In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 april 2021, waarin de rechtbank de naheffingsaanslag BPM van de Inspecteur heeft verminderd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 7.792 ontvangen, welke door de Inspecteur was gehandhaafd na een bezwaarschrift. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 6.040 en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het Hof Arnhem-Leeuwarden op 9 mei 2023 uitspraak deed. Het geschil draait om de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en of de handelsinkoopwaarde van de auto, die een schadeverleden heeft, correct is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat het schadeverleden van de auto een waardedrukkend effect kan hebben, maar dat belanghebbende onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de waarde van de auto met € 15.000 moet worden verminderd. Het Hof bevestigt dat de taxateur van belanghebbende reeds rekening heeft gehouden met het schadeverleden bij het vaststellen van de handelsinkoopwaarde. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank enkel voor wat betreft de proceskostenvergoeding en stelt deze vast op € 3.940, waarbij de Inspecteur wordt veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.