ECLI:NL:GHARL:2023:3689

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
200.317.912
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voormalig bestuurder voor loonvordering van werknemer na ontbinding vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een loonvordering van een voormalig werknemer, [appellant], tegen zijn voormalig werkgever, MaPa B.V., en de voormalig bestuurder, [geïntimeerde]. De werknemer had eerder vorderingen ingesteld bij de kantonrechter, die deels zijn toegewezen en deels zijn afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen tegen MaPa B.V. waren afgewezen omdat deze vennootschap was ontbonden en niet meer bestond. De vorderingen tegen de voormalig bestuurder, [geïntimeerde], werden echter toegewezen, omdat hij onrechtmatig had gehandeld door de vennootschap te turboliquidatie, waardoor de verplichtingen tegenover de werknemer niet konden worden nagekomen.

In hoger beroep heeft [appellant] zijn vorderingen uitgebreid en vorderde hij ook schadevergoeding voor gewerkte overuren en niet uitbetaalde toeslagen. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] recht heeft op deze schadevergoeding, omdat hij voldoende bewijs had geleverd van de overuren die hij had gewerkt. Het hof heeft de vorderingen van [appellant] toegewezen en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 6.126,60 bruto aan achterstallig loon, vermeerderd met een wettelijke verhoging van € 1.225,32 bruto en wettelijke rente. Daarnaast is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, met uitzondering van de afwijzing van de vorderingen van [appellant] in hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de aansprakelijkheid van een voormalig bestuurder voor loonvorderingen van werknemers, vooral in situaties waarin de vennootschap niet meer in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. Het hof heeft ook de wettelijke verhoging gematigd tot 20% in het licht van de omstandigheden van de zaak, waaronder de financiële situatie van de vennootschap en de non-actiefstelling van de werknemer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.317.912
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, 8906799
arrest van 2 mei 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1]
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiser
hierna: [appellant]
advocaat: mr. R.P.C. Smit
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats2]
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna: [geïntimeerde]
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 5 februari 2021, 7 januari 2022 en 15 juli 2022 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep
  • de memorie van eis
  • het op 1 november 2022 tegen [geïntimeerde] verleende verstek.

2.De kern van de zaak

2.1.
[appellant] is op 1 november 2019 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden voor 32 uur per week in dienst getreden als [functie] bij MaPa B.V. (hierna: MaPa). MaPa heeft [appellant] bij brief van 25 januari 2020 per direct op non-actief gesteld met behoud van loon, omdat [appellant] onacceptabel gedrag heeft vertoond tegen zijn leidinggevenden, zijn collega’s en de bestuurder van MaPa, [geïntimeerde] . Vervolgens heeft MaPa bij brief van 20 april 2020 aan [appellant] aangezegd dat zijn arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. De arbeidsovereenkomst is op 1 juni 2020 van rechtswege geëindigd.
2.2.
[appellant] stelt in deze procedure recht te hebben op achterstallig loon. [appellant] heeft bij de kantonrechter vorderingen ingesteld tegen MaPa, MaPa Logistics B.V. en [geïntimeerde] . De kantonrechter heeft de vorderingen tegen MaPa afgewezen. MaPa is namelijk ontbonden en is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn (artikel 2:19 lid 4 BW). De kantonrechter heeft ook de vorderingen tegen MaPa Logistics B.V. afgewezen. Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een overgang van onderneming (artikel 7:662 BW) op grond waarvan MaPa Logistics B.V. gehouden zou zijn de loonvordering te voldoen. De kantonrechter heeft de vorderingen tegen [geïntimeerde] toegewezen. Volgens de kantonrechter heeft [geïntimeerde] als voormalig bestuurder van MaPa onrechtmatig gehandeld tegenover [appellant] . De kantonrechter heeft [geïntimeerde] veroordeeld om als schade aan [appellant] een bedrag aan achterstallig loon te voldoen van € 5.642,38 netto, vermeerderd met wettelijke rente. Dat is het loon waar [appellant] nog recht op had op basis van een arbeidsomvang van 32 uur per week over de periode van 23 maart 2020 tot 1 juni 2020. De vorderingen van [appellant] tot betaling van loon voor gewerkte overuren en toeslagen over die overuren heeft de kantonrechter afgewezen.
2.3.
De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat [geïntimeerde] alsnog wordt veroordeeld om aan hem ook een bedrag aan schadevergoeding voor gewerkte overuren en niet uitbetaalde toeslagen (over die overuren) te voldoen. [appellant] vordert dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld om aan hem een bedrag te voldoen van € 6.126,60, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%, wettelijke rente en proceskosten.

3.Het oordeel van het hof

3.1.
Het hof zal de vorderingen van [appellant] toewijzen. Hierna zal het hof uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.
Grondslag van de schadevergoeding
3.2.
Het onrechtmatig handelen van [geïntimeerde] staat ook in hoger beroep vast. [geïntimeerde] is in hoger beroep niet verschenen. In het eindvonnis van 15 juli 2022 is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan [appellant] van € 5.642,38 netto aan achterstallig loon. Aan die veroordeling ligt ten grondslag dat [geïntimeerde] als voormalig bestuurder van MaPa onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [appellant] door over te gaan tot een turboliquidatie van MaPa (artikel 2:19 lid 4 BW). Volgens de kantonrechter heeft ten onrechte geen vereffening van MaPa plaatsgevonden, terwijl [geïntimeerde] wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat MaPa door de turboliquidatie haar verplichtingen tegenover [appellant] niet na kon komen, aldus de kantonrechter.
Overuren en toeslagen
3.3.
Het hof stelt voorop dat [appellant] recht heeft op een vergoeding voor door hem gemaakte overuren en op toeslagen. Op de arbeidsovereenkomst van [appellant] is de Cao Beroepsgoederenvervoer (hierna: de cao) van toepassing. Overuren zijn de doordeweekse uren (niet zaterdag en/of zondag), waarmee de diensttijd van 40 uur in de week wordt overschreden (artikel 27 lid 1 cao). Overuren worden vergoed tegen het uurloon vermeerderd met een toeslag van 30% (artikel 29 lid 3 cao). Verder worden gewerkte zaterdagen vergoed tegen het uurloon vermeerderd met een toeslag van 50% en gewerkte zondagen en algemeen erkende feestdagen met een toeslag van 100% (artikel 33 cao).
3.4.
Het hof is van oordeel dat [appellant] voldoende heeft onderbouwd dat hij in de periode voorafgaand aan zijn non-actiefstelling overuren heeft gemaakt. [appellant] heeft urenstaten overgelegd, waarin hij op verzoek van MaPa heeft bijgehouden hoeveel uren hij heeft gewerkt. Daarnaast heeft [appellant] werkroosters over de periode van 4 november 2019 tot en met 31 januari 2020 overgelegd. Het loon van [appellant] werd door MaPa per periode van vier weken uitbetaald. [appellant] heeft per loonperiode van vier weken een vergelijking tussen de werkroosters en de urenstaten gemaakt. Daarbij heeft [appellant] specifiek aangegeven op welke data de urenstaten afwijken van de werkroosters en hij dus overuren heeft gemaakt. [appellant] heeft uitgelegd dat hij bijvoorbeeld diensten van collega’s overnam. Het gaat om loonperiode 12 (4 november 2019 tot 1 december 2019), loonperiode 13 (2 december 2019 tot 29 december 2019) en loonperiode 1 (30 december 2019 tot 26 januari 2020). Vervolgens heeft [appellant] aan de hand van de cao toegelicht of hij over de overuren zijn basisuurloon betaald dient te krijgen (de eerste 8 overuren in een week) of dat hij recht heeft op het basisuurloon plus een toeslag van 30%, 50% of 100%.
3.5.
Het hof zal het door [appellant] gevorderde bedrag aan schadevergoeding voor de gewerkte overuren en toeslagen toewijzen. De betwisting door [geïntimeerde] bij de kantonrechter van de juistheid van de urenstaten heeft [geïntimeerde] onvoldoende concreet gemaakt, zodat het hof daarin niet meegaat.
Betaling overuren in non-actiefperiode
3.6.
Over de periode dat [appellant] op non-actief was gesteld heeft hij in beginsel recht op betaling van het gemiddelde aantal overuren die hij in de periode daarvoor heeft gewerkt. Indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, wordt de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden (artikel 7:610b BW). [appellant] heeft aan de hand van de drie loonperiodes van elk vier weken die hij heeft gewerkt voor MaPa de gemiddelde vergoeding voor zijn overwerk voor één loonperiode berekend. Dat gevorderde bedrag en de grondslag daarvan heeft [geïntimeerde] niet weersproken. [geïntimeerde] dient dat bedrag in de vorm van schadevergoeding dus bovenop de vergoeding voor de contractueel overeengekomen 32 uur per week uit te betalen.
Wettelijke verhoging
3.7.
[appellant] heeft recht op een wettelijke verhoging over het totaalbedrag aan achterstallig loon van € 6.126,60 bruto, omdat het niet voldoen van het loon aan [geïntimeerde] is toe te rekenen (artikel 7:625 BW). [geïntimeerde] heeft bij de kantonrechter een beroep gedaan op matiging van de door [appellant] gevorderde wettelijke verhoging van 50%. Het hof ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 20% (dus tot een bedrag van € 1.225,32 bruto). Daarbij is van belang dat [appellant] tijdens de looptijd van zijn arbeidsovereenkomst op non-actief is gesteld en dat niet is gesteld of gebleken dat die op non-actiefstelling onterecht is geweest. Daarnaast speelt een rol dat MaPa in een slechte financiële situatie verkeerde en dat, naar het hof aanneemt, het niet betalen van het loon ook deels daaraan is te wijten.
3.8.
Verder zal het hof de gevorderde wettelijke rente over het bedrag aan achterstallig loon van € 6.126,60 bruto (inclusief vakantiegeld) en het bedrag aan wettelijke verhoging van € 1.225,32 bruto toewijzen vanaf de door [appellant] gevorderde datum van 24 november 2020 (één dag na de dagvaarding in eerste aanleg).
De conclusie
3.9.
Het hoger beroep slaagt. Omdat [geïntimeerde] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak. [1]
3.10.
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, van 15 juli 2022, behalve de beslissing in rov. 3.3 voor zover daarbij de vorderingen van [appellant] zoals hij die in hoger beroep (opnieuw) heeft ingesteld zijn afgewezen, en beslist als volgt:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding aan [appellant] bestaande uit een bedrag van € 6.126,60 bruto aan achterstallig loon en een bedrag van € 1.225,32 bruto aan wettelijke verhoging, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 24 november 2020;
4.2.
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de volgende proceskosten van [appellant] :
€ 343,- aan griffierecht
€ 127,43 (inclusief btw) aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan [geïntimeerde]
€ 836,- aan salaris van de advocaat van [appellant] (1 procespunt x appeltarief I);
4.3.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, M.P.C.J. van Bavel en R.J.A. Dil, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. M.P.C.J. van Bavel en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.