In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door een ex-werkneemster, hierna aangeduid als [appellante], tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De ex-werkneemster had een arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde1] Produkties B.V. en heeft tijdens haar dienstverband een back-up gemaakt van de mailbox van haar werkgever. De voorzieningenrechter had in een eerder vonnis bepaald dat de ex-werkneemster de back-up moest overdragen aan de werkgever, omdat deze als bedrijfseigendom werd beschouwd. De ex-werkneemster was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de zaak op 27 juni 2023 behandeld en heeft geoordeeld dat de back-up inderdaad als bedrijfseigendom moet worden teruggegeven. Echter, om het beginsel van 'equality of arms' te waarborgen, heeft het hof bepaald dat de afgifte van de back-up moet plaatsvinden aan een door partijen gezamenlijk aangewezen onafhankelijke beheerder. Deze beheerder zal ook beslissen over de afgifte van informatie die de ex-werkneemster nodig heeft voor haar verdediging in toekomstige procedures. Het hof heeft de vordering van de werkgever tot volledige teruggave van de back-up afgewezen, maar heeft wel bepaald dat de ex-werkneemster een kopie van de back-up aan de werkgever moet verstrekken. Tevens is er een dwangsom van € 5.000 verbonden aan de veroordeling, mocht de ex-werkneemster niet voldoen aan de uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van een eerlijk proces en de noodzaak om een gelijk speelveld te waarborgen in juridische procedures, vooral wanneer er meerdere rechtszaken aanhangig zijn tussen dezelfde partijen.