In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Holding B.V. en twee geïntimeerden, [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2]. Holding B.V. vorderde betaling van een restschuld uit een geldlening die was aangegaan door [geïntimeerde1] en zijn vennootschappen. De kern van het geschil draait om de vraag of [geïntimeerde2], de ex-echtgenote van [geïntimeerde1], hoofdelijk aansprakelijk is voor deze schuld, gezien het ontbreken van haar toestemming voor de rechtshandeling. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank Overijssel zijn geformuleerd in een eerder vonnis. Het hof concludeert dat [geïntimeerde1] zich als hoofdelijk medeschuldenaar heeft verbonden, maar dat hiervoor de toestemming van [geïntimeerde2] vereist was, wat niet was gegeven. Het hof oordeelt dat de lening niet kan worden gekwalificeerd als een normale bedrijfsuitoefening, waardoor de uitzondering op het toestemmingsvereiste niet van toepassing is. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering door de partijen.