ECLI:NL:HR:2024:1308

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
23/03480
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst van schenking tussen grootouders en kleinkinderen met betrekking tot bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] B.V. en de kleinkinderen, [kleinkind 1] en [kleinkind 2]. De zaak betreft een geschil over de uitleg van een overeenkomst van schenking tussen grootouders en kleinkinderen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten van de rechtbank Noord-Nederland en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de zaak eerder is behandeld. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] B.V. over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. Dit oordeel is gegeven zonder verdere motivering, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van [eiseres] B.V. verworpen en deze in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de kleinkinderen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van overeenkomsten en de rol van bewijsvoering in civiele zaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03480
Datum27 september 2024
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres] B.V.,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
1. [kleinkind 1],
wonende te [woonplaats],
2. [kleinkind 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [kleinkinderen 1 en 2],
advocaat: R.K. van der Brugge.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/17/177491 / HA ZA 21-43 van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021 en 20 oktober 2021;
b. de arresten in de zaak 200.304.834/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 mei 2022, 31 januari 2023 en 6 juni 2023.
[eiseres] B.V. heeft tegen de arresten van het hof van 31 januari 2023 en 6 juni 2023 beroep in cassatie ingesteld.
[kleinkinderen 1 en 2] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [kleinkinderen 1 en 2] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] B.V. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] B.V. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [kleinkinderen 1 en 2] begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, F.J.P. Lock en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
27 september 2024.