In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende bestuurdersaansprakelijkheid. De zaak betreft een vennootschap die was veroordeeld tot betaling aan Van Daatselaar Sales & Marketing B.V. Echter, na de veroordeling bleek dat de vennootschap geen activiteiten meer verrichtte en geen bezittingen meer had. De bestuurder en de middellijk bestuurder van de vennootschap werden veroordeeld tot schadevergoeding aan Van Daatselaar, omdat zij de activa van de onderneming hadden overgedragen zonder rekening te houden met de vordering van Van Daatselaar.
De procedure begon met een dagvaarding in hoger beroep op 30 juni 2021, na een vonnis van de rechtbank Overijssel op 31 maart 2021. Het hof heeft vastgesteld dat de bestuurders onrechtmatig hebben gehandeld door de onderneming over te dragen terwijl er een openstaande vordering was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bestuurders onrechtmatig tegenover Van Daatselaar hebben gehandeld, en het hof heeft deze beslissing bekrachtigd.
Het hof concludeert dat de bestuurders wisten of redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat de overdracht van de onderneming zou leiden tot het niet kunnen voldoen aan de verplichtingen jegens Van Daatselaar. De vorderingen van de appellanten werden afgewezen en het hof heeft hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders bij het handelen namens een vennootschap, vooral in situaties waarin er sprake is van schulden en activa-overdracht.