ECLI:NL:GHARL:2023:7394

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
200.322.967
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de gevolgen voor transitie- en billijke vergoeding in het arbeidsrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van [appellant] door Aeronamic B.V. [appellant] was sinds 1985 in dienst bij Aeronamic en werd op 19 juli 2022 op staande voet ontslagen wegens het onjuist afvoeren van gevaarlijk afval (Chroom-6) zonder de juiste veiligheidsmaatregelen te volgen. De kantonrechter had eerder de verzoeken van [appellant] om vergoedingen afgewezen, en [appellant] ging in hoger beroep om deze vergoedingen alsnog toegewezen te krijgen. Het hof oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [appellant] ernstig verwijtbaar had gehandeld door de veiligheidsvoorschriften te negeren. Het hof wees de verzoeken om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, transitievergoeding en billijke vergoeding af. Het hof concludeerde dat Aeronamic niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] niet voldoende waren om de afwijzing van de vergoedingen te rechtvaardigen. Het hof veroordeelde [appellant] in de proceskosten van Aeronamic.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.322.967
(zaaknummer rechtbank Overijssel, locatie Almelo, 10100865)
beschikking van 4 september 2023
in de zaak van
[appellant] ,
wonende in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als verzoeker,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.F. Kötter,
tegen
Aeronamic B.V.,
gevestigd in Almelo,
die bij de kantonrechter optrad als verweerster,
hierna: Aeronamic,
advocaat: mr. S.J.M. Masselink.

1.1. Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft op 17 februari 2023 hoger beroep ingesteld van de beschikking van 21 november 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo.
1.2.
Het verloop van de procedure daarna blijkt uit:
- het beroepschrift (met producties) van [appellant] , ter griffie ontvangen op 17 februari 2023,
- het verweerschrift van Aeronamic,
- de door [appellant] ingediende producties,
- de op 28 juni 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd en waarvan een verslag (proces-verbaal) is gemaakt.
1.3
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald op 4 september 2023.

2.De kern van de zaak

2.1
[appellant] is op 19 juli 2022 door Aeronamic op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft de verzoeken van [appellant] om Aeronamic te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en de billijke vergoeding afgewezen. [appellant] is in de proceskosten veroordeeld.
2.2.
De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat het hof de door hem gevraagde vergoedingen alsnog toewijst. In hoger beroep verzoekt [appellant] om toekenning van de volgende bedragen:
vergoeding wegens onregelmatige opzegging € 57.325,10 bruto
transitievergoeding € 60.248,90 bruto
billijke vergoeding € 22.722,60 bruto,
met veroordeling van Aeronamic in de kosten van de procedure.
2.3.
[appellant] heeft berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 19 juli 2022. De vergoeding onder a ziet op de opzegtermijn die op grond van de CAO Metalektro 12 maanden bedraagt.

3.Het oordeel van het hof

de beslissing in het kort
3.1
De beslissing van het hof is dat de verzoeken van [appellant] worden afgewezen. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig gegeven zodat hij geen recht heeft op de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. [appellant] heeft bovendien ernstig verwijtbaar gehandeld zodat hij geen recht heeft op de door hem gevraagde transitievergoeding. Aeronamic heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld zodat zij geen billijke vergoeding aan [appellant] hoeft te betalen. [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het hof legt deze beslissing hieronder uit.
eerst de vaststaande feiten
3.2.
Door de kantonrechter zijn de feiten vastgesteld. Daartegen heeft [appellant] geen bezwaar gemaakt zodat deze vaststaan en het hof daarnaar verwijst. Niettemin geeft het hof voor de leesbaarheid nu eerst een weergave van de feiten.
3.3.
[appellant] , geboren [in] 1961, is sinds 1985 in dienst van (de rechtsvoorganger) van Aeronamic. Hij werkte in de functie van [functie] bij Aeronamic. Zijn salaris bedroeg € 3.769,00 bruto, exclusief emolumenten en hij werkte 40 uur per week.
3.4.
Aeronamic ontwerpt, produceert, onderhoudt, test en levert turbomachines, precisie-onderdelen met extreem hoge rotatiesnelheden en motor aangedreven systemen voor zowel de commerciële als defensie luchtvaartindustrie. Er worden aan de producten zeer strenge certificerings- en kwaliteitseisen gesteld door de opdrachtgevers van Aeronamic.
3.5.
In 2017 is [appellant] gekwalificeerd voor het proces chroombrushen. Dit wordt toegepast om vliegtuigonderdelen extra weerbaar tegen corrosie te maken. Hij heeft hiervoor een theoretische cursus gevolgd die zag op de toepasselijke wet- en regelgeving. De module Chroom 6 maakt onderdeel uit van deze cursus. Op 18 januari 2022 is [appellant] geherkwalificeerd en is hij getoetst voor chroombrushen. Toen heeft hij het document ATS-CM-001 ondertekend waarin is vermeld dat hij bij zijn werkzaamheden met Chroom 6 gebruik dient te maken van de
“material safety data sheet (MSDS)”. Daarin wordt weergegeven dat Chroom 6
“very toxic to aquatic life with long lasting effects”is en
“Avoid release to the environment”.
3.6.
Op camerabeelden is te zien dat [appellant] , in strijd met deze instructies, op 19 juli 2022, zonder beschermende handschoenen, een bak met geel verkleurde vloeistof (Chroom-6) door de gootsteen op het riool loost terwijl hij dat volgens de bij Aeronamic geldende protocollen had moeten doen in een zuurkast waarna de vloeistof in een jerrycan wordt opgevangen. In het gesprek op diezelfde dag heeft [appellant] toegegeven dat hij hetzelfde ook op 13 juli 2022 heeft gedaan. Vervolgens is [appellant] op staande voet ontslagen. In de brief van 20 juli 2022 worden de redenen van het ontslag op staande voet als volgt uitgelegd:
“Onlangs verkregen wij informatie dat u na het verrichten van chroombrush werkzaamheden, waarbij met de stof Chroom(6)oxide wordt gewerkt, restanten hiervan niet op de juiste voorgeschreven wijze zou hebben afgevoerd, doch dat u deze via de spoelbak in het riool zou hebben laten lopen.
Gisteren heeft u opnieuw chroombrush werkzaamheden uitgevoerd en u heeft wederom de restanten via de spoelbak het riool in laten lopen. U heeft dit desgevraagd bevestigd.
U heeft een training gevolgd en bent gekwalificeerd om de betreffende werkzaamheden correct uit te voeren. Ook heeft u de veiligheidsinstructie voor het werken met chroom(6)oxide gevolgd. Dat u bij het werken met deze stof de voorschriften niet heeft gevolgd is voor ons onacceptabel.
Hierbij delen wij u aldus mede dat wij u met onmiddellijke ingang op staande voet ontslaan. De reden voor dit ontslag is dat voor ons bedrijf zeer hoge veiligheidsvoorschriften gelden, waarmee u bekend bent en dit geldt zeker wanneer dit betreft het werken met de stof Chroom(6)oxide waarvan u weet dat dit niet via de spoelbak in het riool kan vloeien. Wij hebben u gehoord naar aanleiding van dit feit, hetgeen u erkende. Dit feit vormt voor ons een dringende reden voor dit ontslag op staande voet in de zin van artikel 7:677 e.v. B.W.
Uw persoonlijke omstandigheden, zoals onder meer de gevolgen die het ontslag voor u zal hebben, hebben wij afgewogen tegen de aard en de ernst van de dringende reden. Die afweging heeft tot de slotsom geleid dat een onmiddellijke beëindiging van uw dienstverband gerechtvaardigd is.”
3.7.
Op 19 juli 2022 heeft Aeronamic aan de Omgevingsdienst Twente een melding gedaan dat er een milieuvoorval (de lozing van Chroom-6 afvalwater van die datum) heeft plaatsgevonden. De Omgevingsdienst heeft op 4 augustus 2022 schriftelijk medegedeeld dat dit voorval is afgewikkeld door de inmiddels verrichte metingen en het aanspreken van de verantwoordelijke medewerker. Uit die metingen bleek niet van enige vervuiling.
de bezwaren van [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter
3.8.
[appellant] voert aan dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Verder vindt hij het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig omdat het, rekening houdende met alle omstandigheden van het geval, disproportioneel is en onvoldoende rekening houdt met zijn persoonlijke omstandigheden. De afwijzing van de transitievergoeding is niet terecht omdat [appellant] , zelfs al zou het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig zijn, daar volgens de wet recht op heeft. Daarom moet de beschikking van de kantonrechter door het hof worden vernietigd en moeten de hiervoor genoemde bedragen alsnog aan hem worden toegewezen. Aeronamic is het eens met de beschikking van de kantonrechter en verzoekt het hof het beroep van [appellant] af te wijzen.
3.9.
Als de bezwaren tegen het ontslag op staande voet door het hof gegrond worden verklaard dan heeft [appellant] in principe recht op een vergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn, mogelijk een billijke vergoeding en de transitievergoeding. Als het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven moet nog steeds worden beoordeeld of [appellant] recht heeft op de transitievergoeding. Hierna gaat het hof op de bezwaren van [appellant] in.
de onverwijldheid
3.10.
[appellant] voert aan dat uit de eerste twee alinea’s van de ontslagbrief volgt dat Aeronamic al vóór 19 juli 2022 [appellant] verdacht van het weggooien van spoelwater met Chroom(6)Oxide restanten. Dat was toen voor Aeronamic geen reden om hem te waarschuwen, laat staan op staande voet te ontslaan. Daarom is het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven.
3.11.
Het hof stelt voorop dat de werkgever de gelegenheid moet hebben om een vermoeden van een dringende reden die tot ontslag aanleiding geeft deugdelijk te onderzoeken. [1] Belangrijk is dat de werkgever voortvarend te werk gaat met het onderzoek naar de gegrondheid van dit vermoeden. Uit de stukken en uit wat op de mondelinge behandeling is gebleken, volgt dat op 15 juli 2022 Aeronamic bemerkte dat een jerrycan met spoelwater met Chroom(6)Oxide ontbrak. Deze jerrycans worden gevuld via een afvoer en een slangetje vanuit de zogenaamde zuurkast waarin dit spoelwater wordt gestort. En deze jerrycans worden vervolgens aan de afvalverwerker aangeboden. Aeronamic stelt dat voor haar toen niet duidelijk was hoe het kon dat er een jerrycan ontbrak. Toen heeft zij besloten camera’s op te hangen. Op de mondelinge behandeling heeft [appellant] gesteld dat Aeronamic specifiek hem toen al in het vizier had. Dat zou hij van collega’s achteraf hebben begrepen. Het hof heeft hierop doorgevraagd maar [appellant] heeft deze stelling, tegenover de betwisting van Aeronamic, verder niet feitelijk toegelicht zodat deze niet is komen vast te staan.
3.12.
Uit de camerabeelden die door het hof zijn bekeken, blijkt dat op 19 juli 2022 vanuit twee cameraposities wordt geregistreerd dat [appellant] het spoelwater met Chroom(6)Oxide heeft gestort in de wasbak die uitkomt op het riool en dus niet via de zuurkast in de jerrycan. Zodra het bewijs door middel van de camerabeelden rond was en [appellant] zelf in het gesprek op 19 juli 2022 toegaf ook op 13 juli 2022 op het riool te hebben afgestort heeft Aeronamic [appellant] direct op staande voet ontslagen.
3.13.
[appellant] voert nog aan dat uit de ontslagbrief volgt dat Aeronamic reeds eerder op de hoogte was van het afstorten op het riool zodat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Het hof volgt [appellant] hierin niet. De verwijzing naar een eerdere storting wordt immers als vermoeden geformuleerd. In de ontslagbrief staat: dat er onlangs informatie is verkregen dat [appellant] vervuild spoelwater in het riool “
zou”hebben laten lopen. De verwijzing in de ontslagbrief naar 19 juli 2022 toen [appellant]
“wederom”op het riool heeft gestort kan niet los worden gezien van het gesprek van die dag waarin [appellant] toegaf ook op 13 juli 2022 op het gewone riool te hebben afgestort, zoals Aeronamic in de stukken en ter zitting heeft toegelicht. [appellant] heeft daartegenover geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd. Het hof is dan ook van oordeel dat uit de formulering in de ontslagbrief niet kan worden afgeleid dat Aeronamic al eerder dan 19 juli 2022 op de hoogte was van afstorten van vervuild spoelwater op het riool door [appellant] . Dit bezwaar van [appellant] gaat dan ook niet op.
3.14.
Het hof oordeelt daarom dat het ontslag op staande voet wel degelijk onverwijld is gegeven.
het ontslag op staande voet zelf
3.15.
Op grond van art. 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor de onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst (ontslag op staande voet) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van een werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moeten bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben. [2]
3.16.
[appellant] voert aan dat het ontslag op staande voet disproportioneel is. Aeronamic had na de stortingen hem een waarschuwing moeten geven of in elk geval een minder vergaande sanctie moeten opleggen. Uit een meting volgt dat er geen Chroom(6)Oxide in het milieu terecht is gekomen. Er is sprake van een langdurig dienstverband en [appellant] heeft altijd goed gefunctioneerd. De persoonlijke gevolgen zijn groot, gelet op zijn leeftijd en zijn kansen op de arbeidsmarkt.
3.17.
Het hof stelt voorop dat [appellant] heeft erkend dat hij heeft gehandeld in strijd met de regels door tot twee keer toe het vervuilde spoelwater te lozen op het gewone riool. Op de mondelinge behandeling heeft hij toegelicht dat hij hier zelf geen enkel belang bij had; het kostte eigenlijk meer moeite om het spoelwater af te storten in het riool dan in de zuurkast die dichterbij stond. Het was onachtzaamheid van hem. Verder heeft [appellant] aangevoerd dat zo’n half jaar eerder door processpecialist [naam1] de werkmethode was veranderd waardoor het afvalwater minder vervuild werd (minder geel). Op de camerabeelden is aan het hof echter duidelijk gebleken dat het water behoorlijk geel is gekleurd tijdens het storten. Op de mondelinge behandeling heeft Aeronamic uitgelegd dat de digitaal vastgelegde werkbeschrijvingen niet zijn veranderd, wat door [appellant] niet is betwist. Kortom: [appellant] heeft zelf uit de uitleg van de processpecialist de conclusie getrokken dat hij mocht storten op het gewone riool terwijl dat volgens de geldende regels echt niet mocht. En die regels kende [appellant] omdat hij er zijn handtekening onder heeft gezet. Het hof is daarom van oordeel dat [appellant] de geldende strenge regels aan zijn laars heeft gelapt waarbij hij het milieu in gevaar heeft gebracht. Daar komt nog het volgende bij. Door Aeronamic is uitgelegd dat haar bedrijfsvoering streng gereguleerd is omdat zij werkzaam is in de (militaire) vliegtuigindustrie. Alles gebeurt volgens vastgelegde protocollen en dat geldt ook voor het afvoeren van de zeer giftige stoffen, zoals Chroom(6)Oxide. Zij wordt door de milieuautoriteiten goed in de gaten gehouden. Door deze regels te overtreden heeft [appellant] , zo overweegt het hof, met zijn lakse optreden niet alleen het milieu maar ook nog eens de bedrijfsvoering in gevaar gebracht. Aan dit oordeel doet niet af dat uit metingen is gebleken dat er geen milieuschade is opgetreden. Het gaat er om dat [appellant] de hem bekende regels heeft overtreden waardoor hij een risico op milieuschade en schade aan de bedrijfsvoering heeft gecreëerd.
3.18.
Het hof oordeelt dat deze handelwijze van [appellant] in principe een dringende reden oplevert in de zin van artikel 7:678 BW. Aeronamic had daarom niet hoeven te volstaan met een waarschuwing, zoals [appellant] aanvoert. De onachtzaamheid van [appellant] die voortkomt uit zijn eigen beslissing de regels niet op te volgen staat daaraan in de weg. De zeer lange duur van het dienstverband brengt het hof niet op andere gedachten; dat maakt juist dat de zeer ervaren [appellant] , die voorheen zelfs bij een rechtsvoorganger van Aeronamic in een nucleaire omgeving werkte, beter had moeten weten. Evenmin kan worden gezegd dat de persoonlijke omstandigheden van [appellant] een zodanig gewicht in de schaal leggen dat het hof er toch nog anders over moet denken. Gebleken is namelijk dat [appellant] per 5 december 2022 een andere baan heeft gevonden. Omdat zijn WW-uitkering door het UWV is geweigerd (waartegen [appellant] overigens geen bezwaar heeft gemaakt) heeft hij vier maanden geen inkomsten uit arbeid ontvangen. Anders dan [appellant] aanvoert is het hof van oordeel dat deze gevolgen van het ontslag op staande voet voor [appellant] persoonlijk, tegenover de ernst van zijn gedragingen, niet zodanig zwaarwegend zijn dat Aeronamic hem niet had mogen ontslaan.
3.19.
Het hof concludeert dat sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Dit betekent dat Aeronamic geen vergoeding aan [appellant] over de niet in acht genomen opzegtermijn hoeft te betalen.
de billijke vergoeding
3.20.
[appellant] heeft zijn verzoek om een toekenning van een billijke vergoeding vermeerderd. Bij de kantonrechter verzocht hij om een vergoeding van € 10.086,60 bruto en in hoger beroep € 22.722,60 bruto. Daaraan ligt een berekening ten grondslag van het inkomensverlies dat [appellant] over het eerste half jaar na het ontslag op staande voet heeft geleden.
3.21.
Op grond van artikel 7:681 BW kan de rechter aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen als, kort gezegd, de werkgever niet rechtsgeldig heeft opgezegd. Artikel 7:682 BW voegt daar aan toe dat een billijke vergoeding ook kan worden toegekend als de opzegging het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Hiervoor heeft het hof geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Niet is gebleken van enig ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Aeronamic, zoals blijkt uit wat het hof hiervoor heeft overwogen. Dat [appellant] op staande voet is ontslagen is te wijten aan zijn eigen handelen in strijd met de veiligheidsregels. Daarom hoeft Aeronamic geen billijke vergoeding aan [appellant] te betalen.
de transitievergoeding
3.22.
De kantonrechter heeft het verzoek van [appellant] om toekenning van de transitievergoeding afgewezen omdat de handelwijze van [appellant]
“dermate onjuist en onzorgvuldig [is] dat dit als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt.”[appellant] wijst op artikel 7:673 lid 8 BW, waarin is vermeld dat de rechter ook in geval van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk kan toekennen. Hij verzoekt het hof de transitievergoeding zo nodig op grond van lid 8 toe te kennen.
3.23.
Het hof gaat eerst in op artikel 7:673 BW. Lid 7 onder c bepaalt dat de transitievergoeding niet is verschuldigd indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Lid 8 luidt als volgt:
“In afwijking van lid 7, onderdeel c, kan de kantonrechter de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk aan de werknemer toekennen indien het niet toekennen ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.”Uit een uitspraak van de Hoge Raad [3] blijkt over de toepassing van lid 7 het volgende:
“Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat deze uitzonderingsgrond een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt.”En:
“Bij de beoordeling of de uitzonderingsgrond van art. 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW van toepassing is, zijn de omstandigheden van het geval – waaronder de persoonlijke omstandigheden van de werknemer – slechts van belang voor zover deze van invloed zijn op de verwijtbaarheid van het handelen of nalaten van de werknemer dat tot het ontslag heeft geleid. De overige omstandigheden van het geval (dus omstandigheden die geen verband houden met de gedragingen van de werknemer die tot het ontslag hebben geleid, noch met de verwijtbaarheid van die gedragingen) zijn in dit verband niet van betekenis. Opmerking verdient dat bij beantwoording van de vraag of het niet toekennen van de transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is als bedoeld in art. 7:673 lid 8 BW, alle omstandigheden van het geval van belang kunnen zijn, dus ook omstandigheden die bij de toepassing van art. 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW niet van betekenis zijn.”
3.24.
Toegepast op deze zaak oordeelt het hof, verwijzende naar wat hiervoor onder 3.17. en 3.18. is overwogen, dat sprake is van een uitzonderingsgeval op de regel dat een transitievergoeding moet worden toegekend. Er is sprake van evident ernstig verwijtbaar handelen van [appellant] nu het gaat om opzettelijk handelen in strijd met veiligheidsnormen die aan de zeer ervaren [appellant] bekend waren. Daarbij komt dat op de mondelinge behandeling is gebleken dat [appellant] niet blijk gaf van enig schuldbesef. Weliswaar speet het hem dat hij de regels had overtreden maar zijn verontwaardiging dat hij om deze reden, in zijn eigen woorden,
“eruit geschopt werd”door Aeronamic overheerste. En niet dat hij risico’s had genomen met het milieu en de bedrijfsvoering van Aeronamic. Om deze redenen beslist het hof dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat aan [appellant] de transitievergoeding niet kan worden toegewezen.
3.25.
Het hof volgt [appellant] evenmin met het beroep dat hij doet op lid 8 zodat, ondanks het evident ernstig verwijtbaar handelen, aan hem geheel of gedeeltelijk de transitievergoeding kan worden toegewezen. De lat daarvoor ligt namelijk heel hoog; het niet toekennen van deze vergoeding moet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Daarvoor doet [appellant] een beroep op zijn persoonlijke omstandigheden waarop het hof onder 3.18. is ingegaan en waarnaar wordt verwezen. [appellant] heeft 4 maanden geen loon ontvangen maar heeft daarna ander werk gevonden. Daarbij komt dat hij, in aanmerking genomen het verweer van Aeronamic op dit punt, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij na het ontslag op staande voet zich snel heeft ingespannen om weer aan de slag te komen. Het hof wil best aannemen, zoals [appellant] op de zitting heeft gezegd, dat hij het emotioneel zwaar heeft gehad in de periode na het ontslag op staande voet. Echter, alles bij elkaar genomen, is de hoge lat niet gehaald en is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat [appellant] geen transitievergoeding krijgt.
conclusie
3.26.
Het beroep van [appellant] slaagt niet. Het ontslag op staande voet blijft dus in stand en Aeronamic hoeft niets meer te betalen aan [appellant] .
3.27.
Omdat [appellant] in het ongelijk wordt gesteld, veroordeelt het hof hem in de proceskosten van Aeronamic.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep,
4.1.
verklaart het beroep van [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van 21 november 2022 ongegrond,
4.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van dit hoger beroep, tot aan deze beschikking aan de zijde van Aeronamic vastgesteld op € 783,00 voor griffierecht en op € 2.366,00 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief II),
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.J. van Rijen, C. Hoogland en P.L.R. Wefers Bettink en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 september 2023.

Voetnoten

1.HR 15 februari 1980, NJ 1980/328 en HR 21 januari 2000, NJ 2000/190
2.HR 12 februari 1999, ECLI:NL:1999:ZC2849 en HR 16 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:596
3.HR 8 februari 2019, ECLI:NL:2019:203