Uitspraak
1.Nobillon Vastgoed B.V.,
Nobillon,
[appellante2],
Nobillon c.s.,
1.Marqt Vastgoed B.V.,
Marqt,
RTB,
Marqt c.s.,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar het in deze zaak om gaat
3.De feiten
14.Incentives
Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW’ (hierna: de algemene bepalingen), die deel uitmaken van de overeenkomst, is onder meer opgenomen:
heeft een opdracht van Barneveld/ [naam3] . Indien deze opdracht bij de koop niet automatisch is overgenomen moet de opdracht even (opnieuw) bevestigd worden door Nobillon. Dat lijkt me allemaal niet zo lastig. Dus de opmerking ‘(..) maar dit is ook een heel vreemde constructie’ volg ik niet. Integendeel, het is een doodgewone constructie: het is de opdracht om een casco winkelruimte te realiseren.’
wisten precies hoeveel ruimte ze nodig hadden voor hun supermarkt en het moest helemaal aan hun wensen aangepast worden. We zijn met hun aannemer het pand doorgegaan om de mogelijkheden te bekijken voor de opsplitsing van de beschikbare ruimte. (…) Nog voor de ondertekening van de huurovereenkomst wist Marqt precies wat het allemaal zou gaan kosten, en hoe ze het pand in gebruik zouden nemen, hoe ze het wilden verbouwen en daarom staat ook in het huurcontract dat er door ons meebetaald werd tot een bedrag van 275.000 euro geloof ik voor het verbouwen van die 400 vierkante meter, en dat het dus specifiek naar hun wensen, door hun zelf verbouwd werd. Zij wilde per se niet huren in de staat zoals het was. Zij wilden perse dat wij die verbouwing zouden doen. Wij hebben toen gezegd dat niet te kunnen maar dat we wel voor een bedrag wilden meebetalen. En dat staat ook in de overeenkomst tussen ons en de kopers. Die kochten in verhuurde staat, zeg maar ‘met Marqt erin’ en zij hebben de bijdrage-verplichting waarvoor wij tekenden dus overgenomen. (…) Na de verkoop hebben de kopers gedaan wat wij anders hadden moeten doen als verhuurders om de ruwbouw te realiseren zodat Marqt er in kon. Wij waren daar wel blij mee, zoiets is niets voor ons, maar onze makelaar had in feite op het moment dat de huur rond was alles al met de kopers[Nobillon c.s., toevoeging hof]
geregeld. (…) wij mochten er van uitgaan dat er een nieuwe Marqt zou komen in ons pand. Wij hebben nooit anders geweten en er was ook nooit gesproken over het niet zelf gaan gebruiken. Ze wilden nota bene dat wij in zouden staan voor het kunnen openen van hun winkel met Marqt-formule. Er is trouwens wel over onderverhuur gesproken, maar dan zou het moeten gaan over het in gebruik geven een deel van de ruimte aan een aan de winkel gerelateerde ondernemer, een lokale bakker of kaasboer die dan ruimte ter beschikking zou krijgen om zijn producten aan te bieden die aansluiten bij het assortiment. Dat is uitdrukkelijk en duidelijk met Marqt besproken. Zij hadden het over ‘shop in shop’ en ze gaven dan het voorbeeld van de Bijenkorf in Amsterdam. Voor zoiets hoefden ze ons geen toestemming te vragen, op voorwaarden die in het contract staan. Het mocht niets afdoen aan de overeenkomst met Marqt zelf. Het maakte ons niet zoveel uit hoe Marqt precies hun vestiging zou openen.’
4.Het geschil bij en de beslissing van de kantonrechter
5.Het geschil in hoger beroep
6.Beoordeling van de overige grieven
casco’ in de zin van de overeenkomst en dus ook in de zin van artikel 9.4 moet worden verstaan. Het betreft een ruime omschrijving, die niet is beperkt tot een casco voor uitsluitend de vestiging van een supermarkt. [naam3] en [naam4] spreken in dit verband van een te realiseren
‘ruwbouw’(zie 3.17), terwijl [naam1] (zie 3.5) het heeft over ‘
de opdracht om een casco winkelruimte te realiseren’. In artikel 16.1 heeft de verhuurder Marqt gemachtigd om plannen uit te werken, die aan te besteden, uit te laten voeren, te coördineren en aan zich te doen opleveren. Aan deze bepalingen is ook uitvoering gegeven. Door Marqt c.s. is erkend dat het eerder voor een speciaalzaak in keukenapparatuur, keukengerei en serviezen - door Barneveld - gebruikte object, in opdracht van Marqt bouwkundig is aangepast en veranderd in een meer open, multifunctionele winkelruimte, geschikt voor allerlei soorten detailhandel waaronder dus ook een supermarkt. Uit de overeengekomen investeringsbijdrage, die in verband staat met de overeengekomen cascohuur, kan aldus niet worden afgeleid dat daarmee het overeengekomen gebruik in de huurovereenkomst, vervolgens werd beperkt tot de exploitatie van uitsluitend een (Marqt-) supermarkt. Uit de verklaring van [naam3] en [naam4] valt op te maken dat Marqt het pand in de toenmalige staat niet wilde huren en dat zij aan Barneveld heeft gevraagd het pand te verbouwen. Toen Barneveld dat niet wilde, hebben zij aangegeven dat zij ‘
wel voor een bedrag wilden meebetalen’en is de investeringsbijdrage overeengekomen. De omstandigheid dat de investeringsbijdrage in deze omvang niet nodig was geweest voor de verbouwing van het pand ten behoeve van een andere vorm van detailhandel, betekent evenmin – nu redengevende feiten of omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen niet zijn gesteld – dat daarmee het overeengekomen gebruik werd beperkt. De verklaring van [naam5] , de eigen makelaar van Nobillon c.s. die hen bij de aankoop van het pand heeft bijgestaan, biedt hiervoor ook onvoldoende aanknopingspunten te meer nu hij bij de totstandkoming van de huurovereenkomst niet betrokken is geweest.
‘shop in een shop’. Gezien de gekozen bewoordingen van artikel 18.1 in de context van de huurovereenkomst als geheel, blijkt uit deze totstandkoming van de bepaling echter niet, dat onderverhuur aan derden voor detailhandel, anders dan de exploitatie van een supermarkt of een vervulling daarvan - zonder toestemming van Nobillon c.s. – bedoeld werd te worden uitgesloten. Nobillon c.s. hebben geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat het Marqt c.s. niet geoorloofd was het gehuurde geheel of ten dele aan derden onder te verhuren voor gebruik in het kader van detailhandel, ook als dat geen (Marqt-) supermarkt is.