Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin zijn verzoek om beëindiging van de partneralimentatie aan de vrouw werd afgewezen. Het huwelijk van partijen is in 2018 ontbonden, en de rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 575,- per maand moest betalen aan de vrouw. De man verzocht in hoger beroep om te verklaren dat zijn verplichting om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met ingang van 19 mei 2020 van rechtswege is geëindigd, omdat de vrouw samenwoont met een ander als waren zij gehuwd, zoals bedoeld in artikel 1:160 BW. Het hof oordeelt dat de man niet in zijn bewijsvoering is geslaagd. De vrouw heeft een duurzame affectieve relatie met een ander, maar het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor samenwoning, wederzijdse verzorging en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. De grieven van de man falen, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De man wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.