Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
2.1 De Bruikgever verleent hierbij aan de Gebruiker:
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellante] tegen Stichting Kasteel De Haar. [appellante] heeft samen met haar vier halfzussen een beperkt gebruiksrecht ten aanzien van Kasteel De Haar, dat door hun vader aan Stichting Kasteel is overgedragen. De vader is op 2 januari 2011 overleden en de nalatenschap wordt beheerd door een trust. [appellante] heeft in het verleden gebruik gemaakt van het kasteel, maar is de toegang ontzegd door de familievertegenwoordiger, die is aangewezen om het gebruiksrecht te coördineren. De kantonrechter heeft de vordering van [appellante] tot toegang tot het kasteel afgewezen, omdat het gebruiksrecht beperkt is en de familievertegenwoordiger geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik.
In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat [appellante] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar gepretendeerde eigendomsrecht en dat de vordering niet toewijsbaar is, omdat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. Het hof heeft vastgesteld dat Stichting Kasteel het gebruiksrecht niet kan verlenen, omdat dit recht is verleend door Stichting Exploitatie. Het hof heeft partijen aangemoedigd om in overleg te treden over de voorwaarden waaronder het gebruiksrecht kan worden hervat. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellante] veroordeeld tot betaling van de proceskosten.