Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De beoordeling
Volgens de rechtspraak komen de kosten die een verzekerde heeft gemaakt ter voldoening aan zijn verplichting het intreden van schade te voorkomen of beperken, voor vergoeding in aanmerking als hij in redelijkheid heeft mogen aannemen dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat slechts door het treffen van bijzondere maatregelen kon worden weggenomen en als deze maatregelen die, ook als daartoe een andere verplichting bestond, ten bate van verzekeraar moeten zijn gemaakt, redelijk en doelmatig zijn. Een en ander moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde tot het nemen van maatregelen heeft besloten. Hij mag daarbij in beginsel afgaan op het advies van ingeschakelde deskundigen, tenzij hij wist of had behoren te weten dat dit advies niet op deugdelijke gronden berustte.’
- i) voor vergoeding van bereddingskosten is geen plaats omdat geen verwijderingsmaatregelen zijn genomen en Verkuijlen die kosten dus in het geheel niet heeft gemaakt;
- ii) er is geen sprake van onmiddellijk dreigend gevaar op verzekerde schade;
- iii) omdat bodemverontreiniging door asbest onder de gewijzigde polisvoorwaarden niet meer gedekt was, strekken maatregelen na sanering niet ten bate van verzekeraar;
- iv) het verwijderen van de asbestdaken was in dit geval niet redelijk of doelmatig.
: ‘Anders dan Interpolis meent, vormt in die situatie de wederom optredende asbestverontreiniging na sanering van de bodem geen nieuwe milieuschade die moet worden beoordeeld aan de hand van de dan geldende polisvoorwaarden, maar betreft het schade die reeds aan de orde was op het moment van het melden daarvan (december 2015) en die daaruit voortvloeit en daarmee samenhangt.’
kosten van preventieve opruiming en kosten van in verband met het opruimen en afvoeren van asbest of van met asbest verontreinigde materialen’ zijn in de polisvoorwaarden zelfs uitdrukkelijk als meeverzekerde kosten genoemd, waarop Verkuijlen zich ook in punt 8 van de memorie van antwoord heeft beroepen.