ECLI:NL:GHARL:2023:3100

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
11 april 2023
Zaaknummer
200.301.913/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot betaling van gefactureerde werkzaamheden voor IAMS 2020

In deze zaak heeft Biks Beheer B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin haar vordering tot betaling van gefactureerde werkzaamheden voor de IAMS 2020 werd afgewezen. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 7 juni 2022 Biks de gelegenheid geboden om nader toe te lichten en te onderbouwen dat de gefactureerde werkzaamheden ten behoeve van Super Car Sunday B.V. (SCS) zijn verricht. Biks heeft echter in haar akte na tussenarrest onvoldoende bewijs geleverd om haar stelling te onderbouwen. Het hof oordeelt dat Biks niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk werkzaamheden voor SCS heeft verricht en dat haar hoger beroep derhalve niet slaagt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Biks tot betaling van de proceskosten in hoger beroep, inclusief nakosten. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze kan worden afgedwongen, zelfs als Biks de zaak aan de Hoge Raad voorlegt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.301.913/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 8915263
arrest van 11 april 2023
in de zaak van
Biks Beheer B.V.
die is gevestigd in Steenbergen
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de kantonrechter optrad als eiseres
hierna te noemen
Biks
vertegenwoordigd mr. M.J. Meijer
tegen
Super Car Sunday B.V.
die is gevestigd in Huizen
verweerster in hoger beroep
en die bij de kantonrechter optrad als gedaagde
hierna
SCSte noemen,
vertegenwoordigd door mr. H.W. Prillevitz

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 7 juni 2022 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. In dat tussenarrest is aan Biks de gelegenheid geboden bij akte nader toe te lichten en te onderbouwen dat de gefactureerde werkzaamheden ten behoeve van SCS voor de IAMS 2020 zijn verricht.
1.2
Biks heeft hierna een akte na tussenarrest met productie genomen. SCS heeft daarna het verstek gezuiverd en een memorie van antwoord genomen, waarin zij de grieven van Biks heeft bestreden.
1.3
Vervolgens heeft het hof een datum voor arrest bepaald.
1.4
Mr. Koolkoven is niet langer aan het hof verbonden. Daarom is mr. Lorist in haar plaats aan de combinatie toegevoegd.

2.De verdere beoordeling van de grieven van Biks na het verweer van SCS

Herstelfunctie hoger beroep en geen gerechtelijke erkentenis
2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis vastgesteld dat Biks haar vordering niet baseert op de stelling dat zij expliciet opdracht heeft gekregen voor haar werkzaamheden, maar op de stelling dat de samenwerking “cfr. de bestendige gedragslijn uit 2019 zeer nadrukkelijk door partijen in doen en laten vervolgd/voortgezet is”. In hoger beroep is Biks hiertegen opgekomen. Biks stelt dat zij zeer nadrukkelijk op 27 maart 2019 opdracht van de toenmalige bestuurder heer [naam1] heeft gekregen voor het verrichten van werkzaamheden te behoeve van de IAMS 2020. Ter onderbouwing verwijst Biks naar de door haar als productie 9 bij memorie van grieven overgelegde verklaring van de heer [naam1] van 11 september 2021.
2.2
SCS heeft in reactie hierop in de memorie van antwoord aangevoerd dat die stelling in strijd is met het in eerste aanleg door Biks ingenomen standpunt en dat van één van de in artikel 154 lid 2 Rv genoemde voorwaarden voor het terug kunnen komen op deze erkentenis geen sprake is.
2.3
Het hof verwerpt dit betoog van SCS. Het hoger beroep kan er immers (mede) toe dienen om de appellerende partij de gelegenheid te bieden tot het verbeteren en aanvullen van wat zij bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten (de herstelfunctie van het hoger beroep). Er is geen sprake van een gerechtelijke erkentenis als bedoeld in artikel 154 Rv.
Werkzaamheden voor IAMS 2020 ten behoeve van SCS niet aangetoond
2.4
In het tussenarrest is Biks de gelegenheid geboden om nader toe te lichten en te onderbouwen dat de gefactureerde werkzaamheden ten behoeve van SCS voor de IAMS 2020 zijn verricht. Die mogelijkheid heeft Biks in haar akte na tussenarrest onvoldoende benut. Biks heeft volstaan met het overleggen van enkele overzichten, maar deze zijn door haarzelf opgesteld en nauwelijks toegelicht. Wat in elk geval ontbreekt is een minimale uitleg die het hof en SCS in staat stelt om te controleren of de werkzaamheden en bedragen die in de desbetreffende periode zijn gefactureerd stroken met daadwerkelijk verrichte werkzaamheden in die periode. Verder blijkt uit de overzichten niet dat de werkzaamheden ten behoeve van SCS zijn verricht, zodat niet valt uit te sluiten dat Biks bij de uitvoering van die werkzaamheden zowel voor 402 Automotive als voor SCS is opgetreden. Mede gelet op het verweer van SCS en met name het e-mailbericht van 18 juli 2019 van [naam2] aan [naam1] (via e-mailadressen van 402 Automotive), waarin [naam2] informeert aan wie hij werkzaamheden in rekening zou mogen brengen en voor welk bedrag, lag het op de weg van Biks daar wel nader inzicht in te geven. Biks heeft nagelaten dat inzicht te verschaffen.
2.5
Voor zover Biks in haar akte na tussenarrest aanbiedt van een aantal bedrijven een schriftelijke bevestiging van het bezoek en de boeking na te sturen, is dat te laat. Biks is in het tussenarrest in de gelegenheid gesteld om een nadere onderbouwing in het geding te brengen en er bestaat geen aanleiding om Biks die gelegenheid nogmaals te bieden.
2.6
Biks heeft dus onvoldoende aangetoond dat zij daadwerkelijk werkzaamheden voor de IAMS 2020 ten behoeve van SCS heeft verricht.
2.7
Bij deze stand van zaken behoeft de vraag of het in rechtsoverweging 5.3 van het tussenarrest weergegeven oordeel van het hof, over de door Biks gestelde overeenkomst van opdracht, met inachtneming van het bij de memorie van antwoord van SCS gevoerde verweer in stand kan blijven, geen bespreking meer.
De conclusie
2.8
Het hoger beroep van Biks slaagt daarmee niet. Het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd.
2.9
Omdat Biks in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof haar tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak [1] .
2.1
De (proceskosten)veroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 18 augustus 2021;
veroordeelt Biks tot betaling van de volgende proceskosten van SCS:
€ 783,- griffierecht,
€ 836,- salaris van de advocaat van SCS (1 procespunt x appeltarief I);
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, J. Smit en M.M. Lorist, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
11 april 2023.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.