Uitspraak
1.[appellante1] B.V.,
hierna te noemen:
[appellante1],
hierna te noemen:
[appellant2],
[appellanten],
1.[geïntimeerde1] Beheer B.V.,
hierna te noemen:
[geïntimeerde1],
bij de rechtbank: gedaagde,
niet verschenen,
2.[geïntimeerde2] Transport V.O.F.,
hierna te noemen:
de vof,
3. [geïntimeerde3] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde3],
4. [geïntimeerde4] ,
hierna te noemen:
[geïntimeerde4],
[geïntimeerden]
1. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak en de beslissing van de kantonrechter
Bestuurder en enig aandeelhouder van [geïntimeerde1] was wijlen [naam1] , de vader van [geïntimeerde3] .
(mr. D. Bos) is inmiddels benoemd tot executeur van de nalatenschap.
‘
Aangezien de kantonrechter in de afhandeling van de executele in de nalatenschap [geïntimeerde3] graag een zo onafhankelijk beeld wil hebben t.a.v. de waarde van het stuk grond (…) zal de verkoop worden gedaan door Rodenburg bedrijfsmakelaars. Ik zal uw interesse (bod) namens de heer [appellant2] overbrengen aan de makelaar.’
Er is een getekende volmacht met dezelfde datum van [geïntimeerde3] en [geïntimeerde4] aan mr. Rekveld om hen te vertegenwoordigen bij de uitoefening van het optierecht.
2.11 Op 9 maart 2021 bevestigt mr. Bos aan mr. Rekveld een overleg tussen hen beiden en [appellant2] , waarbij hij het volgende meedeelt:
‘
(…) Wij spraken af om met het oog op de voor alle partijen hopelijk spoedige afwikkeling van de nalatenschap [geïntimeerde3] een redelijk en kostendekkende prijs voor het stuk grond (…) zou moeten worden overeengekomen.Kosten nalatenschap voor zover nu bekend:Bank wil € 25.000 (totale schuld onder hypotheek is € 85.000)(…)Daarnaast is er nog de openstaande huur van [naam2] : januari 2019 tot heden in ieder geval 25 maanden ad € 1.240 per maand is € 31.000 daarbij komt na de aangetekende ingebrekestelling de wettelijke rente (tot vandaag 5.697,31) en de kosten ex art. 9.3 van de huurovereenkomst ad € 4.650Hoop dat we elkaar kunnen vinden in een redelijke oplossing waarbij ook de bank akkoord gaat gezien haar hypotheekhouder positie.’
‘
Graag bevestigen wij de afspraken welke gemaakt zijn m.b.t. de koop door de huidige huurders van [adres] 2A (…) conform het daarop betrekking hebbend artikel 14 van de huurovereenkomst (…).U zal zorg dragen voor de achterstallige huur ad € 31.000 tot op heden plus een koopsom van € 30.000, beide bedragen namens de huidige huurders waarmee na betaling en de vereisten formaliteiten het eigendom van het perceel zal overgaan op deze huurders.In de voor deze eigendomsovergang op te maken overeenkomst cq. akte zal uitdrukkelijk alle mogelijke aansprakelijkheid van de nalatenschap voor enige gevolg van de vastgestelde en nog eventueel vast te stellen vervuiling van de grond van het perceel worden uitgesloten.Deze afspraak is afhankelijk van de instemming van de Rabo Bank met de aan hen voorgelegde som ter schikkingsvoldoening van alle schulden van de nalatenschap aan deze bank. (…)’
Mr. Rekveld bevestigt op 17 maart 2021 de door mr. Bos vastgelegde afspraak, waarbij hij hoopt op een snel akkoord van de bank.
2.16 Op 1 april 2021 hebben [geïntimeerden] de volmacht aan mr. Rekveld ingetrokken, waarop mr. Rekveld heeft gereageerd met de mededeling dat hij vanaf het ontstaan van het geschil tussen [geïntimeerden] en [appellanten] niet meer heeft gehandeld op basis van de volmacht van [geïntimeerden]
‘(…) De Rabo bank geeft aan slechts met ons te willen spreken over de aflossing van de hypotheek en deze door ons te laten regelen en niet met/door andere partijen.Zoals gemeld is onze opdracht een zo optimaal mogelijk totaal geldelijk resultaat te behalen voor de nalatenschap. De nalatenschap eist dat naast de toezichthoudende rechtbank.(…)Uw voorstel om de hypotheekschuld te betalen en dan met de nalatenschap de rest te regelen op basis van de bedragen zoals eerder door u genoemd is op dit moment bij verre niet concurrerend genoeg. (…)’
In een brief van 26 oktober 2021 aan [appellante1] heeft mr. Bos zich vervolgens op de ontbindende voorwaarde in de overeenkomst van 24 maart 2021 beroepen, vanwege het feit dat de Rabobank niet heeft willen meewerken aan de overeenkomst.
3.3. Het oordeel van het hof
3.4 Ook in dit hoger beroep zal het hof verstek verlenen tegen de niet verschenen [geïntimeerde1] . Omdat [geïntimeerden] ook in hoger beroep wel zijn verschenen, zal één arrest worden gewezen tussen [appellanten] enerzijds en [geïntimeerden] en [geïntimeerde1] anderzijds, dat als een arrest op tegenspraak moet worden beschouwd, op grond van artikel 140 lid 3 Rv, dat ook in hoger beroep van toepassing is gelet op artikel 353 lid 1 Rv. [1]
Uitgangspunt
Op grond van de samenwerkingsovereenkomst is door deze koopovereenkomst tussen [geïntimeerde1] en de vof tegelijkertijd eenzelfde koopovereenkomst tot stand gekomen tussen de vof en [appellante1] . Volgens [appellante1] is de voorwaarde van instemming van de bank vervuld, althans moet deze als vervuld worden beschouwd, omdat (mr. Bos voor) [geïntimeerde1] op 9 maart 2021 aan de vof en [appellante1] heeft meegedeeld dat de bank genoegen neemt met € 25.000,-. Van [geïntimeerde1] mocht worden verwacht dat zij de instemming van de bank verkreeg, die de bank haar op grond van haar toezegging niet kon weigeren.
Dat de bank hiertoe niet bereid was, valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in de risicosfeer van [geïntimeerde1] /mr. Bos. Anders dan [appellanten] leest het hof in de e-mail van mr. Bos aan mr. Rekveld van 9 maart 2021 (2.11) geen toezegging van de bank dat zij haar vordering al onherroepelijk en onvoorwaardelijk had beperkt. Zo geeft mr. Bos een overzicht van de kosten van de nalatenschap ‘voor zover bekend’ en schrijft hij weliswaar dat de bank € 25.000,- wil, maar ook dat de totale schuld onder de hypotheek € 85.000,- is.
3.24 [appellanten] hebben bewijs aangeboden van hun stellingen, onder meer door het doen horen van getuigen. Uit wat hiervoor is overwogen, vloeit voort dat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Het bewijsaanbod is om die reden niet ter zake dienend en wordt gepasseerd.