In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 31 januari 2023 een tussenuitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een geschil over kadastrale grenzen en erfdienstbaarheden. De zaak betreft een incident tot voeging, waarbij [namen1 en 2] zich willen voegen aan de zijde van [geïntimeerde]. De rechtbank had eerder in deze zaak vonnissen gewezen, waarin onder andere werd bepaald dat [appellanten] moesten meewerken aan een kadastrale grenscorrectie en dat [geïntimeerde] werkzaamheden moest uitvoeren aan de haven. De procedure in hoger beroep is gestart met een dagvaarding op 25 mei 2022, gevolgd door een incidentele memorie tot voeging van [namen1 en 2] op 29 november 2022 en een memorie van antwoord van [geïntimeerde] op 13 december 2022. Het hof oordeelt dat [namen1 en 2] een belang hebben bij de voeging, omdat een ongunstige uitkomst voor [geïntimeerde] ook negatieve gevolgen voor hen kan hebben. Het hof wijst de incidentele vordering tot voeging toe, ondanks de bezwaren van [appellanten]. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van grieven aan de zijde van [appellanten].