ECLI:NL:GHSHE:2021:3628
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake partneralimentatie en samenwoning in de zin van artikel 1:160 BW
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep inzake partneralimentatie en de vraag of de vrouw samenwoont met een ander in de zin van artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg verzocht om de partneralimentatie te verminderen of te beëindigen, stellende dat de vrouw samenwoont met de heer [betrokkene 2]. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, waarna de man in hoger beroep is gegaan. De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd weersproken en betwist dat er sprake is van samenwoning.
Het hof heeft vastgesteld dat partijen van 26 april 2002 tot 30 november 2018 gehuwd zijn geweest en dat zij twee meerderjarige kinderen hebben. De man is onderhoudsplichtig jegens de vrouw, die sinds de echtscheiding een alimentatie ontvangt. De man heeft aangevoerd dat de vrouw sinds 27 januari 2018 een duurzame affectieve relatie heeft met [betrokkene 2] en dat zij samenleven als waren zij gehuwd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder verklaringen van getuigen en observaties van een onderzoeksbureau.
Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw voorshands samenleeft met [betrokkene 2] in de zin van artikel 1:160 BW, maar heeft de vrouw toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De beslissing van het hof houdt in dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de alimentatieverplichting, terwijl de vrouw de gelegenheid krijgt om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de man. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.