ECLI:NL:GHARL:2023:3856

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
200.300.346
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van tweedehands caravan; rechtsgeldige buitengerechtelijke ontbinding van koopovereenkomst en dwaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de consumentenkoop van een tweedehands caravan. De appellant, die de caravan op 14 februari 2020 heeft gekocht, stelt dat er na de levering diverse gebreken aan het licht zijn gekomen, waaronder hagelschade. Hij heeft de koopovereenkomst op 17 juni 2020 buitengerechtelijk ontbonden op grond van non-conformiteit. De verkoper, de geïntimeerde, heeft echter betwist dat er sprake was van gebreken en heeft de appellant niet in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen of de caravan te vervangen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de appellant afgewezen, wat de appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Het hof heeft geoordeeld dat de appellant niet gerechtigd was om de koopovereenkomst te ontbinden, omdat hij de verkoper niet de gelegenheid heeft gegeven om de gebreken te herstellen. Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat de appellant redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met de hagelschade, aangezien hij het dak van de caravan niet had geïnspecteerd tijdens de bezichtiging. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van dwaling bij het aangaan van de koopovereenkomst, omdat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.300.346
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 8896779
arrest van 9 mei 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser in conventie
en verweerder in voorwaardelijke reconventie
hierna: [appellant]
advocaat: mr. A. Afzali
tegen
[geïntimeerde]
handelende onder de naam [naam1]
die woont in [woonplaats2]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde in conventie
en eiser in voorwaardelijke reconventie
hierna: [geïntimeerde]
advocaat: mr. H.C.J. Coumou

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 9 november 2021 heeft op 25 januari 2022 een enkelvoudige mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal).
1.2.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de memorie van grieven
  • de memorie van antwoord (met producties)
  • de akte overlegging producties van [appellant]
  • de antwoordakte, tevens akte overleggen van één productie, van [geïntimeerde] .

2.De kern van de zaak

2.1.
[geïntimeerde] is eigenaar van de eenmanszaak [naam1] . [appellant] heeft op 10 februari 2020 samen met zijn zoon een tweedehands caravan van op dat moment zes jaar oud bezichtigd op het bedrijfsterrein van [geïntimeerde] . Op 14 februari 2020 heeft [appellant] de caravan van [geïntimeerde] gekocht voor een bedrag van € 19.125,-. [appellant] stelt dat na de levering diverse gebreken aan het licht kwamen.
2.2.
[appellant] heeft bij brief van 17 juni 2020 aan [geïntimeerde] medegedeeld dat hij vanwege de geconstateerde gebreken de koopovereenkomst ontbindt op grond van non-conformiteit. Hij verzoekt [geïntimeerde] om de koopprijs van de caravan binnen veertien dagen aan hem terug te betalen. [geïntimeerde] heeft niet voldaan aan dat verzoek maar heeft voorgesteld om gezamenlijk een deskundige te benoemen om te onderzoeken of inderdaad sprake is van enig gebrek. Hierop is [appellant] niet ingegaan. Wel heeft hij zelf een deskundige, het Duitse SBS Sachverständigen GmbH (hierna: SBS), ingeschakeld die een rapport heeft opgesteld.
2.3.
Vervolgens heeft [appellant] bij de kantonrechter gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopprijs van de caravan, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Aan de beoordeling van de vorderingen van [geïntimeerde] in voorwaardelijke reconventie, tot onder meer teruglevering van de caravan, is de kantonrechter dus niet toegekomen.
2.4.
De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen. [appellant] stelt primair dat [geïntimeerde] is gehouden om de koopprijs van de caravan aan hem terug te betalen nu de koopovereenkomst is ontbonden vanwege non-conformiteit. Voor het eerst in hoger beroep voert [appellant] subsidiair aan dat [geïntimeerde] gehouden is om de koopprijs aan hem terug te betalen op grond van dwaling.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de vorderingen van [appellant] afwijzen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing is gekomen.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
3.2.
Omdat [appellant] in het buitenland woont, heeft deze zaak een internationale kant. [appellant] heeft in nr. 4 van de inleidende dagvaarding gesteld dat de kantonrechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en dat Nederlands recht de rechtsverhouding met [geïntimeerde] beheerst. [geïntimeerde] heeft die stellingen niet bestreden. De kantonrechter is op de kwestie niet ingegaan, is stilzwijgend uitgegaan van haar bevoegdheid en heeft Nederlands recht toegepast. Daartegen is niet gegriefd. Het hof stelt daarom enerzijds zelfstandig vast dat aan de kantonrechter en daarmee ook aan het hof rechtsmacht toekomt op grond van artikel 4 Brussel I bis-verordening (gerecht van de woonplaats van gedaagde) en anderzijds bij gebreke van een daartegen gerichte grief dat Nederlands recht op de rechtsverhouding van toepassing is.
Geen ontbinding koopovereenkomst vanwege non-conformiteit
3.3.
De overeenkomst die partijen hebben gesloten is een consumentenkoop omdat [geïntimeerde] bij de verkoop van de caravan heeft gehandeld in de uitoefening van een bedrijf en [appellant] een natuurlijk persoon is die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf (artikel 7:5 lid 1 BW). Voor de beoordeling van de vraag of de caravan al dan niet beantwoordt aan de koopovereenkomst geldt het volgende. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen (artikel 7:17 lid 2 BW). De koper kan zich er niet op beroepen dat de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt wanneer hem dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn (artikel 7:17 lid 5 BW). Als is vastgesteld dat sprake is van non-conformiteit dan gelden de volgende regels. De koper heeft de bevoegdheid om de koopovereenkomst te ontbinden als het afgeleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst (artikel 7:22 lid 1 BW). Dat mag echter pas als herstel of vervanging onmogelijk is of van de verkoper niet gevergd kan worden. De verkoper moet de gelegenheid worden geboden om de geleverde zaak te herstellen of te vervangen. Daarvoor moet de koper aan de verkoper een redelijke termijn stellen (artikel 7:21 leden 1 en 6 BW). Verder geldt nog dat de koper geen redelijke termijn hoeft te stellen (onder andere) als het niet beantwoorden van de afgeleverde zaak aan de overeenkomst zo ernstig is dat een ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is (artikel 7:21 lid 5 onder c BW).
3.4.
Uit de brief van 17 juni 2020 van de advocaat van [appellant] aan [geïntimeerde] waarin is verklaard de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, blijkt dat [appellant] stelt dat sprake is van de volgende gebreken:
”Kort na de overdracht werden diverse verborgen gebreken door cliënte geconstateerd. Deze gebreken omvatten niet op het eerste oog waarneembare inconsistenties betreffende het aan de buitenkant aangebrachte design en een defect keukenraam waardoor deze niet gesloten kan worden. Bovendien is duidelijk te herkennen dat de keuken achteraf is gemonteerd, waardoor de lades niet goed kunnen sluiten. Cliënte heeft inmiddels ook nog kunnen vaststellen dat het dak van de caravan hagelschade heeft; een gebrek dat enkel zichtbaar wordt indien men met een ladder via de binnenruimte op het dak klimt. Inmiddels is ook duidelijk geworden dat het dak van de caravan lekt. Deze gebreken waren voor cliënte tijdens de bezichtiging niet te zien. Voorts heeft cliënte u gevraagd of de caravan gebreken had. Deze vraag beantwoorde u ontkennend. Voorts stond de caravan zodanig geparkeerd dat de kant van de caravan die de gebreken bevatte, niet zichtbaar was.”
3.5.
Met het herstel van de hagelschade zijn veruit de meeste kosten gemoeid. Daarom gaat het hof hier als eerste op in. Uit de stellingen van [appellant] volgt dat hij vindt dat [geïntimeerde] hem op de hagelschade had moeten wijzen toen hij de caravan bezichtigde. [geïntimeerde] betwist dat er toen sprake was van hagelschade. Volgens hem moet deze dus later zijn ontstaan zodat hij daarvoor niet aansprakelijk kan worden gehouden. Overwogen wordt dat vaststaat dat [appellant] voorafgaande aan de koop niet het dak van de caravan heeft geïnspecteerd. Van [appellant] had echter wel verwacht mogen worden dat hij zich goed op de hoogte zou stellen van de conditie van de tweedehands caravan, waaronder de staat van het dak. Van belang is dat [appellant] tijdens de bezichtiging op het dak van de caravan had kunnen kijken; gesteld noch gebleken is dat dit niet mogelijk was. Als hij het dak zou hebben bekeken, al dan niet na aan [geïntimeerde] te hebben gevraagd dit feitelijk mogelijk te maken, dan zou hij de hagelschade hebben kunnen waarnemen. Op het bedrijfsterrein van [geïntimeerde] bevond zich in elk geval een trap, waarmee dit mogelijk was geweest. Gelet hierop had [appellant] de hagelschade al tijdens de bezichtiging kunnen zien en niet pas, zoals hij aanvoert, in juni 2020 toen het dak volgens hem voor het eerst bleek te lekken. Hij had dus redelijkerwijs met deze schade bekend kunnen zijn in de zin van artikel 7:17 lid 5 BW. Daarom is er, anders dan [appellant] betoogt, geen sprake van een schending van de mededelingsplicht door [geïntimeerde] , temeer nu uit de foto’s in het rapport van SBS blijkt dat het om gemakkelijk met het oog van buiten waarneembare schade gaat (een grote hoeveelheid putjes in het dak). Dat betekent dat het hof oordeelt dat [appellant] zich niet kan beroepen op de hagelschade als argument voor non-conformiteit.
3.6.
Door [appellant] wordt verder aangevoerd dat [geïntimeerde] mondeling de garantie heeft gegeven dat de caravan geen gebreken vertoonde en dat deze in perfecte staat verkeerde. Dat brengt het hof niet op andere gedachten. Deze stelling heeft [appellant] , tegenover de betwisting door [geïntimeerde] , namelijk onvoldoende onderbouwd, waarbij komt dat het geven van een dergelijke vergaande garantie op een tweedehands caravan die [geïntimeerde] naar eigen zeggen van een particulier had gekocht en waarvan niet is gebleken dat hij die in onderhoud heeft gehad, buiten de normale verwachtingen valt. Verder is voor dit oordeel relevant dat de garantie niet is opgenomen in de schriftelijk vastgelegde koopovereenkomst. Zelfs als wel zou zijn gezegd door [geïntimeerde] dat de caravan in “perfecte staat” verkeert of woorden van gelijke strekking, moeten deze woorden worden opgevat als een algemene aanprijzing van de tweedehands caravan door [geïntimeerde] die niet moet worden gekwalificeerd als een mededeling zoals bedoeld in artikel 7:17 lid 2 BW. Deze bewoordingen ontslaan [appellant] niet van de verplichting om zelf de caravan van alle kanten goed te bekijken voordat hij tot aankoop besluit.
3.7.
Wat betreft de hagelschade maar ook wat betreft de overige gestelde gebreken geldt dat de bevoegdheid tot ontbinding pas ontstaat als herstel of vervanging onmogelijk is of van de verkoper niet gevergd kan worden. Het hof stelt vast dat [appellant] heeft verklaard de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden zonder aan [geïntimeerde] de gelegenheid te hebben gegeven de gestelde gebreken te herstellen of de caravan te vervangen. Anders dan [appellant] stelt, is niet gebleken dat hij [geïntimeerde] al bij e-mail van 11 mei 2020 op de hoogte heeft gesteld van de gestelde gebreken dan wel heeft gevraagd de gebreken te herstellen. Deze e-mail heeft [appellant] namelijk niet overgelegd en [geïntimeerde] heeft de gestelde inhoud van die e-mail betwist. Tussen partijen staat alleen vast dat [appellant] in die e-mail van 11 mei 2020 aan [geïntimeerde] heeft laten weten dat hem intussen is gebleken dat er in het verleden schade is hersteld aan de caravan, dat deze daardoor bij een eventuele verkoop door [appellant] minder op zal leveren en dat [appellant] aan [geïntimeerde] daarom heeft verzocht om de caravan weer terug te kopen. De reactie van [geïntimeerde] op de e-mail van [appellant] van dezelfde datum heeft [appellant] wel overgelegd. [geïntimeerde] heeft in die e-mail aangegeven dat hij [appellant] niet kan helpen, omdat hij door de coronacrisis niet de financiële middelen heeft om de caravan terug te kopen. Het hof kan [appellant] niet volgen in zijn betoog dat hij uit de opmerking van [geïntimeerde] dat hij geen financiële middelen had om de caravan terug te kopen mocht afleiden dat [appellant] de caravan niet zou kunnen en willen herstellen. Dat ontslaat immers [appellant] niet van de wettelijke verplichting om [geïntimeerde] de gelegenheid tot vervanging of herstel te bieden wat overigens niet meer of minder inhoudt dan het schrijven van een brief of e-mail met daarin een termijnstelling aan [geïntimeerde] met die strekking. Wat betreft de hagelschade geldt dat [appellant] , naar eigen zeggen, deze pas heeft ontdekt op 9 juni 2020 en hierdoor staat vast dat hij [geïntimeerde] geen gelegenheid tot herstel of vervanging heeft gegeven nu hij immers kort daarna, te weten bij brief van 17 juni 2020, heeft verklaard de koopovereenkomst direct te ontbinden.
3.8.
Verder wordt nog het volgende overwogen. [appellant] heeft zijn stelling dat sprake was van een “totaalschade” en dus geen herstel meer mogelijk was anders dan tegen disproportioneel hoge kosten, onvoldoende onderbouwd. Dat blijkt namelijk niet uit het door [appellant] overgelegde Duitstalige rapport van 5 augustus 2020 van SBS. In dat rapport is immers niet vermeld hoe hoog de herstelkosten zijn en in hoeverre de caravan niet meer te gebruiken is. Evenmin heeft [appellant] andere documentatie overgelegd waaruit dat zou blijken. Verder stelt [appellant] dat hij de caravan zou hebben gekocht vanwege de specifieke karakteristieken van de caravan en dat daarom vervanging van de caravan niet mogelijk is. [appellant] licht echter onvoldoende toe welke specifieke eigenschappen voor hem essentieel waren om de caravan te kopen èn dat het voor [geïntimeerde] niet mogelijk was om eenzelfde of soortgelijke caravan te bemachtigen. Het hof komt, alles bij elkaar genomen, tot de conclusie dat [appellant] niet gerechtigd was om de koopovereenkomst te ontbinden. Dat betekent dat de kantonrechter zijn vorderingen terecht heeft afgewezen.
Geen sprake van dwaling bij aangaan koopovereenkomst
3.9.
[appellant] stelt in dit hoger beroep subsidiair dat [geïntimeerde] gehouden is om de koopprijs van de caravan aan hem terug te betalen, omdat sprake is van dwaling. In dat kader beroept [appellant] zich op artikel 6:228 lid 1 sub a, b en c BW. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van dwaling van [appellant] en verwijst naar wat hiervoor onder 3.5 is overwogen over de eigen onderzoeksplicht van [appellant] die door hem is verwaarloosd zodat de b-grond niet opgaat. Wat betreft de a-grond wordt verwezen naar wat is overwogen onder 3.6 over de garantie die niet is komen vast te staan zodat deze grond evenmin opgaat. Evenmin kan worden gezegd dat beide partijen hebben gedwaald (de c-grond) nu de hagelschade voor rekening en risico komt van [appellant] die het dak had moeten inspecteren. Wat betreft de overige gebreken geldt met betrekking tot de c-grond dat het hof die als van ondergeschikt belang aanmerkt, temeer nu [appellant] zelf stelt dat die bij de bezichtiging niet waarneembaar waren en gesteld noch gebleken is dat deze het gebruik van de caravan in enige relevante mate belemmerden, zodat niet aannemelijk is dat in geval van een juiste voorstelling van zaken de koopovereenkomst niet tot stand zou zijn gekomen. Daarbij heeft voorts nog te gelden dat, indien en voorzover die gebreken wel aan de orde waren gekomen, niet is uit te sluiten dat partijen de koopovereenkomst mogelijk voor een lager bedrag hadden gesloten. Door [appellant] worden echter geen specifieke herstelkosten genoemd zodat het hof onvoldoende aanknopingspunten heeft om een lagere koopsom vast te stellen en dus de koopovereenkomst niet partieel kan vernietigen. Nu de vorderingen van [appellant] ook op grond van de subsidiaire grondslag moeten worden afgewezen, heeft [geïntimeerde] geen belang meer bij de bespreking van zijn betoog dat [appellant] in het petitum van de memorie van grieven geen vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling heeft gevorderd.
3.10.
Aan bewijslevering wordt niet toegekomen omdat [appellant] zijn stellingen onvoldoende met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, die mits bewezen, tot een andere oordeel leiden.
De conclusie
3.11.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof hem tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
3.12.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 13 juli 2021;
4.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 772,- aan griffierecht
€ 3.827,50 aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 ½ procespunt x appeltarief III)
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, M.P.C.J. van Bavel en A.J.J. van Rijen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.