij belde [Medeverdachte H.H.] om te zeggen dat hij niet meer zoveel mensen op de stoep wilde hebben. [93] Uit het dossier volgt dat deze verklaring van [Medeverdachte H.P.] ziet op de nacht van 1 april 2019, toen [Medeverdachte J.J.] , [medeverdachte A.G.] , [verdachte] en [Medeverdachte L.Z.] bij hem thuis kwamen met drie telefoons. [94] [Medeverdachte H.P.] verklaart dat hij de explosieven, aangetroffen in [plaats 2] , heeft gezien. [Medeverdachte J.J.] liet hem die zien. Hij heeft in de tas met explosieven gekeken en aan de buitenkant geknepen. [verdachte] was er ook bij. “Ze zeiden dat dit boem deed.” [95] [Medeverdachte H.P.] is bezig geweest met de aangetroffen telefoon met draadjes en cilinder. De schakeling werkte niet en dat heeft hij hen ook verteld. [96]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [Medeverdachte J.J.] , [verdachte] , [Medeverdachte L.Z.] , [Medeverdachte H.P.] en [Medeverdachte H.H.] nauw en bewust hebben samengewerkt om een ontsteker met explosieven te organiseren, te verhandelen en over te dragen in [plaats 2] in de periode van 16 mei 2019 tot en met 1 juni 2019. Het is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] medepleger is van deze feiten.
“in de uitoefening van een bedrijf” (feit 3)
Artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (WWM) (het artikel waarop het onder 3 tenlastegelegde is toegespitst) luidt, voor zover in deze zaak van belang:
“Het is verboden zonder erkenning een wapen of munitie [...] in de uitoefening van een bedrijf uit te wisselen, te verhuren, of anderszins ter beschikking te stellen, te herstellen, te beproeven of te verhandelen.”
Uit Hoge Raad 27 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1693) blijkt dat ook natuurlijke personen van wie de activiteiten (mede) bestaan uit professionele en/of commerciële wapenhandel, binnen de reikwijdte van het verbod van artikel 9, eerste lid, WWM vallen.
De hierboven weergegeven handelingen van verdachte en zijn medeverdachten (onderdelen [betrokkene 7] en [plaats 2] ) getuigen van het zonder erkenning gezamenlijk commercieel handelen in wapens. Het door [Medeverdachte H.H.] gezegde: “wij rijden 24 uur per dag”, illustreert dit ook. Het hof acht derhalve het verhandelen van wapens in de uitoefening van een bedrijf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, WWM wettig en overtuigend bewezen.
“een beroep of gewoonte maken” (feiten 3 en 4)
Artikel 55, vierde lid, WWM luidt, voor zover in deze zaak van belang:
“Met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaar of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft: hij die handelt in strijd met de artikelen 9, eerste lid, […] of artikel 31, eerste lid, en van het in strijd met de wet vervaardigen, transformeren, uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van wapens of munitie een beroep of een gewoonte maakt.”
Het hof ziet zich hier met betrekking tot feit 3 voor de vraag gesteld hoe het “in de uitoefening van een bedrijf verhandelen van wapens” als omschreven in artikel 9, eerste lid, WWM, zich verhoudt tot de strafverzwarende omstandigheid om van dit bedrijfsmatige strafbare verhandelen “een beroep of gewoonte te maken” als omschreven in artikel 55, vierde lid, WWM. Deze strafverzwarende omstandigheid levert in casu een verdubbeling van het strafmaximum op. De wetgever heeft daarmee een groot verschil gemaakt tussen “verhandelen van wapens in de uitoefening van een bedrijf” (m.b.t. vuurwapens categorie II maximaal 4 jaar gevangenisstraf) en “verhandelen van wapens in de uitoefening van een bedrijf èn hiervan een beroep of gewoonte maken” (maximaal 8 jaar gevangenisstraf).
De wetsgeschiedenis geeft geen invulling aan het begrip “beroep of gewoonte maken” in het kader van artikel 55, vierde lid, WWM.
In het arrest van de Hoge Raad van 3 juli 2007 (ECLI:NL:HR:2007:BA5040) is voor de uitleg van het begrip ‘een beroep maken van’ als bedoeld in artikel 55, vierde lid, WWM aansluiting gezocht bij de Memorie van Toelichting die heeft geleid tot artikel 137c, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hieruit volgt dat het bij ‘beroep’ gaat om “
de wil om eenzelfde feit stelselmatig uit winstbejag of om in het onderhoud te voorzien, te begaan. Daarvoor kan één daad voldoende zijn, mits deze wijst op het vaste voornemen hetzelfde feit nogmaals te begaan met het oog op financieel gewin”.
Op grond van de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte in een periode van circa drie maanden tweemaal als medepleger betrokken was bij bedrijfsmatige wapenhandel zonder vergunning (onderdelen [betrokkene 7] en [plaats 2] ). Het hof is van oordeel dat dit handelen van de verdachte getuigt van stelselmatigheid en een vast voornemen om samen met zijn medeverdachten wapens te blijven verhandelen uit winstbejag.
Het hof is daarom met betrekking tot feit 3 van oordeel dat het handelen van de verdachte gekwalificeerd kan worden als een beroep of gewoonte maken van het bedrijfsmatig verhandelen van wapens als bedoeld in artikel 55, vierde lid, WWM.
Ten aanzien van feit 4 is naar het oordeel van het hof eveneens sprake van het beroep of gewoonte maken van het verhandelen van wapens als bedoeld in artikel 55, vierde lid, WWM.
Conclusie
Het hof is derhalve van oordeel dat het onder 3 en 4 tenlastegelegde, met de strafverzwarende omstandigheid van ‘beroep of gewoonte maken’, wettig en overtuigend bewezen is.
Het onder 5 tenlastegelegde acht het hof wettig en overtuigend bewezen.

Feit 18-730000-21 – verduistering

Onderdeel Verduistering springkussen
Op 23 juli 2019 werd door [benadeelde 1] aangifte gedaan van diefstal/verduistering van een springkussen, gepleegd tussen 19 juli 2019 te 16:00 uur en 22 juli 2019 te 17:30 uur. Aangever verklaarde dat hij eigenaar is van [bedrijf 1] te [plaats 13] en dat tussen genoemde tijdstippen door [verdachte] een springkussen is gehuurd, te weten een stormbaan van het type Krokodil. Voorafgaand aan de verhuur een mailwisseling is geweest met het email adres [e-mailadres 2] . Op 19 juli 2019, omstreeks 16:00 uur, kwam een man bij hem in het bedrijf die zich voorstelde als [verdachte] . [verdachte] heeft het afgesproken bedrag van €195,- contant betaald en heeft hiervoor een factuur ontvangen. Hierna is het springkussen achter in de bus, mogelijk van het merk Mercedes, van [verdachte] geplaatst. Mondeling is afgesproken dat [verdachte] op maandag 22 juli 2019 tussen 09:00 uur en 17:30 uur het springkussen zou terugbrengen. [verdachte] vertelde dat hij het springkussen voor de verjaardag van zijn dochter nodig had.
Op maandag 22 juli 2019, omstreeks 12:27 uur, kreeg hij een mail van [verdachte] waarin stond vermeld dat het door hem gehuurde springkussen uit zijn bus was gestolen en dat hij aangifte zou doen. Hij heeft hierna geen contact meer gekregen met [verdachte] . [97]
Op zaterdag 20 juli 2019, omstreeks 12:00 uur, heeft verbalisant [verbalisant 1] in de voortuin van het [adres 3] te [plaats 1] een opgeblazen springkussen/stormbaan, type Krokodil zien staan. Op zondag 21 juli 2019, omstreeks 19:00 uur, ziet hij dat het springkussen daar in de tuin gebruikt wordt. [98]
Naar aanleiding van de aangifte van [benadeelde 1] gaan de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op dinsdag 23 juli 2019 omstreeks 14:20 uur zijn naar het [adres 3] te [plaats 1] en spreken daar met [verdachte] . [verdachte] verklaart dan tegen hen dat zijn Mercedes Vito voor de boerderij aan het [adres 3] stond en dat het springkussen achter in de Mercedes Vito had gelegen. Het springkussen zou in de nacht van zondag 21 juli 2019 uit de bus gestolen zijn volgens [verdachte] . [99]
[verdachte] verklaart later bij de politie dat hij op 19 juli 2019 het betreffende springkussen bij [benadeelde 1] heeft opgehaald. Hij heeft tegen [benadeelde 1] en de politie gelogen, want hij heeft gezegd dat het springkussen in de nacht van zaterdag op zondag was gestolen, maar het springkussen was helemaal niet gestolen. Het springkussen is niet meer teruggebracht naar [benadeelde 1] . [100]
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het springkussen van [benadeelde 1] heeft verduisterd.
Onderdeel Verduistering jacuzzi
Aangever [aangever 5] heeft namens [bedrijf 2] aangifte gedaan van verduistering van een jacuzzi. Vanaf 4 juli 2019 is aangever in contact met een persoon die zich [verdachte] noemt, wonend [adres 10] te [plaats 2] , telefoonnummer [telefoonnummer 6] , e-mailadres [e-mailadres 2] . Zij komen overeen dat de jacuzzi gehuurd wordt van 8 tot en met 15 juli 2019. De jacuzzi is op 8 juli 2019 afgeleverd op genoemd adres. Vier personen zijn daar aanwezig om de jacuzzi te ontvangen en de huur wordt betaald.
Op 15 juli 2019 om 11.00 uur komen medewerkers van [bedrijf 2] de jacuzzi weer ophalen op het afleveradres, maar die blijkt er niet meer te staan. De buurman deelt mee dat de jacuzzi kort na het afleveren is opgeladen om die naar elders te brengen. Het is aangever niet meer gelukt met de huurder in contact te komen. [101]
Uit de telefoontap blijkt dat [Medeverdachte L.Z.] op 4 juli 2019 contact opneemt met [bedrijf 2] . [Medeverdachte L.Z.] vraagt of de mail in goede orde is ontvangen en bevestigt dat het gaat om de jacuzzi in [plaats 2] . [102] Ook het gesprek na het tijdstip waarop de jacuzzi weer opgehaald zou worden, is gevoerd met [Medeverdachte L.Z.] . [103]
Uit peilbakengegevens blijkt dat de Mercedes Vito ( [kenteken 5] ) op 8 juli 2019 om 17.00 uur in [plaats 2] is en omstreeks 19.00 uur bij de woning van [Medeverdachte H.H.] op het [adres 3] te [plaats 1] arriveert. Uit camerabeelden blijkt dat de auto aan komt rijden met de jacuzzi op een aanhanger. De jacuzzi is uitgeladen. [104]
In de periode juni-augustus 2019 woont [Medeverdachte M.M.] bij [Medeverdachte H.H.] . [105] Op 17 juli 2019 post [Medeverdachte M.M.] op Instagram foto’s waarop hij met [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] te zien is in een jacuzzi.
[Medeverdachte H.H.] heeft de jacuzzi in februari 2020 nog aangeduid als zijn eigendom. De jacuzzi is bij zijn ouders op het erf aangetroffen. [106]
[verdachte] verklaart dat hij erbij was toen de jacuzzi werd gebracht in [plaats 2] en dat hij deze jacuzzi vervolgens naar het [adres 3] in [plaats 1] bij [Medeverdachte H.H.] heeft gebracht. Hij verklaart ook dat hij niet degene was die de jacuzzi heeft gehuurd en geen contact heeft gehad met het verhuurbedrijf. Hij verklaart niet bij de huur van de jacuzzi betrokken te zijn geweest. [107]
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte] degene was die de jacuzzi heeft gehuurd. Het hof zal [verdachte] van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken nu er onvoldoende aanknopingspunten zijn dat [verdachte] als medepleger betrokken is geweest bij de verduistering van de jacuzzi. Weliswaar heeft hij de jacuzzi vervoerd, maar van een strafbare betrokkenheid bij de verduistering van deze jacuzzi bij [verdachte] is het hof niet gebleken.

Feit 1- criminele organisatie

Door de verdediging is bepleit dat verdachte slechts een half jaar heeft deelgenomen aan de criminele organisatie en dat verdachte derhalve partieel van het onder 1 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Artikel 140, eerste lid, Sr luidt:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Onder het bestanddeel "organisatie" moet worden verstaan: "Een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is" (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134).
Het oogmerk van de organisatie ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Voor bewijs van het bestanddeel "oogmerk" zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie, en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Het hof stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. (vgl. HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413).
Het opzet van de verdachte moet zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie. Als uit de bewijsvoering volgt dat de verdachte een aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie bijdragende of ondersteunende handeling heeft verricht, dan ligt daarin zijn wetenschap met betrekking tot dat oogmerk besloten (vlg. HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814).
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
Start criminele organisatie-internationale wapenhandel
Kroatië
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [Medeverdachte J.J.] blijkt dat hij vanaf 5 juni 2018 telefonische contacten heeft met [Medeverdachte H.H.] . Vanaf 10 juni 2018 straalt de telefoon van [Medeverdachte J.J.] naast telefoonmasten in [plaats 2] de telefoonmasten in [plaats 2] aan. [Medeverdachte H.H.] verbleef in de zomer van 2018 aan de [adres 11] te [plaats 2] . [108]
[Medeverdachte M.V.] verklaart bij de politie dat hij in juli 2018 [Medeverdachte J.J.] leerde kennen in [plaats 2] . [109] Uit de historische verkeergegevens van het telefoonnummer van [Medeverdachte J.J.] blijkt dat op 8 juli 2018 het eerste telefonische contact is tussen [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.V.] . [110]
Vanaf 4 september 2018 is er sms-contact tussen [Medeverdachte M.V.] (in Nederland) en [betrokkene 1] (in Kroatië) over levering van wapens. [111] Op 7 september 2018 meldt [betrokkene 1] aan [Medeverdachte M.V.] dat het geregeld is voor € 500,00. [112] Vanaf 15 september 2018 straalt de telefoon van [Medeverdachte M.V.] dagelijks telefoonmasten in [plaats 2] aan. [113]
Uit de verklaring van [Medeverdachte M.V.] en de telefoon van [Medeverdachte M.V.] blijkt dat [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.V.] op 21 september 2018 samen naar Kroatië reizen. [114]
[Medeverdachte M.V.] heeft onderweg sms-contact met [betrokkene 2] ( [betrokkene 2] ) over wapens. [betrokkene 1] heeft hen verwezen naar [betrokkene 2] voor de aankoop van wapens. [Medeverdachte M.V.] en [Medeverdachte J.J.] gaan vervolgens naar [betrokkene 2] in Kroatië. [Medeverdachte J.J.] en [betrokkene 2] spreken elkaar daar over aankopen van wapens en prijzen. [115]
Op 23 september 2018 vraagt [Medeverdachte M.V.] aan [betrokkene 1] of ze elkaar vandaag zien. [betrokkene 1] bevestigt dit. [116]
Op 25, 26 en 27 september 2018 maakt [Medeverdachte M.V.] foto's in [plaats 9] (Kroatië). Deze foto’s zijn later door de politie gezien op zijn telefoon. Op één van de foto’s staat een witte ronde tafel en daarop 28 handgranaten, een groen blok met nummer 8826 en twee leren tasjes. Deze foto is ook op de telefoon van [Medeverdachte H.H.] aangetroffen. [117] Er is ook een foto bij met een witte emmer met handgranaten in granaatkokers. [Medeverdachte M.V.] verklaart dat deze foto's bij [betrokkene 1] in Kroatië zijn gemaakt, dat er 20 tot 25 handgranaten in de emmer zaten en dat [betrokkene 1] granaten op de tafel had gelegd om deze aan [Medeverdachte J.J.] te laten zien. [Medeverdachte J.J.] wilde geweren kopen en [betrokkene 1] had ook nog granaten. [118]
Er stonden nog drie andere foto's op de telefoon van [Medeverdachte M.V.] : foto 8 datum 26-09-2018: [Medeverdachte J.J.] met 2 handgranaten, foto 9 datum 27-09-2018: [Medeverdachte J.J.] met shotgun en foto 10 datum 27-09-2018: [Medeverdachte J.J.] met shotgun. [119] [Medeverdachte M.V.] verklaart dat ook deze foto's bij [betrokkene 1] in [plaats 9] (Kroatië) zijn gemaakt. [120] Deze drie foto's zijn ook via Whatsapp naar [Medeverdachte J.J.] gestuurd. [121]
[Medeverdachte L.Z.] maakt op 28 september 2018 € 1.445,00 over aan [Medeverdachte M.V.] . Op 2 oktober 2018 maakt [Medeverdachte L.Z.] € 665,00 over aan [Medeverdachte M.V.] en € 755,00 aan [Medeverdachte J.J.] . [122] [Medeverdachte L.Z.] verklaart dit in opdracht van [Medeverdachte H.H.] te hebben gedaan. [123]
Uit de historische verkeersgegeven van de telefoons van [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.V.] blijkt dat zij vanaf 6 oktober 2018 gezamenlijk terugreizen naar Nederland en daar op 7 oktober 2018 weer zijn. [124]
Op 8 oktober 2018 zijn in [plaats 2] met het telefoontoestel van [Medeverdachte H.H.] foto’s gemaakt. [125] De foto's van [Medeverdachte M.V.] gemaakt in Kroatië bij [betrokkene 1] zijn daarmee vergeleken. Op de foto's 1 en 6 staat een vrijwel identiek aantal granaten (28 versus 29), een identiek groen blok met opschrift 8826 en dezelfde leren etuis met daarin handgranaten. Op de foto's 4, 5 en 7 staat een identiek vuurwapen. Op de foto's 3 en 8 staat een zelfde handgranaat. [126]
[Medeverdachte M.V.] herkent op de foto's op de telefoon van [Medeverdachte H.H.] de wapens die hij heeft gefotografeerd in Kroatië. Het zijn dezelfde. [127] De politie ziet de volgende overeenkomsten:
- 8 groene, ronde handgranaten, waarvan de leesbare nummers op de veiligheidslepels overeenkomen, namelijk twee keer 8946 en één keer 8830;
- 1 groene, ronde handgranaat met een soort draaidop;
- 3 goud-/koperkleurige handgranaten;
- 1 groen blok met nummer 8826;
- 16 zwarte handgranaten in [plaats 2] versus 17 zwarte handgranaten in Kroatië;
- 2 leren hoesjes. [128]
Een zelfde groen blok met nummer 8826 is op 27 februari 2020 bij de doorzoeking in de loods aan de [adres 5] in [plaats 2] aangetroffen. [129] Dit is een explosief dat 500 gram TNT bevat en valt onder artikel 2, eerste lid, categorie II onder 7 WWM. [130] Over die loods hebben [Medeverdachte L.Z.] en [verdachte] later verklaard dat dit een opslagplaats was voor de wapens. [131]
Op 15 oktober 2018 vertrekt [Medeverdachte M.V.] met [Medeverdachte H.H.] en met [Medeverdachte J.J.] naar Kroatië. [132] Op 16 oktober 2018 heeft [Medeverdachte M.V.] weer contact met [betrokkene 2] . [133] Op 17 oktober 2018 straalt de telefoon van [Medeverdachte M.V.] weer aan in [plaats 2] . [134] Uit de berichten tussen [betrokkene 2] en [Medeverdachte M.V.] blijkt dat de levering kennelijk niet is gelukt [135] en dat [betrokkene 2] geld heeft terugbetaald aan [Medeverdachte L.Z.] (€ 966,65). [136]
Op 18 oktober 2018 heeft [Medeverdachte M.V.] weer contact met [betrokkene 1] . [Medeverdachte M.V.] wil foto's van datgene. Op 19 oktober 2018 sms’t [betrokkene 1] aan [Medeverdachte M.V.] : "
Bij datgene wat ik heb gefotografeerd geeft hij nog 4kg explo... En dat is in totaal 1000€ ... en datgene wordt uitgeschoven en één emmer mun. voor dat grote dat ik heb gefotografeerd is 400€ ... en de foto's van die andere krijg je over een paar dagen... ze hebben mij nog niet gebeld." [137]
Op 26 november 2018 stuurt [Medeverdachte H.H.] een Whatsappbericht aan [Medeverdachte M.V.] , inhoudende dat [Medeverdachte M.V.] nu voor hem werkt. Uit de berichten blijkt dat [Medeverdachte M.V.] en [Medeverdachte J.J.] dan onderweg zijn. [138] Op 2 en 3 december 2018 maakt [Medeverdachte L.Z.] € 56,- en € 216,- over aan [Medeverdachte M.V.] in [plaats 9] . [139] [Medeverdachte L.Z.] verklaart dat hij dit deed in opdracht van [Medeverdachte H.H.] . [Medeverdachte H.H.] beheerde het geld. [140]
Vanaf 19 tot en met 23 december 2018 vraagt [Medeverdachte H.H.] via Whatsapp aan [Medeverdachte M.V.] wanneer hij terugkomt. Volgens [Medeverdachte H.H.] bellen de Belgen elke dag en lijdt hij gezichtsverlies. [141]
[Medeverdachte M.V.] is op 9 januari 2019 weer in [plaats 2] [142] en [Medeverdachte M.V.] gaat op 10 januari 2019 met [Medeverdachte J.J.] en [betrokkene 13] naar België. [143]
Op 1 februari 2019 appt [Medeverdachte H.H.] aan [Medeverdachte M.V.] dat het hem te lang duurt. Op 5 februari 2019 appt [Medeverdachte M.V.] aan [Medeverdachte H.H.] dat hij geen geld heeft om te onderhandelen. [Medeverdachte H.H.] antwoordt dat hij [Medeverdachte M.V.] 180 gram heeft gegeven, dat hij [Medeverdachte M.V.] vertrouwde en dat hij nu niks heeft. Hun laatste contact is op 19 februari 2019. [144]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [Medeverdachte M.V.] , [Medeverdachte J.J.] , [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte L.Z.] hebben samengewerkt om 29 handgranaten, 500 gram TNT en twee automatische vuurwapens in Kroatië aan te kopen en vervolgens in Nederland in te voeren. [Medeverdachte M.V.] heeft [Medeverdachte J.J.] in contact gebracht met de wapenleverancier [betrokkene 1] . [Medeverdachte M.V.] is twee keer met [Medeverdachte J.J.] naar Kroatië gereisd om te bemiddelen bij de aankoop van wapens. [Medeverdachte J.J.] krijgt geld overgemaakt om de verkoper van het wapentuig te kunnen betalen. De tweede keer ging [Medeverdachte H.H.] ook mee. [Medeverdachte H.H.] was de financier van de wapenaankopen en [Medeverdachte L.Z.] zorgde dat het geld in Kroatië kwam.
België
Vervolgens worden de criminele activiteiten uitgebreid en vindt meermalen uitvoer van wapens naar België plaats. Zoals uit de bewijsmiddelen genoemd onder feit 2 blijkt zijn dan naast [Medeverdachte J.J.] , [Medeverdachte H.H.] , [Medeverdachte M.V.] en [Medeverdachte L.Z.] ook [Medeverdachte H.P.] (als wapenspecialist, - maker en -reparateur) en [verdachte] betrokken bij de strafbare feiten.
Nationale wapenhandel en wapenbezit
Uit de hierboven bij de feiten 3, 4, en 5 weergegeven bewijsmiddelen blijkt dat de groep waar verdachte deel van uitmaakt zich ondertussen ook schuldig maakt aan strafbare wapenverkoop en wapenbezit in Nederland. [Medeverdachte M.K.] heeft zich in de loop van 2019 ook bij de groep gevoegd en doet vervolgens mee met de strafbare wapenhandel.
Ook [Medeverdachte M.M.] voegt zich in de zomer van 2019 bij de groep.
Geweldsdelicten
Onderdeel [plaats 23]
Op grond van camerabeelden, peilbakengegevens, tapgesprekken en ovc-opnames, mutatierapport van de politie, verklaring van [Medeverdachte M.M.] en de aangifte van [aangever 2] blijkt het volgende.
Op 30 juli 2019 omstreeks 01.53 uur zijn [Medeverdachte H.H.] , [Medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.W.] en [Medeverdachte M.M.] aanwezig op de oprit van [Medeverdachte H.H.] aan het [adres 3] te [plaats 1] . Om 01.57 uur vertrekken vanaf dat adres de Mercedes Vito met kenteken [kenteken 5] en de Audi A4 met het Servische kenteken [kenteken 9] (in gebruik bij [Medeverdachte M.M.] ). [145]
De Mercedes Vito stopt om 03.50 uur op een parkeerplaats langs de A27 voor [plaats 21] . Uit het in de auto gevoerde afgeluisterde gesprek tussen [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.M.] blijkt dat [Medeverdachte M.M.] niet precies weet wat zijn taak is. Zeven minuten later gaat de Mercedes Vito weer rijden om vervolgens om 04.49 uur te parkeren op een carpoolplaats nabij [plaats 22] . De Audi A4 keert om 06.30 uur terug aan het [adres 3] , waar dan in elk geval [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] uit de auto stappen. [146]
Op 30 juli 2019 om 21.37 uur vertrekken [Medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.W.] en [Medeverdachte M.M.] in de Audi A4 vanaf het [adres 3] . [Medeverdachte H.H.] doet hen uitgeleide. [147]
Om 21.50 uur belt [verdachte] naar [Medeverdachte J.J.] . [verdachte] zegt dat [Medeverdachte M.M.] ‘emo’ moet downloaden en dat hij een half uur voordat ze er zijn [Medeverdachte H.H.] moet bellen. Dan stuurt die het adres. [148]
Op 31 juli 2019 omstreeks 02.30 uur is op de beelden van de observatiecamera te [plaats 22] te zien dat een Audi, gelijkend op de Audi A4, naast de Mercedes Vito parkeert. Een persoon met een signalement, passend bij het signalement van [Medeverdachte M.M.] , loopt naar de zijdeur van de Mercedes Vito en pakt een donkere tas uit het achtergedeelte. De tas wordt overgedragen aan een ander, wiens signalement past bij dat van [medeverdachte J.W.] . De man met het signalement van [Medeverdachte M.M.] , stapt aan de passagierskant in de Mercedes Vito, waarna de Mercedes Vito wegrijdt naar een parkeerplaats in [plaats 23] . Om 03.19 uur is de Mercedes Vito op de [adres 12] te [plaats 23] . [149] Om 03.32 uur stapt [Medeverdachte J.J.] in de Mercedes Vito en vraagt aan een ander waarom diegene zo hard loopt. Om 03.34 uur is de Mercedes Vito geparkeerd op enkele minuten rijden van het woonwagenkamp aan de [adres 12] . [150] Om 5.37 uur staan [Medeverdachte H.H.] en [verdachte] te wachten op de oprit van het [adres 3] . [151] Om 5.41 uur arriveert de Audi A4 met [Medeverdachte J.J.] , [medeverdachte J.W.] en [Medeverdachte M.M.] . Zij spreken nog even met elkaar. [152]
Op 1 augustus 2019 om 01.22 uur vertrekt de Audi A4 vanaf het [adres 3] met drie personen, waaronder [Medeverdachte J.J.] . Om 03.45 uur wordt de Mercedes Vito, die nog steeds geparkeerd staat in [plaats 23] , geopend en zijn fluisterende stemmen te horen, van in elk geval [Medeverdachte J.J.] . Om 04.00 uur wordt de Mercedes Vito gestart en is ook de stem van [medeverdachte J.W.] te horen.
Om 05.46 uur is de Audi A4 met [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.M.] weer retour op het [adres 3] . Om 06.11 uur arriveert daar ook de Mercedes Vito. [153]
Op 1 augustus 2019 om 9.42 uur is melding gedaan van een hele harde knal die nacht omstreeks 04.00 uur aan de [adres 12] te [plaats 23] . Volgens de melder zijn daar drie auto’s beschadigd geraakt. Verbalisanten nemen ter plaatse de schade op. Op diverse plekken worden inslagen gezien, waaronder in de voorzijde van de woning van perceel 85. Van een grijze VW Polo (kenteken [kenteken 6] ) zijn twee banden aan de rechterkant lekgeslagen. Ook zijn inslagen geconstateerd bij een rode Peugeot 108 ( [kenteken 7] ) en een grijze VW Golf ( [kenteken 8] ). [154] Uit de aangifte van [aangever 2] , eigenaar van de rode Peugeot 108, blijkt dat zijn auto op 31 juli 2019 omstreeks 13.00 uur nog in goede staat verkeerde. [155]
Uit ovc-gesprekken van 1 augustus 2019 tussen [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.M.] blijkt onder meer: [Medeverdachte M.M.] : “
zag je mij daar… toen ik gooide … als ik die zwaai maakte en dat gooide … (…) daarna hebben ze iets gevonden … vanochtend … en … ik kwam en maakte een zwaai … ik kon dat niet zo ver genoeg gooien … ik sprong een aantal keer op … op een been … om dat te gooien … en Poef! (…) Ik maakte een zwaai en … Toef! Ik gooide het! (…) Ik kon niet slapen … van die knal en van dat witte … (…) ik pakte de krant … Toen kwam die van ons … ik zag, dat die ene schreef drie mannen … Verdomde Kerel! ... ik zie… staat granaat geschreven … je weet wel? (…) Wat is dat nu? Waar zagen ze drie? Het zou toch niet zo zijn … dat ze iets hebben door gekregen…
[Medeverdachte M.M.] zegt later in hetzelfde gesprek: “
Maar we gingen, broeder … zelfs erg laat in de avond … we gingen met onze auto’s … [156]
In een afgeluisterd gesprek op 3 augustus 2019 tussen [Medeverdachte M.M.] en zijn vriendin vertelt [Medeverdachte M.M.] onder meer dat hij van het rennen helemaal buiten adem was. [Medeverdachte M.M.] zegt: “
Er was ooit iets…ik, [medeverdachte J.J.] (hof: roepnaam van [Medeverdachte J.J.] ), [Medeverdachte J.W.] [[Medeverdachte J.W.] ]
… eerst was er een optie om Pop … eerst zouden [medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte J.W.] op een motor aan komen rijden…toe…en gassen maar! Maar het was niet zo eenvoudig want achter het huis van die man was een enorm bos.” [Medeverdachte M.M.] vertelt dat hij toen heeft gezegd: “
laat mij maar, ik zal het doen!”. [Medeverdachte M.M.] vertelt vervolgens dat [Medeverdachte J.J.] bang was voor camera’s, maar dat kon [Medeverdachte M.M.] niets schelen. “
Ik heb toen gezegd: een muts aan en een helm eroverheen, de kraag helemaal omhoog, handschoenen aan – er is niemand die mij kan herkennen. Er is geen enkel detail die zij aan mij kunnen herkennen. (…) Toen zei ik: we gooien het in het huis, bij die man door het raam… maar hij zegt tegen mij: “we gaan niemand doden, hoor, alleen om ze bang te maken…” hahaha (…) Wat maakt het mij nu uit, zelfs als er iemand in het huis zou zitten, wat dan, het laat me volkomen koud!”. [157]
Het hof merkt op dat bovengenoemde inhoud van de ovc-gesprekken meerdere keren is uitgewerkt en dat de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, maar dat de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Uit het bovenstaande stelt het hof de volgende gang van zaken vast.
De Mercedes Vito is eerst door verschillende personen gezamenlijk naar [plaats 22] gebracht op 30 juli 2019. Op 31 juli 2019 is de Mercedes Vito vervolgens verplaatst en heeft [Medeverdachte H.H.] het adres van het woonwagenkamp aan [Medeverdachte M.M.] en anderen gestuurd. Daarna is de omgeving van het woonwagenkamp verkend en is besproken hoe op 1 augustus 2019 het explosief gegooid zou worden, wie dat zou doen en hoe zij zouden wegkomen. In de nacht van 1 augustus 2019 hebben [Medeverdachte M.M.] , [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] een explosief voorhanden gehad in [plaats 23] en deze daar laten ontploffen.
De inhoud van de gesprekken komt overeen met de situatie ter plaatse in [plaats 23] , te weten het bos naast het woonwagenkamp [158] en komt ook overeen met de werkwijze in de nacht van 1 augustus 2019. Ook benoemt [Medeverdachte M.M.] in de gesprekken nadien een ‘granaat’ en later de dodelijke kracht daarvan. [Medeverdachte J.J.] heeft ook gewaarschuwd hier niet over te spreken.
Uit het bovenstaande leidt het hof af dat in de nacht van 1 augustus 2019 [Medeverdachte M.M.] , [Medeverdachte J.J.] en [medeverdachte J.W.] samen een explosief hebben laten ontploffen bij het woonwagenkamp in [plaats 23] om iemand daar bang te maken, waardoor twee auto’s en een gevel van een woning zijn beschadigd.
Onderdeel mishandeling en bedreiging [aangever 1]
doet op 20 augustus 2018 aangifte bij de politie en verklaart dan dat het volgende is gebeurd:
Hij, [aangever 1] , wonende [adres 13] te [plaats 24] , is op 20 augustus 2018 in zijn woning. Omstreeks 17.15 uur doet hij de deur open en ziet hij de hem bekende [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] voor zijn deur staan. Hij krijgt van beide mannen direct vuistslagen op zijn hoofd en schoppen tegen het been. [Medeverdachte H.H.] loopt daarna naar de auto en komt daarna teruglopen met een vuurwapen in zijn hand. Tijdens het lopen laadt [Medeverdachte H.H.] het wapen door en roept meerdere keren: “ik maak je dood”. Daarna richt [Medeverdachte H.H.] het vuurwapen op [aangever 1] buik en zegt weer: “ik maak je dood”. [Medeverdachte H.H.] zegt ook nog dat [aangever 1] iets met die pas moet regelen. Daarmee doelt [Medeverdachte H.H.] op de tankpas die hij aan [aangever 1] te leen heeft gegeven. [159]
Een dag later legt [aangever 1] een gedetailleerdere verklaring af. [aangever 1] zegt dat hij meteen bij het naar buiten stappen klappen kreeg van [Medeverdachte H.H.] , namelijk twee vuistslagen in het gezicht. [Medeverdachte J.J.] sloeg hem drie of vier keer met de vuist in het gezicht. Dit doet [aangever 1] pijn en boven het linker oog heeft hij een bult. De verbalisant ziet deze bult ook. [Medeverdachte J.J.] trapte vervolgens tegen het linker scheenbeen van [aangever 1] . De verbalisant constateert een verwonding aan dat scheenbeen. [aangever 1] herhaalt dat [Medeverdachte H.H.] een vuurwapen uit de auto pakte en dit tijdens het lopen doorlaadde. [Medeverdachte H.H.] stond daarbij voor hem en richt het wapen op zijn buik en roept meermalen: “Ik maak je dood”. [aangever 1] is erg bang. [160]
Getuige [getuige 1] ziet op 20 augustus 2018 omstreeks 17.15 uur, een fysieke interactie als hij langs de woning van [aangever 1] rijdt. Hij ziet dat de hem bekende [Medeverdachte H.H.] en een andere man [aangever 1] slaan en schoppen. De mannen nemen een dreigende houding aan tegenover [aangever 1] . [aangever 1] is zeker zes keer geslagen en geschopt door beide mannen. [161]
[aangever 1] heeft een beveiligingscamera bij zijn woning actief. De daarmee gemaakte opnames zijn door [aangever 1] aan de politie gegeven. Verbalisant [verbalisant 4] neemt het volgende waar bij het bekijken van de camerabeelden die zijn gemaakt op 20 augustus 2018 omstreeks 17:15 uur:
Er staat een auto op de oprit van [aangever 1] geparkeerd. De man die [Medeverdachte J.J.] wordt genoemd door [aangever 1] staat buiten en steekt een sigaret op. [Medeverdachte H.H.] lijkt iets uit de auto te pakken en loopt richting [aangever 1] voordeur. Daarna maakt [Medeverdachte J.J.] een schoppende beweging richting de woning, wat klinkt alsof hij tegen de voordeur schopt. Daarna maakt [Medeverdachte J.J.] een slaande beweging in diezelfde richting. Daarna zegt [Medeverdachte H.H.] : “Luister, ik maak je dood”. [Medeverdachte J.J.] wijst naar de camera en zegt: “Bel de politie en je gaat er aan”. [162]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] samen [aangever 1] hebben mishandeld en bedreigd met de dood en daarbij nauw en bewust hebben samengewerkt.
Fraude
Uit het volgende blijkt dat er sprake is van het plegen van fraudedelicten vanuit de groep van verdachten die ook verantwoordelijk zijn voor de wapenhandel en de geweldsdelicten.
Onderdeel Incassofraude
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel (verder: KvK) blijkt dat [bedrijf 5] een eenmanszaak is op naam van [Medeverdachte L.Z.] . Het bedrijf is in de ten laste gelegde periode ingeschreven op het adres van [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte L.Z.] , [adres 14] te [plaats 26] [163] De contactgegevens zijn: [telefoonnummer 7] en [e-mailadres 3] . [164] Voor de inschrijving in het Handelsregister is € 65,00 betaald van rekening [rekeningnummer 3] op naam van [Medeverdachte L.Z.] . Op 3 juli 2018 is van het rekeningnummer van [Medeverdachte H.H.] van € 75,00 gestort op het rekeningnummer van [Medeverdachte L.Z.] . [165] Het bedrijf is geregistreerd op 4 juli 2018 en opgericht op 6 juli 2018.
[aangever 3] heeft op 5 november 2018 en 15 mei 2019 namens [bank 1] [plaats 25] aangifte gedaan van oplichting, valsheid in geschrift en/of gekwalificeerde diefstal. [166] [bedrijf 5] heeft op 27 juli 2018 een zakelijke rekening geopend met nummer [rekeningnummer 4] . [167] Op 28 augustus 2018 heeft [Medeverdachte L.Z.] bij de [bank 1] een incassocontract afgesloten. [168] In september 2018 is door middel van valse incassobatches € 88.012,95 geïncasseerd van 20 rekeninghouders. [169] Daarna zijn van de rekening van [bedrijf 5] contante geldopnames gedaan en bitcoins aangekocht. Doordat de meeste geïncasseerde bedragen zijn teruggeboekt, is op rekening van [bedrijf 5] een ongeoorloofde debetstand ontstaan van € 48.248,96. [170] [Medeverdachte L.Z.] is aangeschreven om dit aan te zuiveren, maar hij bleek onvindbaar.
Uit beveiligingsbeelden van pinautomaten blijkt dat [Medeverdachte L.Z.] en [Medeverdachte R.G.]
€ 10.800,00 (bestaande uit 8 contante opnames: € 70,-, € 2000,-, € 1500,-, € 980,-, € 2000,-, € 1250,-, € 2000,- en € 1000,-) contant hebben opgenomen van de rekening van [bedrijf 5] . [171] Uit de rekeningafschriften blijkt verder dat: [172]
- voor € 31.400,00 (bestaande uit 6 bitcoinaankopen: € 2500,- , € 3400,-, € 4000,-, € 10000,-, € 4500,- en € 7000,-) aan bitcoins is gekocht bij Bitonic.nl;
- PayPal is opgewaardeerd met € 188,00;
- op 21 september 2018 € 5.000,00 is overgeboekt naar [rekeningnummer 1] [173] ten name van [naam 3] , en € 50,00 is overgeboekt naar [rekeningnummer 2] ten name van [naam 4] .
[Medeverdachte L.Z.] heeft verklaard dat hij [Medeverdachte H.H.] in juni 2018 leerde kennen. [Medeverdachte H.H.] vertelde hem dat hij een bedrijf op naam kon zetten. Dit heeft [Medeverdachte L.Z.] gedaan onder de naam [bedrijf 5] . Voorafgaand aan de inschrijving bij de KvK werd hij gedrild door [Medeverdachte H.H.] over wat hij moest zeggen. Vooraf kreeg hij geld van [Medeverdachte H.H.] voor die inschrijving. [Medeverdachte H.H.] had bedacht om incasso’s te sturen naar bedrijven. [Medeverdachte L.Z.] heeft toen de [bank 1] gebeld voor een incasso-overeenkomst. [Medeverdachte H.H.] instrueerde hem over het geschatte jaarinkomen van het bedrijf, te weten
€ 240.000,-. [Medeverdachte L.Z.] heeft de incasso-overeenkomst ondertekend en vervolgens incasso’s verstuurd. Via Google heeft hij gezocht naar bedrijven en hun IBAN-nummer. Hij heeft daarvoor gebruik gemaakt van een geprepareerde laptop van [Medeverdachte H.H.] . [174] Het geld zou worden betaald en zou daarna worden opgenomen bij de bank. Als het bedrijf het er niet mee eens was, zou de bank dit geld aan het bedrijf terugbetalen. Zij spraken af dat het geld zou worden gedeeld. [Medeverdachte L.Z.] heeft op die manier tussen de € 20.000 en € 30.000 gepind en afgedragen aan [Medeverdachte H.H.] . [175]
[verdachte] staat sinds 8 januari 2019 ingeschreven op het adres [adres 10] te [plaats 2] . Op dat adres staat ook [naam 5] ingeschreven. [176] [bedrijf 3] is op 31 januari 2019 opgericht met de contactgegevens: [adres 10] te [plaats 2] . [177]
[aangever 4] heeft op 24 april 2020 namens [bank 2] aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 23 oktober 2019 en 1 november 2019. [178] Op of omstreeks 23 april 2019 heeft [bedrijf 3] (vertegenwoordigd door [verdachte] ) bij de [bank 2] de zakelijke rekening [rekeningnummer 5] geopend. [179]
Op 1 augustus 2019 is met [verdachte] gesproken over de mogelijkheden voor een incasso-overeenkomst. [verdachte] heeft gesteld dat de omzet in 2018 een bedrag van € 250.0000,- bedroeg en de verwachting voor 2019 is circa € 300.000,-. De verwachting is 30 klanten per maand, die gemiddeld tussen de € 1.000,- en € 5.000,- besteden. Op 26 augustus 2019 is een SEPA-overeenkomst ondertekend, waarna de incasso-overeenkomst tot stand is gekomen.
Op 23 oktober 2019 is een incassobatch met 1 incasso-opdracht aangeleverd van € 3.699,80. Diezelfde dag hebben twee geldopnames plaatsgevonden voor in totaal € 3.500,00.
De incassobatch is afgekeurd, waardoor een debetstand op de rekening is ontstaan.
Op 1 november 2019 is de paslimiet verhoogd van € 5.000,00 naar € 9.000,00.
Diezelfde dag is een incassobatch met 4 incasso-opdrachten aangeleverd van in totaal
€ 11.907,63. Diezelfde dag hebben er zes geldopnames plaatsgevonden voor in totaal
€ 8.480,00. Ook deze incassobatch is geheel afgekeurd, waardoor opnieuw een debetstand is ontstaan.
Uit de verklaringen van [verdachte] blijkt dat het bedrijf enkel zou worden gebruikt voor criminele doeleinden. Hij heeft [bedrijf 3] op naam genomen en bij de [bank 2] een zakelijke rekening geopend. Voorafgaand aan zijn detentie in de P.I. [plaats 30] heeft [verdachte] met [Medeverdachte H.H.] gesproken over het oprichten van een bedrijf. [180] Op 23 februari 2019 wordt [verdachte] door [Medeverdachte L.Z.] en [Medeverdachte J.J.] opgehaald uit de P.I. [plaats 30] . [181]
Op 25 februari 2019 zitten [Medeverdachte L.Z.] en [verdachte] in de Audi A4 ( [kenteken 1] ). Hun gesprek is afgeluisterd en uitgewerkt. Vanaf 13.01 uur instrueert [Medeverdachte L.Z.] [verdachte] over het plegen van fraude middels zijn bedrijf. [Medeverdachte L.Z.] en [verdachte] bespreken de zakelijke aanvragen bij banken. [verdachte] : “Ik heb dus straks meerdere pasjes. Houden jullie die of hoe gaat dat?”
[Medeverdachte L.Z.] : “Die pasjes bewaar ik waarschijnlijk. En als er geld komt dan is het gedeeldheid. (…) En dan worden dingen omgezet in Bitcoin. (…) Je kan maar zoveel duizend per dag pinnen.” [182] Omstreeks 14.48 uur belt [Medeverdachte L.Z.] met [Medeverdachte H.H.] en koppelt terug wat hij en [verdachte] hebben gedaan in [plaats 2] en welke post er was. De laatste KvK-papieren waren vorige week al gekomen. [183]
Later die dag in de Audi A4 vertelt [Medeverdachte L.Z.] aan [verdachte] dat eerst een zakelijke rekening geopend moet worden, daarna is een SEPA-machtiging nodig, en dan kunnen er zelf incasso’s worden verzonnen. Je doet dat in één keer 10 keer tussen de 3.000 en 4.000 per batch. Overmorgen is het geld dan gestort. [Medeverdachte L.Z.] zegt: “We hebben het een paar weken gedaan. En het was zo dat op een gegeven moment [Medeverdachte H.H.] (het hof begrijpt: [Medeverdachte H.H.] ) zei dat we er mee gingen stoppen. Maar we gaan het zo aanpakken nu, in plaats van die kleine beetjes dat we in één keer kanker veel kunnen pakken”. [184]
’s Avonds 25 februari 2019 zitten [verdachte] en [betrokkene 13] in de Audi A4. [verdachte] vertelt dat hij de volgende dag een afspraak bij de bank heeft. [verdachte] zegt dat tegen hem is gezegd dat ze € 10.000,00 per week kunnen pinnen en dat ze dit doen totdat ze erachter komen na drie tot vijf maanden. [185]
Op 28 augustus 2019 omstreeks 14.30 uur is [Medeverdachte M.M.] in [plaats 27] (Duitsland) gecontroleerd als bestuurder van zijn Audi A4. Vanuit die auto neemt de politie een schoudertas in beslag met onder meer een laptop (Acer), een telefoon (Alcatel) en diverse administratie en bankpassen, die onder meer op naam staan van [verdachte] en [bedrijf 3] . [186] Op de laptop zijn foto’s aangetroffen van identiteitsbewijzen van [verdachte] , [Medeverdachte D.Z.] en Dousma, en een rapport jaarrekening 2017 [bedrijf 3] [187] In de administratie is een envelop aangetroffen met de SEPA incasso-overeenkomst tussen [bedrijf 3] en [bank 2] . Op de envelop is geoefend voor het plaatsen van de handtekening van [verdachte] . [188] [Medeverdachte L.Z.] heeft verklaard dat hij deze laptop moest gebruiken voor fraudedelicten. [189] Op de mobiele telefoon is onder ‘Passwords” aangetroffen: WIFI Account: [afkorting tatoeage tekst] . [190]
Op 28 augustus 2019 omstreeks 18.19 uur belt [Medeverdachte M.M.] met [Medeverdachte J.J.] . Omstreeks 19.55 uur belt [Medeverdachte M.M.] weer met [Medeverdachte J.J.] . [191] Omstreeks 20.46 uur belt [Medeverdachte H.H.] met [Medeverdachte M.M.] . De strekking van hun gesprekken is dat de politie “dat” in beslag heeft genomen, dat die laptop terug moet komen, maar dat zij bij de politie niet kunnen gaan aantonen van wie die laptop is. [192]
In chatgesprekken met het Telegram-account [accountnaam 2] (tussen 16 en 29 januari 2020) vertelt [Medeverdachte H.H.] dat hij zakelijke passen heeft waarmee hij fraude laat doen en dat alles is gekoppeld aan bitcoin-accounts. Op 25 januari 2020 stuurt [Medeverdachte H.H.] een audiobericht: “Deze passen zijn nog helemaal schoon. Er is nog niks mee gedaan Die BV is ook nog schoon. Die BV ploft straks. Dat duurt een paar maand. In de tussentijd heb ik een paar passen over, ik gebruik zelf altijd maar 1 of 2 passen. Daarmee doe ik incassofraude. Die komen ook terug. Die andere passen zijn nog schoon. 100 procent schoon.” [193] Ook in gesprekken tussen [Medeverdachte H.H.] en het Telegram-account [accountnaam 3] geeft [Medeverdachte H.H.] aan dat hij passen heeft van verschillende banken op naam van verschillende bedrijven. [Medeverdachte H.H.] doet dit al lang en heeft tonnen op zijn “btc”. [194]
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [Medeverdachte H.H.] , [Medeverdachte L.Z.] en [verdachte] samen hebben gewerkt bij het oplichten van diverse personen en bedrijven, waaronder de [bank 2] en de [bank 1] .
Het hof merkt op dat voorzover bovengenoemde gesprekken meerdere keren zijn uitgewerkt en de verschillende uitwerkingen niet exact woord voor woord overeenkomen, de uitwerkingen van de politie zijn gebruikt voor zover deze naar het oordeel van het hof voldoende overeenstemmen met de uitwerkingen van de interceptietolken, mede bezien in het licht van het overige bewijs.
Onderdeel Verduistering jacuzzi
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen hierboven genoemd bij feit parketnummer 18-730000-21
onderdeel verduistering jacuzzivast dat in ieder geval [Medeverdachte L.Z.] en [Medeverdachte H.H.] samen hebben gewerkt bij de verduistering van de jacuzzi van aangever [aangever 4] .
Mensenhandel/uitbuiting
Het hof ziet onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om vast te stellen dat het oogmerk van de criminele organisatie ook gericht was op uitbuiting in het algemeen dan wel in het bijzonder op uitbuiting van [Medeverdachte L.Z.] en verdachte.
Samenwerkingsverband met een zekere structuur en duurzaamheid
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat er sprake is van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur.
Het hof stelt vast dat er een vaste kern was, bestaande uit [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] , waar zich anderen in wisselende samenstellingen bij aansloten in verband met het plegen van de misdrijven: wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld. De samenstelling van de organisatie wijzigde in de loop der tijd, maar de vaste kern ( [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] ) bleef hetzelfde.
De structuur komt mede tot uiting in de relaties die de diverse deelnemers met elkaar hadden waarbij uiteenlopende aspecten van de gepleegde en te plegen misdrijven (wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld) steeds terugkerende onderwerpen van gesprek waren.
In de tijd dat [verdachte] bij de groep betrokken is, is de woning van [Medeverdachte H.H.] de centrale locatie van het samenwerkingsverband. Dit is de uitvalsbasis en het centrale ontmoetingspunt waar de deelnemers vaak zijn en waar de plannen worden gesmeed.
De loods aan de [adres 5] in [plaats 2] is de opslagplaats van de organisatie, waar wapens, explosieven en andere zaken betreffende de criminele activiteiten werden bewaard voor later gebruik of verkoop.
Oogmerk van de organisatie
Gelet op de op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen van de door de criminele organisatie gepleegde misdrijven, blijkt dat de organisatie zich op gestructureerde, stelselmatige en planmatige wijze bezig heeft gehouden met internationale wapenhandel, nationale wapenhandel, wapenbezit, fraude, bedreiging en geweld. Hieruit blijkt dat het oogmerk van de organisatie op het plegen van deze misdrijven was gericht.
Rolverdeling binnen de organisatie
Wat betreft de rolverdeling binnen de organisatie kan worden vastgesteld:
- dat [Medeverdachte H.H.] het initiatief en de leiding neemt en leden voor de organisatie werft;
- dat [Medeverdachte J.J.] mede betrokken is bij de planning en degene is die bijna altijd meedoet bij de uitvoering van de plannen (door de politie als ‘de wegkapitein’ bestempeld);
- dat [Medeverdachte H.P.] de wapenspecialist is en wordt ingezet als zijn expertise nodig is bij een klus (maken van ontstekers (met tijdsmechanisme), herstellen van wapens);
- dat [Medeverdachte M.V.] de contactpersoon met en in Kroatië is bij de internationale wapenhandel;
- dat [Medeverdachte L.Z.] , [verdachte] , [Medeverdachte M.M.] en [Medeverdachte M.K.] betrokken zijn bij de planning en uitvoering van misdrijven.
Aandeel van [verdachte] in de organisatie
Het hof komt bij [verdachte] tot een bewezenverklaring van feit 2 (internationale wapenhandel), feit 3, 4 en 5 (bedrijfsmatige wapenhandel, wapenoverdracht en wapenbezit in Nederland: [betrokkene 7] en [plaats 2] ), feit 18-730000-21 (verduistering), gepleegd met andere deelnemers van de criminele organisatie.
Op 8 januari 2019 schrijft verdachte zich met het oog op de te plegen fraude in op een postadres in [plaats 2] . Daarmee begint zijn deelname. [195]
[bedrijf 3] wordt op 31 januari 2019 opgericht met het postadres in [plaats 2] als adres van het bedrijf. [196] [verdachte] verklaart over dit bedrijf dat het enkel was opgericht voor criminele doeleinden. [197] Het bedrijf wordt vervolgens ook daadwerkelijk gebruikt voor incassofraude, voor het verduisteren van een springkussen en voor het verduisteren van een jacuzzi.
Op 23 februari 2019 halen [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte L.Z.] samen [verdachte] op uit de PI [plaats 30] . Vanaf dat moment verblijft [verdachte] op diverse locaties met andere leden van de criminele organisatie, bijna altijd met [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte L.Z.] samen. [Medeverdachte L.Z.] instrueert hem over de te plegen fraude.
In de periode maart tot en met juni 2019 maakt hij zich schuldig aan de feiten 2, 3, 4 en 5.
[verdachte] raakt gedetineerd en geeft op 3 oktober 2019 aan zijn vriendin te kennen dat hij wil stoppen met ‘de jongens’ en dat hij dat tegen [Medeverdachte H.H.] gaat zeggen. Hij wil ook stoppen met de B.V. en afstand nemen. [198] Vervolgens blijkt hij ook geen deel meer uit te maken van de criminele organisatie.
Conclusie feit 1
Het hof concludeert uit het voorgaande dat [verdachte] actief heeft deelgenomen aan het criminele samenwerkingsverband en dat hij een wezenlijk aandeel heeft gehad in gedragingen en gedragingen heeft ondersteund die mede strekten tot dan wel verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk tot het plegen van misdrijven.
Daarmee komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Wat betreft de periode waarin verdachte aan de criminele organisatie heeft deelgenomen, oordeelt het hof dat deze aanvangt op 8 januari 2019 en eindigt op 3 oktober 2019. Op 8 januari 2019 schrijft verdachte zich met het oog op de te plegen fraude in op een postadres in [plaats 2] . Daarmee begint zijn deelname. Op 3 oktober 2019 neemt verdachte uitdrukkelijk afstand van de criminele organisatie.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-730000-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 8 januari 2019 tot en met 3 oktober 2019 in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten medeverdachten [Medeverdachte H.H.] en [Medeverdachte J.J.] en [Medeverdachte M.K.] en [Medeverdachte H.P.] en [Medeverdachte M.M.] en [Medeverdachte L.Z.] en [Medeverdachte M.V.] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk telkens het plegen van
  • internationale wapenhandel, als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet wapens en munitie, namelijk het zonder consent doen binnenkomen of doen uitgaan van diverse wapens en munitie van categorie II en III van en naar het buitenland, en
  • wapenhandel, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, waarbij de wapenhandel onder andere bestond uit het zonder erkenning in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking stellen en verhandelen en overdragen van diverse wapens en munitie van categorie II en categorie III, en
  • wapenbezit, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, en/of artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, namelijk het voorhanden hebben van wapens en munitie van categorie II en categorie III, en
  • fraude, als bedoeld in artikel 225 en artikel 321 en artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk verduistering en oplichting, en
  • geweldsdelicten, als bedoeld in artikel 285 en artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk bedreiging met dodelijk geweld en mishandeling.
2.
hij in de periode van 8 januari 2019 tot en met 3 oktober 2019 in Nederland en
in België, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, zonder erkenning wapens van categorie II heeft doen uitgaan naar België, te weten
( [plaats 11] )
- zes dynamietstaven en
- twee gsm-toestellen met connectoren ten behoeve van ontstekers en
( [plaats 12] , [straat 2] )
- een explosief of explosieven, voorzien van een of meer ontsteker(s) met bijbehorende TPU;
3.
hij in de periode van 8 januari 2019 tot en met 3 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zonder erkenning wapens van categorie II en categorie III, te weten:
- in de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een vuurwapen van categorie III, namelijk een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [betrokkene 7] ), en
- in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 explosieven van categorie II en een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief [plaats 2] ),
in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking heeft gesteld en verhandeld, van welk feit verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij in de periode van 8 januari 2019 tot en met 3 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II en categorie III, te weten
- in de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een vuurwapen van categorie III, namelijk een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [betrokkene 7] ), en
- in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 explosieven van categorie II en een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief [plaats 2] ),
heeft overgedragen, van welk feit verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
5.
hij in de periode van 8 januari 2019 tot en met 3 oktober 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II en categorie III, te weten:
- in de periode van 16 maart 2019 tot en met 17 maart 2019 een vuurwapen van categorie III, namelijk een semi-automatisch kogelgeweer van het merk Marlin, 9 mm, met een bijpassend patroonmagazijn (levering [betrokkene 7] ), en
- in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 juni 2019 explosieven van categorie II en een ontsteker met Samsung telefoon, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (explosief [plaats 2] ),
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 18-730000-21:hij in de periode van 19 juli 2019 tot en met 23 juli 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een springkussen, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [bedrijf 1] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als huurder van dat springkussen, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 14, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het verhandelen van wapens een beroep of gewoonte maken.
Het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en van het overdragen van wapens een beroep of gewoonte maken.
Het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 5 bewezenverklaarde levert op:
met betrekking tot de explosieven:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
met betrekking tot het Merlin geweer:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van de categorie III.
Het in de zaak met parketnummer 18-730000-21 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft circa negen maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van bedrijfsmatige wapenhandel (internationaal en nationaal), wapenbezit en fraude, waarbij het met name ging om de handel in wapens. Deze organisatie was een duurzaam en goed georganiseerd samenwerkingsverband, waarin iedere verdachte een eigen, specifieke rol vervulde. Er was dagelijks intensief contact in wisselende samenstelling. Verdachte had in de organisatie een wezenlijke en actieve bijdrage. Hij deed mee aan de criminele organisatie om er zelf beter van te worden. Hij dacht er geld mee te kunnen verdienen en stapte erin. Hij richtte onder meer een bedrijf op waarmee de fraude werd gepleegd. Hij was ook medepleger bij de wapenhandel in zowel België als in Nederland en verduisterde een springkussen.
Deze criminele organisatie heeft gehandeld in (onder meer) zware vuurwapens. Met dergelijke wapens kan in de samenleving grote schade worden aangericht. Ieder ongeoorloofd bezit of gebruik van een wapen werkt ondermijnend ten aanzien van de openbare orde en de veiligheid in de openbare ruimte. Verdachte heeft door zijn handelen een bijdrage geleverd aan de beschikbaarheid van illegale wapens. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan.
Ten nadele van verdachte blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2023 dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten., Voor een deel van de feiten die nu aan de orde zijn geldt dat verdachte eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Door de reclassering is gerapporteerd over de persoon van de verdachte. In de rapporten van 12 mei 2021 en 7 juli 2021 staat beschreven dat verdachte een kwetsbare man is met antisociale trekken die te kampen heeft met afhankelijkheid van verschillende verdovende middelen. Verdachte heeft inmiddels het contact verbroken met zijn criminele sociale netwerk en is gestopt met cocaïnegebruik. Hij heeft na de schorsing van de voorlopige hechtenis een baan gekregen als onderhoudsmonteur. Met betrekking tot zijn financiën heeft hij hulp van [bewindvoerder] en is bij bezig met afbetaling van zijn schulden. Hij heeft het roer omgegooid in zijn leven.
Door de verdachte en zijn raadsman is ter zitting van het hof naar voren gebracht dat verdachte zowel deelnemer als slachtoffer is van de criminele organisatie. Zijn actieve rol bij de strafbare feiten was ondergeschikt. Hij is voorts door zijn medeverdachten uitgebuit. Verdachte heeft na zijn aanhouding zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft meegewerkt aan het onderzoek. Verdachte heeft al ongeveer twee-derde van zijn schulden (totaal € 62.000,00) afgelost, waarbij het grootste deel van de schulden diverse vorderingen op [bedrijf 3] betreft. Hij is aan het werk en hij is gestopt met middelengebruik. De raadsman heeft bepleit verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden op te leggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf voor de duur van 480 uren.
Ten aanzien van het tijdsverloop overweegt het hof als volgt.
De termijn van berechting in hoger beroep bedraagt twee jaar en drie maanden, berekend vanaf het moment van instellen van hoger beroep op 30 juli 2021. Het hof is evenwel van oordeel dat er geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De duur van de behandeling vindt zijn rechtvaardiging in de omstandigheid dat onderhavige zaak deel uitmaakt van een groot onderzoek, het een zeer omvangrijk dossier betreft en dat door diverse raadslieden in de met elkaar samenhangende strafzaken in verschillende stadia van het geding, ook in de fase van het hoger beroep, onderzoekswensen zijn ingediend die voor een deel ook zijn toegewezen en zijn uitgevoerd. Het spreekt voor zich dat dit alles de nodige tijd in beslag heeft genomen.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk is. Het hof houdt zeker rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding, maar komt wel tot een hogere straf dan geëist door de advocaten-generaal of voorgesteld door de verdediging, omdat dit vanuit het oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door verdachte begane ernstige delicten, passend en noodzakelijk is. Een lagere straf zou hier geen recht aan doen. Het hof zal aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Het bevel tot voorlopige hechtenis was bij beschikking van de rechtbank van 19 januari 2021 geschorst en deze schorsing is bij het vonnis van de rechtbank van 29 juli 2021 opgeheven. Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is niet gebleken dat het openbaar ministerie een poging heeft gedaan om verdachte weer in voorlopige hechtenis te nemen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 105.626,50, vermeerderd met wettelijke rente, bestaande uit € 100.000,00 immateriële schade en € 5.626,50 materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 3.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 18-730000-21 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank heeft hierover het volgende overwogen:
“Gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 3.000,00. De opgegeven materiële schade is immers niet voorzien van een aankoopbewijs en hierbij is evenmin rekening gehouden met eventuele afschrijving. (…) De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding gevorderd van immateriële schade. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 BW slechts een vergoeding van immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Zulke ernstige psychische schade is door de benadeelde partij niet aangevoerd en is ook niet aannemelijk.”
Het hof volgt de overwegingen van de rechtbank en wijst de vordering van de benadeelde partij derhalve toe tot een bedrag van € 3.000,00 materiële schade, met wettelijke rente. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging (18-820215-19)
Bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 oktober 2019 in de zaak met parketnummer 18-820215-19, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 56 dagen, met een proeftijd van twee jaren. Dit vonnis is onherroepelijk geworden op 2 november 2019, op welke datum tevens de proeftijd is ingegaan. De officier van justitie heeft gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig zou hebben gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat verdachte de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan vóór het vonnis van 18 oktober 2019 waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd, zal het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes in een zwarte houder, gelasten dat dit moet worden teruggegeven aan de verdachte nu het belang van strafvordering zich niet verzet tegen deze teruggave.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 63, 140 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 14, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-730000-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-750019-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 18-730000-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een mes in een zwarte houder.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730000-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) bestaande uit € 3.000,00 (drieduizend euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-730000-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.000,00 (drieduizend euro) bestaande uit € 3.000,00 (drieduizend euro) materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 40 (veertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 21 juli 2019.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 18-820215-19.
Aldus gewezen door
mr. M.B. de Wit, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 30 oktober 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van op ambtseed opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de Politie Noord-Nederland met het nummer 2018229308, genaamd Ultegra, bestaande uit het eindproces-verbaal van 37 mappen, nagekomen stukken d.d. 8 januari 2020, 22 februari 2021, 22 maart 2021 en 24 mei 2023.
2.Map 4, pagina 709-710 en map 8, pagina 319.
3.Map 8, pagina 14.
4.Map 8, pagina 15-16.
5.Map 8, pagina 28-34 en map 4, pagina 696-698.
6.Map 5, pagina 960-964.
7.Map 4, pagina 834-837.
8.Map 4, pagina 838.
9.Map 4, pagina 839 en map 5, pagina 1196 en 1277.
10.Map 4, pagina 842 en map 5, pagina 1274.
11.Map 4, pagina 841 en map 5, pagina 1142.
12.Map 3, pagina 185-200 en 208.
13.Map 5, pagina 1210 en 1275.
14.Map 5, pagina 964.
15.Map 18, pagina 258-261, 264 en 269-273.
16.Map 4, pagina 840.
17.Map 5, pagina 1275.
18.Map 5, pagina 1276.
19.Map 5, pagina 1277.
20.Map 5, pagina 1275.
21.Map 5, pagina 1276.
22.Map 5, pagina 1236 en 1276.
23.Map 4, pagina 847.
24.Map 4, pagina 847.
25.Map 22, pagina 291.
26.Map 22, pagina 24.
27.Map 4, pagina 844-845, map 28, pagina 288-301 en uitwerkingen interceptietolk nummers 72-78 en uitwerkingen Servische tolk nummer 74.
28.Map 4, pagina 846, map 28, pagina 302-319 en uitwerkingen interceptietolk nummers 79-88 en uitwerkingen Servische tolk nummers 85-88.
29.Map 4, pagina 847 en map 28, pagina 322 en uitwerkingen interceptietolk nummer 89.
30.Map 4, pagina 848 en map 28, pagina 323-328 en uitwerkingen interceptietolk nummers 90-93.
31.Map 4, pagina 848 en 850.
32.Map 22, pagina 309.
33.Map 5, pagina 1168-1172.
34.Map 22, pagina 274.
35.Map 22, pagina 295.
36.Map 4, pagina 852-854.
37.TAP026, pagina 103, sessie 1868 en uitwerkingen interceptietolk nummer 94.
38.Map 4, pagina 855.
39.Map 4, pagina 855.
40.Map nagekomen stukken t/m 22 maart 2021, pagina 53-60 en de uitwerkingen van de interceptietolk nummer 95.
41.Map 4, pagina 856-857.
42.Map 18, pagina 274.
43.Map 18, pagina 279-282.
44.Map 3, pagina 149 en map 28, pagina 233 en uitwerkingen interceptietolk nummer 98.
45.Map 3, pagina 150 en map 28, pagina 235-236 en uitwerkingen interceptietolk nummer 99.
46.Map 3, pagina 152 en map 28, pagina 240-241 en uitwerkingen interceptietolk nummer 101.
47.Map 3, pagina 153.
48.Map 28, pagina 242 en uitwerkingen interceptietolk nummer 102.
49.Map 3, pagina 154 en map 28, pagina 245 en uitwerkingen interceptietolk nummer 103.
50.Map 3, pagina 172-173 en map 16, pagina 513.
51.Map 3, pagina 156 en Map 16, pagina 511-512.
52.Map 3, pagina 178 en 183.
53.Map 3, pagina 188.
54.Map 3, pagina 201-211.
55.Map 3, pagina 213 en 215.
56.Map 3, pagina 214, 215, 227 en 235.
57.Map 3, pagina 215-216.
58.Map 3, pagina 214-215.
59.Map 3, pagina 238-239, 242-243 en 246-261.
60.Map 3, pagina 238-239 en 243.
61.Map 3, pagina 189-190.
62.Map 3, pagina 190.
63.Map 3, pagina 191.
64.Map 28, pagina 399 en uitwerkingen interceptietolk nummer 3.
65.Map 3, pagina 191.
66.Map 28, pagina 400 en uitwerkingen interceptietolk nummer 4.
67.Map 3, pagina 191.
68.Map 3, pagina 192.
69.Map 29, pagina 411 en uitwerkingen interceptietolk nummer 5.
70.Map 3, pagina 192.
71.Map 28, pagina 393 en uitwerkingen interceptietolk nummer 6.
72.Map 3, pagina 192.
73.Map 3, pagina 193, map 28, pagina 394 en uitwerkingen interceptietolk nummer 7.
74.Map 3, pagina 194.
75.Map 3, pagina 194-195.
76.Map 3, pagina 195.
77.Map 3, pagina 196.
78.Map 3, pagina 196.
79.Map 28, pagina 121.
80.Map 22, pagina 108.
81.Map 22, pagina 110.
82.Map 28, pagina 386 en uitwerkingen interceptietolk nummer 11.
83.Map 29, pagina 413 en uitwerkingen interceptietolk nummer 12.
84.Map 28, pagina 387 en uitwerkingen interceptietolk nummer 13.
85.Map 29, pagina 414 en uitwerkingen interceptietolk nummer 14.
86.Map 29, pagina 415 en uitwerkingen interceptietolk nummer 15.
87.Map 17, pagina 568 en 574-575.
88.Map 17, pagina 667, 678 en 685.
89.Map 18, pagina 256.
90.Map 18, pagina 257.
91.Map 18, pagina 258.
92.Map 18, pagina 264 en 269.
93.Map 18, pagina 258.
94.Map 18, pagina 258-259.
95.Map 18, pagina 260.
96.Map 18, pagina 261 en 274-275.
97.Map 2, pagina 263-265.
98.Map 2, pagina 289-290.
99.Map 2, pagina 291-292.
100.Map 17, pagina 572-573.
101.Map 2, pagina 330-331.
102.Map 2, pagina 320 en map 22, pagina 332-341.
103.Map 2, pagina 322 en map 29, pagina 563.
104.Map 2, pagina 21.
105.Map 2, pagina 21-22.
106.Map 2, pagina 23.
107.Map 17, pagina 572.
108.Map 4, pagina 409.
109.Map 4, pagina 427.
110.Map 4, pagina 471.
111.Map 4, pagina 577.
112.Map 4, pagina 410.
113.map 4, pagina 495.
114.Map 4, pagina 333-335 en 448.
115.Map 4, pagina 454-455.
116.Map 4, pagina 410 en 577.
117.Map 4, pagina 411-413.
118.Map 4, pagina 411 en 450-451.
119.Map 8, pagina 339.
120.Map 4, pagina 450-451.
121.Map 4, pagina 412.
122.Map 10, pagina 350.
123.Map 4, pagina 484.
124.Map 4, pagina 414.
125.Map 8, pagina 52-66 en 339-342.
126.Map 4, pagina 411-415.
127.Map 4, pagina 415.
128.Map 4, pagina 415-417.
129.Map 21, pagina 274-277 en map 15, pagina 81, 174-175 en 187.
130.Map 16, pagina 448 en 451-451.
131.Map 17, pagina 574, 666, 675, 679, 683 en 574.
132.Map 4, pagina 417.
133.Map 8, pagina 347.
134.Map 4, pagina 417.
135.Map 8, pagina 347.
136.Map 10, pagina 350-351.
137.Map 8, pagina 345-346.
138.Map 8, pagina 343.
139.Map 4, pagina 576.
140.Map 4, pagina 484.
141.Map 8, pagina 343.
142.Map 4, pagina 563.
143.Map 8, pagina 336-337.
144.Map 8, pagina 343-345.
145.Map 18, pagina 378 en map 7, pagina 139.
146.Map 7, pagina 139-140.
147.Map 7, pagina 140.
148.Map 28, pagina 60 en uitwerkingen interceptietolk nummer 46.
149.Map 7, pagina 141.
150.Map 7, pagina 142.
151.Map 7, pagina 142.
152.Map 7, pagina 143.
153.Map 7, pagina 143.
154.Map 7, pagina 136-137, 153 en 155.
155.Map 7, pagina 151.
156.Map 7, pagina 144-145 en uitwerkingen Servische interceptietolk nummer 211.
157.Map 7, pagina 146-147 en uitwerkingen Servische interceptietolk nummer 213.
158.Map 7, pagina 146.
159.Map 7, pagina 14-15.
160.Map 7, pagina 19-20.
161.Map 7, pagina 24.
162.Map 7, pagina 28.
163.Map 2, pagina 3,
164.Map 10, pagina 38.
165.Map 12, pagina 898.
166.Map 2, pagina 66-67 en 108-109.
167.Map 2, pagina 151-154.
168.Map 2, pagina 156-158.
169.Map 2, pagina 112.
170.Map 2, pagina 69.
171.Map 2, pagina 86-107 en pagina 4.
172.Map 2, pagina 4 en 69-78.
173.Map 2, pagina 75.
174.Map 17, pagina 672-673 en 716.
175.map 17, pagina 665.
176.Map 2, pagina 6.
177.Map 2, pagina 202-206.
178.Map 2, pagina 226-236.
179.Map 2, pagina 208.
180.Map 17, pagina 568-569 en 574 en de verklaring van [verdachte] afgelegde bij de rechter-commissaris op 2 februari 2021.
181.Map 6, pagina 26-27.
182.Map 17, pagina 689 en map 28, pagina 174-175 en uitwerkingen interceptietolk nummer 20.
183.Map 28, pagina 179 en uitwerkingen interceptietolk nummer 21.
184.Map 28, pagina 181 en uitwerkingen interceptietolk nummer 22.
185.Map 1, pagina 72 en uitwerkingen interceptietolk nummer 116.
186.Map 9, pagina 30-31 en map 20, pagina 629-657.
187.Map 9, pagina 34.
188.Map 9, pagina 107.
189.Map 17, pagina 717-718.
190.Map 9, pagina 40 en map 4, pagina 696.
191.Map 29, pagina 458-459.
192.Map 28, pagina 71, map 29, pagina 456-457 en uitwerkingen interceptietolk nummers 24, 25, 26.
193.Map 8, pagina 34 en 293-301.
194.Map 8, pagina 34 en 307-313.
195.Map 29, pagina 638.
196.Map 2, pagina 202-206.
197.Map 17, pagina 568-569 en de verklaring van [verdachte] ter zitting van de rechtbank op 17 mei 2021.
198.Map 29, pagina 638.