ECLI:NL:GHARL:2023:8801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2023
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
200.297.540/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van bewijslevering in hoger beroep door Avecur B.V. tegen meerdere geïntimeerden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, heeft Avecur B.V. hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Overijssel. Het hof heeft op 17 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een geschil over bewijslevering. Het hof heeft vastgesteld dat de vorderingen van Avecur niet zijn bewezen. In een eerder tussenarrest van 18 oktober 2022 had het hof Avecur de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren voor verschillende claims tegen de geïntimeerden. Deze claims betroffen onder andere denigrerende uitlatingen door [geïntimeerde1] en ongeoorloofde prijswijzigingen. Na het horen van getuigen, waaronder de algemeen manager en directeur-grootaandeelhouder van Avecur, concludeerde het hof dat er geen overtuigend bewijs was geleverd. De getuigenverklaringen waren te vaag en bevatten geen specifieke details die de claims van Avecur konden onderbouwen. Het hof oordeelde dat de grieven van Avecur geen doel troffen en dat het hoger beroep niet slaagde. Als gevolg hiervan werd Avecur veroordeeld in de proceskosten van de geïntimeerden, die aanzienlijk waren. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.297.540/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 243397)
arrest van 17 oktober 2023
in de zaak van
Avecur B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
die hoger beroep heeft ingesteld,
bij de rechtbank : eiseres, verweerster in reconventie,
hierna:
Avecur,
advocaat: mr. J. de Jong van Lier, die kantoor houdt te Enschede en die zich heeft onttrokken,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

gevestigd te [woonplaats1] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
bij de rechtbank: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden],
advocaat: mr. L.C. van der Veer, die kantoor houdt te Giethoorn.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 oktober 2022 hier over.
1.2
In aansluiting op dit tussenarrest heeft op 13 maart 2023 een getuigenverhoor plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte verslag (proces-verbaal) bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Daarna hebben [geïntimeerden] een memorie na enquête ingediend. Vervolgens is het nog niet eerder overgelegde deel van het procesdossier overgelegd en heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.
2. De verdere beoordeling van het geschil
De bewijsopdracht en de gehoorde getuigen
2.1
Het hof heeft Avecur in het tussenarrest de gelegenheid gegeven te bewijzen dat:
a. a) [geïntimeerde1] zich in het bijzijn van [naam1] en [naam2] zodanig kleinerend/denigrerend over [naam3] heeft uitgelaten dat zij om die reden geen klant bij Avecur zijn gebleven en dat de andere zeven klanten vanwege negatieve uitlatingen van [geïntimeerde1] over Avecur en [naam3] en de continuïteit van de dienstverlening van Avecur bij Avecur zijn vertrokken,
b) [geïntimeerde1] de dames [naam4] en [naam5] prijzen heeft laten wijzigen aldus dat hij eigenmachtig kortingen heeft gegeven op de door Avecur met ingang van 1 januari 2018 geldende prijzen zonder dat hij daarvoor goedkeuring had van de bevoegde personen binnen van Avecur ( [naam6] en/of [naam7] ), en
c) de opzegging van de agentuurovereenkomst door [naam8] een gevolg is van op die opzegging gerichte gedragingen en handelingen van [geïntimeerden] tijdens het bezoek van [geïntimeerde1] aan [naam8] op 15/16 september 2018.
2.2
Avecur heeft ter voldoening aan de aan haar gegeven bewijsopdracht de volgende getuigen laten horen: haar algemeen manager [naam6] (hierna: [naam6] ), haar directeur-grootaandeelhouder [naam7] (hierna: [naam7] ), haar secretaresse
[naam5] (hierna: [naam5] ) en dierenarts [naam9] . Avecur heeft geen schriftelijk bewijs in het geding gebracht.
Is het bewijs geleverd?
2.3
Met [geïntimeerden] is het hof van oordeel dat Avecur niet in haar bewijsopdracht is geslaagd.
2.4
Wat het probandum onder a) betreft, geldt dat (i) geen van de gehoorde getuigen iets over de te bewijzen feiten uit eigen wetenschap heeft verklaard, maar enkel van ‘horen zeggen’, dat (ii) de getuigenverklaringen geen specifieke details bevatten over welke uitlatingen wanneer bij welke klant door [geïntimeerde1] zijn gedaan en dat (iii) de verklaringen evenmin concreet ingaan op de vraag welke uitlatingen van [geïntimeerde1] er bij welke klanten voor hebben gezorgd dat deze klanten bij Avecur zijn weggegaan. Dit deel van het probandum is dus niet bewezen.
2.5
Ook het probandum onder b) is door Avecur niet bewezen. Uit de verklaringen die door de getuigen [naam6] en, met name, [naam7] zijn afgelegd, volgt dat de directie van Avecur op de hoogte is geweest van de door [naam5] geschetste handelwijze van [geïntimeerde1] met betrekking tot het soms door haar laten aanpassen van prijzen en vervolgens niet heeft ingegrepen om de gevolgen van aldus uitgevoerde prijswijzigingen terug te draaien of herhaling van de handelwijze van [geïntimeerde1] te voorkomen. Ook heeft het bekend raken met de handelwijze van [geïntimeerde1] kennelijk voor Avecur geen aanleiding gevormd om deze in de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst aan banden te leggen. Hieruit leidt het hof af dat Avecur de handelwijze van [geïntimeerde1] kennelijk heeft geaccepteerd, althans gedoogd en de gevolgen ervan kennelijk voor lief heeft genomen. In deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat [geïntimeerde1] eigenhandig prijzen heeft gewijzigd zonder toestemming van de bevoegde personen binnen Avecur. Ook dit deel van het probandum is dus niet door Avecur bewezen.
2.6
Tot slot is ook het probandum onder c) niet door Avecur bewezen, nu geen van de gehoorde getuigen enige concrete verklaring heeft afgelegd over specifieke gedragingen en handelingen van [geïntimeerden] tijdens het bezoek van [geïntimeerde1] aan [naam8] op 15/16 september 2018 die tot opzegging van de agentuurovereenkomst door [naam8] hebben geleid.

3.Slotsom

3.1
Nu uit het voorgaande volgt dat Avecur niet is geslaagd in het leveren van het aan haar opgedragen bewijs, moet de slotsom luiden dat niet alleen het in het tussenarrest reeds verworpen verwijt C, maar ook de daar genoemde verwijten A, B en D van Avecur het zonder deugdelijke feitelijke grond moeten stellen.
3.2
Het voorgaande betekent dat de grieven van Avecur geen doel treffen en haar hoger beroep dus niet slaagt. Avecur zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Onder die kosten vallen ook de nakosten, zonder dat het hof deze kosten in het dictum hoeft te specificeren. [1]
3.3
Het hof zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt Avecur tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerden] in hoger beroep:
€ 5.610,- aan procedurele kosten (griffierecht)
€ 18.177,- aan salaris van de advocaat van c.s. (3 procespunten x appeltarief VIII);
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, J. Smit en M.M. Lorist en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
17 oktober 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.