Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep
- de memorie van grieven
- de memorie van antwoord
- een akte van de raadsman van [appellant] van 17 februari 2023 met productie 12
- een akte van de raadsman van DHC van 3 maart 2023 met producties 23-27
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 14 maart 2023 is gehouden.
2.De kern van de zaak
(1) tot realisatie van een toegangsweg die voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012, meer in het bijzonder over de gehele lengte ten minste 325 centimeter verhard is en ten minste 450 centimeter breed is, vóórdat oplevering van de eerste woning in het woningbouwproject plaatsvindt en op straffe van de verbeurte van een dwangsom,
(2) tot het verlenen van medewerking aan de juridische levering van een aantal percelen,
(3) om aan [appellant] als schadevergoeding te betalen een bedrag van in totaal € 36.633,46, te vermeerderen met de wettelijke rente,
naast een voorlopige voorziening (sub 1) die in hoger beroep niet meer aan de orde is,
- [appellant] verboden om nogmaals conservatoir beslag te leggen op die percelen,
3.Het oordeel van het hof
Dat ter plaatse van het terrein aan de oostzijde - vóór de thans niet meer oorspronkelijke ingang van de buitenplaats Sylvahoeve - aan de zijde van de Kemperbergerweg het voorterrein van de Sylvahoeve wordt vergroot van waaruit de buitenplaats via een smalle verharde toegangsweg (over de thans aanwezige verharding) met de auto verbonden is aan het centrale plein in de ontwikkeling van Sylva's Bos. (…)
De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.”(HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981, 635, Haviltex).
classic car. Het hof zal hierna op deze discussie ingaan. Het hof memoreert dat naar vaste jurisprudentie bij uitlegkwesties de rechter niet gebonden is aan de uitleg die partijen aan de overeenkomst geven; zie bijvoorbeeld HR 23 juni 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1770, NJ 1996/566. De rechter heeft de vrijheid om zelfstandig tot een (derde) eigen uitleg te komen, die kan afwijken van de door partijen bepleite wijzen van uitleg.
moet worden vastgesteld dat in de overeenkomst niet is opgenomen dat de weg aan het bouwbesluit moet voldoen en dat de toegangsweg begaanbaar moet zijn voor hulpdiensten(…)” – ook niet met (de toelichting op) grief 1 die zich beperkt tot twee concreet geciteerde passages uit rechtsoverweging 4.14 – zodat het hof van de juistheid van dat oordeel moet uitgaan. Het beroep van [appellant] op het Bouwbesluit 2012 en de daarin opgenomen regels met betrekking tot breedte van een weg, zijn is in dit geschil daarmee niet meer aan de orde dan wel, voor zover [appellant] daarop alsnog aanspraak maakt, onvoldoende onderbouwd. Waar [appellant] zich in appel heeft beroepen op het rapport van Verkeerskundig adviesbureau Ronnico gaat ook dit beroep in zoverre niet op omdat ook dit rapport ervan uitgaat dat de vrije ruimte van ca. 3 m nodig is voor de manoeuvreerruimte van hulpdiensten (prod. 5 in appel, p. 4 sub a slot). Daarmee resteert, nu niet gebleken is dat [appellant] in hoger beroep in zijn toelichting op de eerste grief een nieuwe of meer geconcretiseerde grondslag heeft aangevoerd, als grondslag voor de vordering alleen de eerder genoemde redelijke uitleg en dus hetgeen [appellant] (en DHC) mochten verwachten. Gelet op de devolutieve werking van het hoger beroep betrekt het hof bij zijn beoordeling hierna tevens de in eerste aanleg door DHC aangevoerde argumenten.
4.De beslissing
- het aanvankelijk alleen de bedoeling was om over de weg te fietsen en te wandelen en dat op het laatste moment aan de overeenkomst het woord ‘auto’ is toegevoegd, omdat [appellant] sporadisch over de weg wilde rijden met zijn klassieke auto;
- [appellant] , voorafgaande of ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomst van partijen, van DHC de beschikking heeft gekregen over een of meer tekeningen op ware grootte (formaat A2 en schaal 1 op 200) waarop de breedte van de weg zichtbaar was.