ECLI:NL:GHARL:2023:4575

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
200.309.189/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake processueel ondeelbare rechtsverhouding met betrekking tot een voormalig schoolgebouw in Emmen

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 2 februari 2022 is uitgesproken. De procedure betreft een voormalig schoolgebouw in Emmen, dat in 2014 door de gemeente voor een symbolisch bedrag is verkocht aan een rechtsvoorgangster van Stichting Pand 88, met een terugleververplichting. De stichting heeft het pand op 23 april 2020 verkocht aan [appellant] voor € 80.000,-. De gemeente heeft de nietigheid van deze koopovereenkomst ingeroepen, wat heeft geleid tot een rechtszaak. De rechtbank heeft de vorderingen van de gemeente toegewezen, waaronder de vernietiging van de koopovereenkomst tussen [appellant] en de stichting en de verplichting voor beide partijen om het pand terug te leveren aan de stichting.

Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit houdt in dat alle betrokken partijen in het geding moeten worden geroepen om een geldige beslissing te kunnen nemen. Aangezien de stichting niet in het hoger beroep is betrokken, heeft het hof [appellant] de gelegenheid gegeven om de stichting alsnog in het geding te roepen. Indien [appellant] hier niet tijdig gebruik van maakt, kan dit leiden tot niet-ontvankelijkheid in zijn vorderingen.

De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en zal op 27 juni 2023 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.309.189/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 134115
arrest van 30 mei 2023
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
en die hoger beroep heeft ingesteld,
bij de rechtbank: gedaagde (samen met Stichting Pand 88),
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. A.K. Doornbosch,
tegen
de gemeente Emmen,
die zetelt in Emmen,
bij de rechtbank: eiseres,
die voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ingesteld,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. R. Klarus.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft bij dagvaarding van 4 april 2022 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op 2 februari 2022 tussen partijen en Stichting Pand 88 (hierna ook: de stichting) heeft uitgesproken (hierna: het vonnis). Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de memorie van grieven van 23 augustus 2022;
- de memorie van antwoord/ voorwaardelijk incidenteel appel van 14 februari 2023;
- de memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel van 28 maart 2023.
1.2.
De rolraadsheer heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de stichting in de procedure moet worden betrokken. Beide partijen hebben daarover op 9 mei 2023 een akte genomen.

2.Processueel ondeelbare rechtsverhouding

2.1.
De procedure heeft betrekking op een voormalig schoolgebouw in Emmen dat de gemeente in 2014 voor een symbolisch bedrag (€ 10,-) heeft verkocht aan (een rechtsvoorgangster van) de stichting, met een terugleververplichting voor dat zelfde bedrag aan de gemeente in bepaalde gevallen. De stichting heeft op 23 april 2020 dit pand verkocht aan [appellant] voor € 80.000,-. De gemeente heeft de nietigheid van die koopovereenkomst ingeroepen.
2.2.
De rechtbank heeft vorderingen van de gemeente toegewezen en (onder meer):
  • de tussen [appellant] en de stichting gesloten koopovereenkomst vernietigd;
  • de stichting en [appellant] veroordeeld om te bewerkstelligen dat de onroerende zaak door [appellant] wordt teruggeleverd aan de stichting;
  • de stichting veroordeeld om vervolgens mee te werken aan de verkoop en (terug)levering van die onroerende zaak aan de gemeente.
2.3.
Een rechtsverhouding waarbij het rechtens noodzakelijk is dat een beslissing daarover hetzelfde is ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen wordt een processueel ondeelbare rechtsverhouding genoemd. Wanneer een partij ten aanzien van een dergelijke processueel ondeelbare rechtsverhouding een rechterlijke beslissing wenst, dan moeten ook alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen in het geding worden geroepen, ook in hoger beroep. Is dat niet gebeurd, dan moet de rechter, eventueel ambtshalve, die partij de gelegenheid geven om de ontbrekende partij(en) alsnog op de voet van artikel 118 Rv in het geding te roepen binnen een daartoe door de rechter te stellen termijn. [1]
2.4.
Uit het vonnis en uit de wet volgt dat ook in deze procedure sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding als hiervoor bedoeld. Een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling moet namelijk worden ingesteld tegen hen (lees: allen) die partij zijn bij de rechtshandeling (artikel 3:51 lid 2 BW).
2.5.
Het hof zal [appellant] , nu de stichting deel uitmaakt van de processueel ondeelbare rechtsverhouding, maar niet in het hoger beroep is betrokken, in de gelegenheid stellen om deze alsnog in het geding te roepen. Als [appellant] van deze herstelmogelijkheid niet of niet tijdig gebruik gemaakt, dan leidt dit tot niet-ontvankelijkheid van [appellant] in zijn vorderingen in hoger beroep.
2.6.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
stelt [appellant] in de gelegenheid Stichting Pand 88, gevestigd in Emmen, op de voet van artikel 118 Rv als partij in dit geding op te roepen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van 27 juni 2023;
3.2.
houdt verder iedere beslissing aan
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, J. Smit en P.S. Bakker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023.

Voetnoten

1.HR 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411 en HR 5 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:177