Matiging
De boete wordt gematigd tot 20% omdat voor min of meer hetzelfde feitencomplex ook omzetbelasting wordt nageheven waarbij ook een boete wordt opgelegd.”
7. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige navorderingsaanslagen aan eiser opgelegd. De correcties hebben betrekking op het verschil in omzet tussen de oorspronkelijke administratie en de nieuw opgezette administratie. Daarnaast heeft verweerder over het jaar 2014 een vergrijpboete opgelegd.
8. Op 22 januari 2020 hebben controlemedewerkers van de Belastingdienst een bedrijfsbezoek gebracht aan de huisartsenpost van de [stichting] waar eiser werkzaamheden verrichtte. Tijdens het bedrijfsbezoek heeft een gesprek plaatsgevonden met het hoofd van de administratie. Van het bedrijfsbezoek is een verslag gemaakt. In het verslag staat onder meer het volgende:
“
Arbeidsrelaties van niet-werknemers
[stichting] maakt momenteel
geengebruik van de diensten van zzp’ers. Alle arbeidsrelaties zijn tegenwoordig werknemers. Voorheen maakte [stichting] wel gebruik van zzp’ers. Dit betroffen verpleegkundig specialisten (physician assistants) die medisch-ondersteunende handelingen van een huisarts overnamen. Aan het einde van het jaar 2019 heeft [stichting] de samenwerking, met de laatste voor [stichting] werkzame zzp’er, beëindigd. De verpleegkundig specialisten, inclusief de verpleegkundig specialisten in opleiding, hebben tegenwoordig een dienstverband bij [stichting] .
Indien u het niet eens bent met (bepaalde onderdelen van) dit verslag, verzoeken wij u ons daarvan binnen twee weken na dagtekening van deze brief op de hoogte te brengen. Ontvangen wij geen reactie van u dan vertrouwen wij erop dat het verslag een goede weergave is van ons gesprek.”
9. Vanuit de zijde van [stichting] is niet gereageerd op de conceptversie van het verslag van het bedrijfsbezoek.
10. Eiser heeft in de bezwaarprocedure tegen de navorderingsaanslagen het standpunt ingenomen dat het inkomen uit zijn werkzaamheden als VS en die betrekking hebben op de zonnepanelen als winst uit onderneming moet worden aangemerkt.
11. Omdat de bezwaren tegen de navorderingsaanslagen te laat waren ingediend zijn deze niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft het bezwaarschrift vervolgens aangemerkt als verzoeken om ambtshalve vermindering. Hij heeft bij beschikking de verkoop en montage van zonnepanelen als winst uit onderneming aangemerkt en op dat resultaat de MKB-winstvrijstelling toegepast en de verzoeken voor het overige afgewezen.
12. In geschil is of de inkomsten die eiser geniet uit zijn werkzaamheden als VS winst uit onderneming vormen, zoals eiser stelt, of loon uit dienstbetrekking dan wel resultaat uit overige werkzaamheden, zoals verweerder stelt. Indien sprake is van winst uit onderneming, is vervolgens in geschil of is voldaan aan het urencriterium waardoor eiser recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek. Daarnaast is in geschil of de vergrijpboete terecht en tot een niet te hoog bedrag is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
13. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder in de bezwaarfase het hoorrecht van eiser heeft geschonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze schending van de hoorplicht op de voet van artikel 6:22 van de Awb voorbij te gaan, omdat niet kan worden gezegd dat belanghebbende niet in zijn belangen is geschaad. Dit betekent dat de beroepen gegrond zijn en dat de uitspraken op bezwaar moeten worden vernietigd.
14. Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de keuze gesteld de zaken terug te wijzen naar verweerder met opdracht eiser alsnog volgens de regels te horen, dan wel zelf in de zaken te voorzien. Ter zitting hebben partijen de rechtbank verzocht vanwege praktische redenen zelf in de zaken te voorzien. De rechtbank volgt partijen daarin, zodat zij toekomt aan een inhoudelijke behandeling van deze zaken.
15. De rechtbank zal om proceseconomische redenen eerst beoordelen of eiser recht heeft op de zelfstandigenaftrek (inclusief de startersaftrek).De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet.
16. Volgens het urencriterium van artikel 3.6 van de Wet IB 2001 (voor zover hier van belang) moet een ondernemer (i) gedurende het kalenderjaar minimaal 1.225 uren besteden aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit hij als ondernemer winst geniet, en (ii) van de voor werkzaamheden beschikbare tijd meer dan de helft besteden aan die ondernemingen (grotendeelscriterium).
17. Volgens vaste jurisprudentie geldt als tijd die in beslag wordt genomen door het drijven van een onderneming, alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Voorts staat het in beginsel ter beoordeling van de ondernemer of bepaalde werkzaamheden nut hebben voor de onderneming.
18. Eiser heeft de bewijslast dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek. Hij moet niet alleen aannemelijk maken dat hij ten minste 1.225 uren aan zijn ondernemingen heeft besteed, maar ook dat hij heeft voldaan aan het grotendeelscriterium. Daarbij moet worden gekeken naar – enerzijds – alle werkzaamheden voor een of meer ondernemingen waaruit eiser als ondernemer winst geniet en – anderzijds – werkzaamheden die loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden opleveren.
19. Voor de beantwoording van de vraag of eiser voldoet aan de voorwaarden voor de zelfstandigenaftrek zal de rechtbank er veronderstellenderwijs van uitgaan dat de werkzaamheden van eiser als VS als een onderneming kunnen worden aangemerkt. Dit betekent dat de rechtbank zal ingaan op (a) de uren die hij voor werkzaamheden van zijn zonnepanelenbedrijf heeft verricht en (b) de uren voor werkzaamheden die hij als VS heeft verricht.
20. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij aan het urencriterium voldoet Excel-sheets overgelegd. Ter zitting heeft de rechtbank met eiser besproken dat de gegevens uit de overgelegde Excel-sheets onvoldoende gedetailleerd waren om eisers stellingen over het urencriterium te kunnen staven. Daarnaast bleken de Excel-sheets, zoals ook ter zitting door eiser erkend, niet volledig. De rechtbank heeft eiser daarop de gelegenheid geboden om zijn stelling omtrent het aantal gemaakte uren in 2014 en 2015 nader te specificeren in een overzicht waarbij de uren worden uitgesplitst naar activiteit, met vermelding van data en voorzien van een toelichting.
21. Eiser heeft vervolgens een nieuwe Excel-sheet (urenoverzicht) overgelegd, waarin hij tot een totaal aantal uren komt van 1.903 voor 2014 en 1.969,5 voor 2015. Hij heeft het urenoverzicht achteraf opgemaakt en deels gebaseerd op schattingen. Eiser heeft daarover ter zitting verklaard dat hij de voorbereidende werkzaamheden voor de installatie van zonnepanelen heeft geschat. Daarnaast heeft hij het aantal uren geschat naar aanleiding van de afspraken die hij in zijn agenda op de telefoon had staan. Om het aantal uren voor de [stichting] te verantwoorden heeft eiser aansluiting gezocht bij een portaal van [stichting] . Het urenoverzicht heeft de navolgende opbouw:
Datum
Naam
Reisbestemming + voorbereiding
Uren
Netto aanwezigheid
Totaal
Opdracht Ja/Nee
22. Eiser heeft in het overzicht verschillende blokken opgenomen, waarin weliswaar de omschrijving van de werkzaamheden is opgenomen maar niet duidelijk staat vermeld of deze uren betrekking hebben op de werkzaamheden voor de zonnepanelen, dan wel als VS. De rechtbank heeft daarom aan de hand van het overzicht getracht zelf deze onderverdeling te maken aan de hand van de omschrijvingen. Dit leidt voor 2014 tot de navolgende verdeling van 1.195 uren voor de werkzaamheden die betrekking hebben op de zonnepanelen en 708 uren voor de werkzaamheden als VS (scholing/opleiding en diensten bij [stichting] ). Voor 2015 gaat het om 1.177,5 uren voor de werkzaamheden die betrekking hebben op de zonnepanelen en 792 uren voor de werkzaamheden als VS.
23. Eiser heeft in zijn urenoverzicht een splitsing gemaakt naar “uren”, “netto aanwezigheid” en “totaal”. De rechtbank begrijpt dat eiser met “uren” voorbereidings- en reistijd bedoelt en met “netto aanwezigheid” de uren die de werkzaamheden zelf betreffen.
24. Verweerder heeft het totaal aantal uren en een aantal specifieke posten gemotiveerd betwist. De rechtbank heeft geconstateerd dat verweerder, ondanks dat hij contact met de griffie van de rechtbank heeft opgenomen ter controle van de ontvangen stukken, niet over alle pagina’s van het urenoverzicht beschikt. De rechtbank ziet hierin evenwel geen aanleiding het onderzoek te heropenen, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen.
25. De rechtbank is van oordeel dat eiser voor zowel 2014 als 2015 niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer dan 1.225 uren heeft besteed aan de verkoop en montage van zonnepanelen tezamen met zijn werk als VS. De rechtbank ziet dat eiser zich heeft ingespannen om het aantal uren zo goed mogelijk te specificeren, maar dat neemt niet weg dat het aantal bestede uren zowel voor het zonnepanelenbedrijf als de werkzaamheden als VS voor een groot deel achteraf zijn geschat en onvoldoende zijn onderbouwd met concrete bewijsstukken. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat er gebreken zitten in het urenoverzicht en dat de omschrijvingen veelal zo algemeen zijn geformuleerd dat niet duidelijk is of deze zien op zakelijke activiteiten. Het betreft onder meer de posten 50 weken 2 x tanken, EBay materiaal, Materiaal, Toiletpapier, LIDL maaltijd, Online winkelen, 123 inkt, KPN, RDW, HEMA AH Emmeloord, Valk Hotel Emmeloord. Voor wat betreft de LIDL maaltijden wijst de rechtbank erop dat deze zijn verantwoord op dagen waarvoor in het overzicht geen werkzaamheden voor de zonnepanelen of als VS zijn opgevoerd. Het is dan ook niet-aannemelijk dat deze kosten zijn verricht met het oog op de zakelijke werkzaamheden. Ook andere uren, waaronder 200 uren voor telefoon/apps/sms/ICT en in totaal 125 uren voor vakliteratuur lezen, administratie en mail lezen zijn niet onderbouwd. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiser zoveel uren aan deze activiteiten heeft besteed. Verder heeft eiser een uitdraai van de digitale agenda’s uit 2014 en 2015 overgelegd om de gemaakte uren te onderbouwen, maar zoals eiser erkent, zijn niet alle werkzaamheden uit het urenoverzicht in de agenda vermeld en staan daarin evenmin het aantal bestede uren vermeld. Ook heeft eiser geen toelichting gegeven waarom de voorbereidende werkzaamheden voor de offertes variëren van 0 tot 6 uren per offerte, terwijl ook niet valt af te leiden of uit de betreffende offerte een opdracht is gevolgd of niet. Zonder deze toelichting acht de rechtbank de verantwoorde uren ten aanzien van de offertes niet aannemelijk. Voor wat betreft de reistijd naar [stichting] (3 uur) merkt de rechtbank op dat deze niet aansluit bij de reistijd die Google Maps (ongeveer 2 x 1 uur en 15 minuten) hierover geeft. Gelet op al deze onvolkomenheden in het urenoverzicht en de overgelegde stukken, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2014 en in 2015 tenminste 1.225 uren heeft besteed aan de verkoop en montage van zonnepanelen tezamen met zijn werk als VS. Dit betekent dat eiser reeds hierom geen recht heeft op de zelfstandigen- dan wel startersaftrek.
26. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven of de inkomsten uit de werkzaamheden die eiser als VS heeft verricht als winst uit onderneming moeten worden aangemerkt, omdat eiser zowel bij een bevestigende als een ontkennende beantwoording daarvan geen recht heeft op de zelfstandigenaftrek en de navorderingsaanslagen in stand blijven. Het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel behoeven om dezelfde reden geen bespreking.
27. Eiser stelt dat de procedure door toedoen van verweerder zo lang heeft geduurd. Hij voert aan dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt en pas op 23 januari 2020 een reactie op het bezwaarschrift ontving. Voor zover eiser bedoelt dat de belastingrente tot een te hoog bedrag is berekend, faalt dit betoog. De belastingrente is berekend over het tijdvak dat (a) is aangevangen 6 maanden te rekenen vanaf het einde van het tijdvak waarover is nagevorderd (respectievelijk 2014 en 2015) en (b) is geëindigd op de dag voordat zes weken na de dagtekening van de navorderingsaanslagen waren verstreken.Gesteld nog gebleken is dat de belastingrente voor de onderhavige jaren tot een te hoog bedrag is berekend.
28. Voor zover eiser bedoelt dat hij vanwege de lange duur recht heeft op een vergoeding voor immateriële schade, faalt dit betoog eveneens. Eiser heeft weliswaar terecht naar voren gebracht dat de bezwaarprocedure tegen de navorderingsaanslagen lang heeft geduurd, maar onderhavige procedure betreft de procedure tegen de beslissing ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen, die is aangevangen op het moment dat eiser hiertegen bezwaarschriften heeft ingediend, op 11 februari 2020. Verweerder heeft vervolgens op 2 juni 2020 een uitspraak op bezwaar gedaan, zodat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een lange duur van de bezwaarperiode.
Vergrijpboete
29. Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2014 op grond van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto paragraaf 25 en 27 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) een vergrijpboete van 25% opgelegd. Hij heeft deze in verband met samenloop met de boete in de omzetbelasting verminderd tot 20%.
30. Ingevolge paragraaf 25 van het BBBB, onderdeel 2, legt de inspecteur een vergrijpboete op van 25 procent ingeval van grove schuld. Van grove schuld is sprake indien de handelwijze van de belastingplichtige moet worden gekwalificeerd als een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Bij grove schuld had de belastingplichtige redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden betaald.
31. De boete is naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd. Daarbij is van belang dat eiser heeft erkend dat hij een gebrekkige administratie in Excel heeft gevoerd, waarbij er fouten in de achterliggende formules zaten. Door deze wijze van administreren heeft eiser zodanig onzorgvuldig en daarmee onachtzaam gehandeld dat sprake van grove schuld. De rechtbank acht een boete van € 1.500 in dit geval passend en geboden. Van strafverlagende omstandigheden is niet gebleken. Ook zijn verder geen redenen voor matiging aangevoerd of gebleken.
32. De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding de boete verder te matigen vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De boete is namelijk aangekondigd op 20 oktober 2017 in de begeleidende brief bij het controlerapport. De overschrijding van de redelijke termijn van twee jaar voor het doen van een uitspraak door de rechtbank, is dus overschreden met 2 jaar en 6 maanden. De rechtbank zal de boete daarom verminderen met 20% tot € 1.200 (80% x € 1.500).
33. Uit het voorgaande volgt dat de beroepen gegrond worden verklaard.
34. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser in verband de behandeling van de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Verweerder heeft ter zitting ingestemd met de door eiser verzochte reis- en verletkosten van € 35 (reiskosten) + € 584 (verletkosten) = € 619.
35. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.