ECLI:NL:GHARL:2023:3152

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
200.323.007
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Overijssel had op 13 februari 2023 de schuldsaneringsregeling van de appellante beëindigd, omdat zij de inspanningsplicht om arbeidsgeschikt te worden niet was nagekomen en niet was verschenen op een zitting. De appellante, die kampt met psychische problemen, heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar tekortkomingen niet verwijtbaar zijn en dat zij goede redenen had voor haar afwezigheid.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellante, ondanks haar psychische klachten, niet voldoende heeft gedaan om haar inspanningsplicht na te komen. Echter, het hof oordeelt dat de tekortkomingen in haar nakoming van de verplichtingen niet van dien aard zijn dat deze de voortzetting van de schuldsaneringsregeling in de weg staan. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de psychische gesteldheid van de appellante en de omstandigheden waaronder zij haar verplichtingen niet is nagekomen.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van de appellante wordt voortgezet. De appellante moet zich gedurende de resterende looptijd aan alle verplichtingen houden en de nodige hulp inroepen indien zij niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen. Het arrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.323.007
(rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, insolventienummer: C 08/21/189 R)
arrest van 3 april 2023
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. E.R. van Schaik.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Bij vonnis van 6 december 2021 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), [appellante] en haar echtgenoot, [de echtgenoot] (hierna ook te noemen: [de echtgenoot] ), toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Hierbij is [naam1] benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Op 23 januari 2023 heeft een verhoor plaatsgevonden bij de rechter-commissaris.
Bij dat verhoor is [appellante] verschenen. Naar aanleiding van dat verhoor heeft de rechter-commissaris aan de rechtbank een voordracht gedaan om de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds te beëindigen.
1.3
Op 6 februari 2023 heeft de rechtbank die voordracht behandeld. Bij die behandeling zijn [appellante] en [de echtgenoot] niet verschenen.
1.4
Daarop heeft de rechtbank bij vonnis van 13 februari 2023 de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1
Bij ter griffie van het hof op 20 februari 2023 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 13 februari 2023. [appellante] verzoekt het hof dat vonnis te vernietigen.
2.2
Het hof heeft naast het verzoekschrift met één bijlage kennisgenomen van:
- de brief met bijlagen van 1 maart 2023 van de bewindvoerder en
- de brief met bijlagen van 13 maart 2023 van mr. Van Schaik.
2.3
De zitting heeft op 27 maart 2023 plaatsgevonden. Hierbij is [appellante] , samen met haar echtgenoot [de echtgenoot] , verschenen, bijgestaan door mr. Van Schaik. Ook de bewindvoerder is verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds beëindigd, omdat [appellante] de inspanningsplicht om weer (zoveel mogelijk) arbeidsgeschikt te worden heeft geschonden en, door niet te verschijnen op de zitting van 6 februari 2023, ook de informatieplicht.
3.2
Het hof gaat op grond van de stukken - waaronder het bericht van Dimence aan de huisarts van [appellante] van 8 december 2022 - en hetgeen ter zitting in hoger beroep aan de orde is gekomen, van het volgende uit.
 [appellante] , 48 jaar, is gehuwd en woont samen met [de echtgenoot] .
 Vanaf haar toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling tot 8 december 2022 heeft [appellante] niet gesolliciteerd vanwege lichamelijke en psychische klachten. Tijdens de regeling heeft (nog) geen medische keuring plaatsgevonden.
 [appellante] maakt gebruik van budgetbeheer bij de gemeente Zwolle.
 Vanaf 22 juli 2022 stond [appellante] onder behandeling van Dimence vanwege haar psychische problemen.
 Volgens Dimence was er regelmatig (en te vaak) sprake van afzeggingen en no shows door [appellante] en was er ‘teveel aan de hand’ om aan de daadwerkelijke behandeling toe te komen.
 Dimence heeft vanwege de flinke beperkingen op meerdere levensgebieden voor [appellante] contact gelegd met haar team FACT Noord. Dat team wilde een gezamenlijk gesprek met [appellante] en de senior psychiatrisch verpleegkundige en was bereid onder regiebehandelaarschap van Dimence een paar maanden met [appellante] mee te lopen.
 Aan [appellante] was gezegd dat Dimence de behandeling zou afsluiten als zij ook dat gesprek zou afzeggen. Desondanks meldde zij zich daarvoor op het laatste moment af. Daarop heeft Dimence, zoals blijkt uit het bericht aan de huisarts van [appellante] van
8 december 2022, de behandeling afgesloten en [appellante] geadviseerd zich voor meer praktische ondersteuning te melden bij Algemeen Maatschappelijk Werk, bijvoorbeeld vanuit Stichting De Kern.
 Er is inmiddels opnieuw contact geweest met Dimence en [appellante] heeft (volgens een Zivver-bericht van 21 februari 2023) een afspraak op 13 april 2023 bij Dimence met een medewerker van team Angst en Stemming en een medewerker van team FACT. Dimence had daarbij met [appellante] afgesproken dat zij contact op zou nemen met een medewerker van het Sociaal Wijkteam (RIBW), zodat deze ook bij het gesprek aanwezig zal zijn. Dit is door [appellante] geregeld.
3.3
Het hof stelt voorop dat in beginsel voor elke tot de schuldsaneringsregeling toegelaten schuldenaar een inspanningsverplichting geldt om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Indien de schuldenaar vanwege zijn fysieke en/of mentale gesteldheid (nog) niet in staat is tijdens de regeling betaald werk te verrichten, mag van hem in beginsel worden verlangd dat hij in het kader van de inspanningsverplichting zich inzet om te werken aan de problemen die het verrichten van betaald werk in de weg staan.
3.4
Het hof is van oordeel dat [appellante] tijdens de looptijd van haar schuldsanerings-regeling de hiervoor genoemde inspanningsplicht niet naar behoren is nagekomen, zoals met name volgt uit het bericht van Dimence aan de huisarts (zie hiervoor r.o. 3.2). Deze tekortkoming zou in beginsel voldoende grond op kunnen leveren om de schuldsanerings-regeling van [appellante] tussentijds te beëindigen, zoals de rechtbank heeft gedaan.
3.5
[appellante] ontkent dat bij haar sprake is van een (zorg)vermijdend patroon, zoals de rechtbank heeft geoordeeld. Zij stelt dat zij zich voor alle afspraken waarbij zij niet is verschenen een goede reden heeft gehad. In het bijzonder geldt dat volgens haar voor de afspraak die zij op 8 december 2022 bij Dimence had. Een paar dagen voor de afspraak kreeg zij het bericht dat [de echtgenoot] , na een ingrijpend bericht over zijn gezondheid, had geprobeerd zich van het leven te beroven. Zowel de politie als het ambulancepersoneel raadde [appellante] daarop aan om bij [de echtgenoot] te blijven. Dit advies heeft zij opgevolgd en ook de dagen erna is zij bij hem gebleven, omdat het niet goed ging met hem. Op de ochtend van de afspraak heeft zij Dimence telefonisch in kennis gesteld dat zij daarom niet naar de afspraak kon komen.
[appellante] ziet in dat zij hulp nodig heeft voor haar psychische klachten en geeft aan ook bereid te zijn om deze te aanvaarden. Op haar initiatief is er een afspraak gekomen voor een gesprek bij Dimence op 13 april 2023. [appellante] vraagt het hof om het vonnis van
13 februari 2023 te vernietigen en haar de kans te geven om de behandeling bij Dimence (alsnog) op te starten en te laten zien dat zij zich wel degelijk wil inspannen om (beter) geschikt te raken voor de arbeidsmarkt.
Wat betreft het niet verschijnen op de zitting van 6 februari 2023 bij de rechtbank heeft [de echtgenoot] op de zitting verklaard dat hij, achteraf onterecht, dacht dat de aanwezigheid van [appellante] (en hemzelf) op die zitting niet nodig was, omdat Dimence eerder had toegezegd de zorg weer op te pakken. [de echtgenoot] heeft de bewindvoerder daar nog over gemaild, maar dat was na de zitting.
3.6
De vraag die voorligt is of de tekortkomingen in de nakoming van de schuldsanerings-regeling van [appellante] van dusdanig bijzondere aard zijn dat deze niet in de weg staan aan de voortzetting van die regeling. Hiertoe oordeelt het hof als volgt.
De psychische gesteldheid van een schuldenaar is van belang voor de beoordeling van een voordracht tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voor toepassing van de beëindigingsgrond in artikel 350 lid 3, aanhef en onder c Fw vereist is dat de schuldenaar van zijn gedragingen een verwijt kan worden gemaakt. [1] Wanneer een tekortkoming in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichting(en) niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend, blijft de tekortkoming buiten beschouwing. [2] De aanwezigheid van een stoornis leidt echter op zichzelf niet zonder meer tot het ontbreken van verwijtbaarheid.
3.7
Het hof acht voldoende aannemelijk dat [appellante] , naast haar fysieke klachten, met ernstige psychische problematiek kampt, die mede verband houdt met traumatische ervaringen uit het verleden. Evident is dat [appellante] hierdoor veel belemmeringen heeft ondervonden en nog steeds ondervindt in haar dagelijkse functioneren. Gelet daarop is het voor het hof de vraag in hoeverre [appellante] kan worden verweten dat zij onvoldoende heeft gedaan om te werken aan haar problemen die het verrichten van betaald werk in de weg staan, meer in het bijzonder of de herhaalde afzeggingen van afspraken en het niet meewerken aan bepaalde behandelvoorstellen haar zijn aan te rekenen.
Wat betreft de afgezegde afspraak bij Dimence van 8 december 2022 kan het hof begrijpen dat [appellante] gezien de omstandigheden op dat moment de keuze heeft gemaakt om op de dag van de afspraak bij haar echtgenoot te blijven en de afspraak af te zeggen. Dat [appellante] dit kort voor de afspraak heeft gedaan omdat zij, zoals zij op de zitting heeft gezegd, wilde aanzien hoe het er dan met haar echtgenoot voorstond, maakt dit oordeel niet anders.
3.8
Bij gebrek aan een deskundigenonderzoek kan het hof niet oordelen dat [appellante] een verwijt kan worden gemaakt voor genoemde tekortkomingen in de inspanningsplicht. Het hof is daarom, alle omstandigheden in aanmerking genomen, van oordeel dat de tekortkomingen in de inspanningsplicht in dit stadium niet mogen leiden tot het verstrekkende gevolg van een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellante] . Op dezelfde grond is ook geen plaats voor een verlenging van die regeling.
3.9
In de mede door de rechtbank aan de tussentijdse beëindiging ten grondslag gelegde schending van de informatieplicht ziet het hof evenmin reden de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds te beëindigen. Mocht [appellante] al worden verweten dat zij niet is verschenen op de zitting van 6 februari 2023, dan staat daar tegenover dat zij volgens de in haar regeling uitgebrachte verslagen van de bewindvoerder via haar echtgenoot en de budgetbeheerder steeds aan haar informatieplicht heeft voldaan.
3.1
Het hof houdt [appellante] voor dat zij zich gedurende de resterende looptijd stipt zal moeten (blijven) houden aan alle uit die regeling voortvloeiende verplichtingen. [appellante] moet onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd informeren en zo nodig met haar overleggen over alles wat voor haar regeling van belang is of zou kunnen zijn.
Wat de inspanningsplicht betreft geldt dat [appellante] alles wat nodig is zal moeten doen om haar arbeidsvermogen/belastbaarheid te verbeteren. Dit betekent dat zij alle medewerking moet verlenen aan daarmee verband houdende onderzoeken en/of afspraken.
Indien [appellante] vanwege mentale problemen of anderszins niet zelf (voldoende) in staat is de genoemde kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling na te komen, is het haar verantwoordelijkheid op tijd daarvoor de nodige hulp van anderen in te roepen.
3.11
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal beslissen als hierna te melden.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 13 februari 2023 en, opnieuw recht doende:
bepaalt dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van [appellante] wordt voortgezet.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P.M. Hennekens, H.C. Frankena en A.E. de Vos, en is op 3 april 2023 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 12 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI0455, rov. 3.3.2.
2.HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8174, rov. 3.4.