In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Zwolle tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel. De rechtbank had de naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 67,30, opgelegd aan belanghebbende, vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten. De heffingsambtenaar heeft hoger beroep ingesteld, waarbij belanghebbende een verweerschrift heeft ingediend. Tijdens de zitting op 20 december 2022 zijn beide partijen gehoord. De heffingsambtenaar stelde dat de naheffingsaanslag rechtmatig was opgelegd op basis van de Gemeentewet en de bijbehorende verordening, terwijl belanghebbende betoogde dat de naheffingsaanslag niet opgelegd had mogen worden en volstond had moeten worden met een waarschuwing. Het Hof oordeelde dat de Gemeente binnen de wettelijke grenzen was gebleven bij het vaststellen van de kosten van de naheffingsaanslag. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag, waarbij het ook de heffingsambtenaar veroordeelde tot het vergoeden van proceskosten aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan.