ECLI:NL:HR:2020:601

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
19/03778
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in cassatie; vereisten voor voeging door procespartij

In deze zaak heeft AT Osborne B.V. een incidentele vordering tot voeging ingediend in een cassatieprocedure tegen Stichting Sona en Berenschot International B.V. Sona had eerder in de procedure zich gevoegd aan de zijde van AT Osborne in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. Het hof had Sona echter niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele vordering tot voeging. AT Osborne, die niet verschenen was in de cassatieprocedure, vorderde zich te mogen voegen aan de zijde van Sona. De Hoge Raad oordeelde dat AT Osborne niet-ontvankelijk was in haar vordering tot voeging, omdat een procespartij geen belang heeft bij voeging. De Hoge Raad verduidelijkte dat alleen derden zich kunnen voegen in een procedure, en dat een procespartij reeds de mogelijkheid heeft om haar standpunt in de hoofdzaak kenbaar te maken. De Hoge Raad verklaarde AT Osborne niet-ontvankelijk in haar incidentele vordering en veroordeelde haar in de kosten van het incident. De zaak werd verwezen naar de rol voor schriftelijke toelichting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/03778
Datum3 april 2020
ARREST
In de zaak van
AT OSBORNE B.V.,
gevestigd te Baarn,
EISERES in het incident, verweerster in cassatie,
hierna: AT Osborne,
advocaat: B.I. Kraaipoel,
tegen
STICHTING SONA,
gevestigd in Curaçao,
EISERES tot cassatie, verweerster in het incident,
hierna: Sona,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en L.V. van Gardingen,
en tegen
BERENSCHOT INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie en in het incident,
hierna: Berenschot,
advocaat: M.E. Bruning.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/16/437389/HA ZA 17-354 van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juli 2018;
het arrest in de zaak 200.252.618 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 mei 2019.
Sona heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. Berenschot heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend. Tegen AT Osborne is verstek verleend.
AT Osborne heeft bij incidentele conclusie gevorderd zich in het geding tussen partijen aan de zijde van Sona te mogen voegen.
Sona heeft bij rolbericht meegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de Hoge Raad. Berenschot heeft een verweerschrift tot afwijzing van de incidentele vordering tot voeging ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van AT Osborne in haar incidentele vordering tot voeging.

2.Uitgangspunten

Dit voegingsincident in cassatie heeft de volgende achtergrond.
(i) Berenschot heeft, voor zover in cassatie van belang, jegens AT Osborne vorderingen ingesteld die voortvloeien uit een tussen deze partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Sona heeft zich in eerste aanleg gevoegd aan de zijde van AT Osborne. Bij eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen van Berenschot gedeeltelijk toegewezen.
(ii) AT Osborne heeft tegen dat eindvonnis hoger beroep ingesteld. Sona heeft in hoger beroep opnieuw incidenteel gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van AT Osborne. Het hof heeft Sona niet-ontvankelijk verklaard in die incidentele vordering tot voeging.
(iii) In de hoofdzaak in cassatie komt Sona op tegen de hiervoor onder (ii) vermelde niet-ontvankelijkverklaring in het voegingsincident. Zij heeft AT Osborne en Berenschot als verweersters in de cassatieprocedure betrokken. AT Osborne is niet verschenen en tegen haar is verstek verleend.

3.Beoordeling van de incidentele vordering tot voeging

3.1
In dit incident in cassatie vordert AT Osborne zich te mogen voegen aan de zijde van Sona. AT Osborne is niet-ontvankelijk in deze incidentele vordering op grond van het volgende.
3.2
Eenieder die belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Uit de tekst van art. 217 Rv volgt dat alleen een derde zich kan voegen en niet een procespartij. Een procespartij heeft ook geen belang bij voeging, nu zij reeds in haar hoedanigheid van procespartij de gelegenheid heeft haar standpunt in de hoofdzaak kenbaar te maken.
3.3
In het voegingsincident in hoger beroep (zie hiervoor in 2 onder (ii)) is AT Osborne – evenals Berenschot – verweerster. Sona heeft AT Osborne dan ook terecht – naast Berenschot – als verweerster in het cassatieberoep tegen de beslissing in het voegingsincident betrokken (zie hiervoor in 2 onder (iii)). AT Osborne is dus partij in de hoofdzaak in cassatie en kan zich daarom niet voegen aan de zijde van een van de andere partijen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart AT Osborne niet-ontvankelijk in haar incidentele vordering tot voeging;
- veroordeelt AT Osborne in de kosten van dit incident, tot op deze uitspraak aan de zijde van Berenschot begroot op € 68,07 aan verschotten en € 800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien AT Osborne deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van Sona begroot op nihil;
- verwijst de zaak naar de rol van 15 mei 2020 voor schriftelijke toelichting.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh en H.M. Wattendorff, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
3 april 2020.