In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een B.V. gevestigd in [vestigingsplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 april 2021. De rechtbank had de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 8.459, opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst, verminderd tot € 5.115. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, die was gebaseerd op een hertaxatie van de auto, een Volvo XC60, die oorspronkelijk voor de Amerikaanse markt was bestemd en schade had opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag onterecht was en de Inspecteur in de proceskosten moest worden veroordeeld.
In hoger beroep heeft belanghebbende de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de naheffingsaanslag bepleit, terwijl de Inspecteur de bevestiging van de uitspraak van de rechtbank heeft gevraagd. Het Hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de zitting op 23 februari 2023. Belanghebbende stelde dat de handelsinkoopwaarde van de auto verlaagd moest worden vanwege het schadeverleden, terwijl de Inspecteur dit betwistte. Het Hof oordeelde dat het schadeverleden van de auto, afhankelijk van de omstandigheden, een waardedrukkend effect kan hebben, maar dat dit niet automatisch leidt tot een lagere waarde. Het Hof concludeerde dat de taxateur van belanghebbende al rekening had gehouden met het schadeverleden bij het vaststellen van de handelsinkoopwaarde.
Het Hof heeft uiteindelijk het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de proceskostenvergoeding en de Inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.940. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan tegen deze beslissing.