In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2014 en 2015 zijn opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen deze navorderingsaanslagen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraken op bezwaar in stand gelaten, met uitzondering van de vergrijpboete die is verminderd tot € 1.200. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de voordelen uit zijn werkzaamheden als verpleegkundig specialist en als verkoper van zonnepanelen als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt. De inspecteur heeft dit betwist en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Tijdens de zitting is vastgesteld dat belanghebbende in de jaren 2014 en 2015 als verpleegkundig specialist werkzaam was voor één opdrachtgever, de Stichting [naam4], en daarnaast als verkoper en monteur van zonnepanelen. Het hof heeft geoordeeld dat belanghebbende niet voldoet aan de vereisten voor ondernemerschap zoals vastgelegd in de Wet IB 2001, omdat hij onvoldoende zelfstandigheid heeft ten opzichte van zijn opdrachtgever en niet actief naar nieuwe opdrachten heeft gezocht. Het hof heeft ook geoordeeld dat de voordelen uit de werkzaamheden als verpleegkundig specialist niet als winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt, en dat de vergrijpboete van € 1.200 passend is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard.