ECLI:NL:HR:2009:BI0455
Hoge Raad
- Cassatie
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van verwijtbaarheid van de saniet
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van verzoeker, die zonder vaste woon- en/of verblijfplaats is. De rechtbank Utrecht had op 4 januari 2006 de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. De bewindvoerder had in 2006 een verzoek tot beëindiging van de regeling ingediend, maar dit verzoek werd op 20 november 2006 ingetrokken. Een nieuw verzoek tot beëindiging werd behandeld op 14 mei 2008, omdat verzoeker zijn informatieverplichtingen niet nakwam. De rechtbank beëindigde de schuldsaneringsregeling op 21 mei 2008, wat verzoeker in hoger beroep aanvocht. Het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde het vonnis op 31 juli 2008, waarna verzoeker cassatie aantekende.
In cassatie werd door de Advocaat-Generaal J. Wuisman geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het hof. Verzoeker voerde aan dat hem geen verwijt kon worden gemaakt van de niet-nakoming van zijn verplichtingen, omdat hij analfabeet is en psychische klachten ondervindt door traumatische ervaringen. Het hof oordeelde echter dat de uitvoering van de schuldsaneringsregeling ernstig werd belemmerd door verzoekers problemen, zonder dat er een sociaal vangnet of behandelplan was.
De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof mogelijk een onjuiste rechtsopvatting had over de vereiste verwijtbaarheid voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling, en dat het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd was. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de schuldenaar bij de beëindiging van de schuldsaneringsregeling.